Brief aan broeder Dieuguerit
Voor Broertje-Zeven-Mei, de fantasyfanman, voor Blond, het rebelse Café Blond en voor onze anarchistische bewonderingswaardige Lise, uit De eerste vertelling rond Bloedhaen door Ŭriël.
[...]
Kort na de verzending ging het eerste deel van mijn Brief schijnbaar al verloren.
Merkwaardig snel.
Het deel ligt intussen te Rome in een kluis van de Zwitserse Garde.
Het heeft een fortuin gekost uit de schatkamers aldaar.
Er zal eeuwenlater nog slechts een snipper van terechtkomen in een frigide vochtige grot onder de winderige bajeskerk op een brokkelige klif bij Sea Girt.
De beschadigingen aan de beide delen van de brief lijken moedwillig en met haat ingekrast. Als door een razendscherpe klauw.
Klopt.
Ze had gelijk, bloedmooie Wiene Bloedhaen, de piekerende engel. Haar kozijn was met het Boek nog weinig ver gegaan.
Enkel een brief had hij gelezen, onaards soort perkament, van zwarte inkt beschreven. Het was op een avond vantussen het dikke boek gewaaid alsof het zo moest zijn.
Nieuwsgierig als hij is, uiterst geconcentreerd, was de vreemde brief door een innerlijke, dromerige stem -ze vertaalde het buitenaardse geschrift- aan hem begonnen met voorlezen bij het genot van een eerste glas fruitige jonge wijn dewelke Wiene, om God-weet-welke reden, in de woonkamer op het kaneelbruine parket had achtergelaten.
Dat werden er twee-drie, die glazen.
Toen, onder een monsterlijk en plots besef, was zijn Wereld in mekaar verzwolgen.
Twee flessen Beaujolais waren er die nacht in het huis door hem geleegd. Tevens: zakje nog met twee gram wiet.
Voor minder doen we het niet. In acht genomen het voor mensen verbijsterend Epistel:
Het is, Broer, in de menselijke gedaante van een -vanzelf- linkshandige onverlaat dat ik U, met heel mijn hart, deze brief toestuur. Een schrijfffout kan dus voorvallen. Of een veeg van de mouw. [onleesbaar]
[onleesbaar] zijn het anders gewend. Ook na al die tijd nog bekruipt mij het gevoel van onbehagen dat gepaard gaat met het menselijk bestaan.
Mensen wijten het vaak aan zichzelf. Voornamelijk aan anderen.
Ze verleren het om hogerop te denken. Ze weten niets, Raf, en dat houden we maar zo.
U weet evengoed, Deugniet: ze zouden werkelijk krankzinnig worden, allemaal, mochten ze de bovennatuurlijke essentie bevroeden van het natuurlijke bestaan.
[onleesbaar]
Ze krabben naar de waarheid alsof er slechts maar één is.
Ze vechten om geschriften, sacrale aantekeningen, die inderdaad een deel bevatten. Doch nooit bedoeld vereerd te worden als Enige en eeuwige.
Ze klauwen naar de vrouw alsof zij minderwaardig is. Dat zet mij toch Kwaad Bloed.
Terwijl, U weet, oorspronkelijk een vrouw hen moest vooruitbrengen.
Wie, in hemelsnaam, heeft hen al die aperte testosteronzin wijsgemaakt?
Ik vermoed: mensen.
Mannen welvoornamelijk. Zij zijn namelijk steeds de edelsten en nobelsten geweest onder de mensen, onder de dieren, dat geloven ze echt zelf, de heren, al duizenden bloedige jaren.
Trawanten van onze oude en bekende Ahtu, de Kruipende Mist? Mogelijks.
Hij glorieert inmiddels al 10.000 jaar.
Soms zie ik Hem, kruisen onze blikken langs een doordeweekse straat. Hij grinnikt steeds wanneer Hij me ziet en wuift heel even. Ondanks zijn zuivere kwaadaardigheid, Hij blijft helaas een bloedverwant, zegt men op Aarde. Er valt soms goed mee op te schieten. Hij kan zeer vleiend en charmant zijn. Vermomd ook als een wondermooie vrouw. Daar is Hij de keizer in. De zwarte Keizerin.
Hoe heeft Hij de mens ooit zover gekregen om aan het jagersverzamelaarsbestaan te verzaken en tempels op te richten, akkers te beploegen, macht te schenken aan de man.
[onleesbaar]
Want ik heb steeds, bijvoorbeeld, bewonderd hoe ze blijven proberen om kennis te verzamelen over het Heelal. Ze geven maar niet op.
Denken ze dan werkelijk, vraag ik me wekelijks af, dat er met fossiele brandstoffen [onleesbaar]
Hilarisch zijn ze, onze Kinderen. Onachtzaam en onwetend.
Zoals gezegd: dat behoeven ze te zijn. Anders werd het leven hen ondraaglijk.
A.I. uiteraard zal spoedig zowat alles gaan veranderen.
Vermoeden er kinderen wat er op komst is? Er zullen er wel zijn, ja. Soms schijn ik hen te ontmoeten.
Waar ergens hang jij uit, Řaphaël? Doet U soms nog steeds aan hurling, zoals ik dat poog te doen? Ook al vaak een essensmeet gekregen?
Er valt in Europa momenteel met weinigen te praten. Sporten daarentegen.
Liefs
De Ŭwe
∞
P.S. Voorbije maand ontmoette ik Gawdat en Harari. Brengt U ook die namen in het Boek aan, Řafaël? Twee mannen. Goeie mannen.
(Konden we alles van hieruit naar onze hand zetten, wij Vier, dan trokken we de macht bij alle mannen weg. Slaan met brandend zwaard de terreur en de hypermasculiene giftigheid neer, waarin de Mist zich steeds overal rondwarend verhult. We heffen de globale weerstand tegen vrouwen op. Geven hen eindelijk de macht van het oerse Oude Matriarchaat terug. Bijgestaan door de raad, zoals ook wij onze Raad, de Amen hebben: een engelenschare van intelligente, doorvoelende wezens, waaronder mannen als Harari en Gawdat. Ze blijven, uiteraard, inwisselbaar: Ezechiël, Salomon, Sappho, d’Arc, Howlin' Wolf, His Airness Michael Jordan, de nobele Hugo Claus, de Heilige Trinitie Elsvincelia, influencer Beyoncé Knowles, Dim, Sint-Kaartje, Ingenieuze Maarten, Motorkoning Max, de pientere Alix, bijgenaamd "Ali-en-nog-iets", enzovoort. O: niet Caesar, dat antieke ijdeltuitkrapuul, wel Keizer Augustus. En houden steeds het algemeen belang voor op zichzelf, uiteraard. Verplaatsen zich in anderen. (Voor MJ echter moeilijk: hij vliegt los eroverheen.)
Waar is [onleesbaar]
Nu zeven geschreven, zoals U me vroeg. Kan niet meer. Heeft geen zin, zo lijkt het soms. Wanhoop kende ik daarboven nooit, maar hierzo is het pasmunt. Doch ik zal aan Uw woorden denken, geduld indachtig, en blindelings vooruitziend.
Kus
Eeuwig Uw Broer