Lezen

Blaf

De gewelddadigheid van het bestaan overvalt de teerhuidige reeds bij het ontwaken. Slapen heeft het voordeel dat die in zijn bewustzijnsverandering immuun is voor de terreur van het lawaai. Maar het geblaf en het gehuil van de aanfluiting voor een wolf dringt grensoverschrijdend hun oor binnen. Maar is het een daad van geweld? Is er een verschil met de nachtegaal die instinctief een lied baart? Die is de deur nog niet uit of de slijpmachine bijt zich vast in hun weke zenuwen. Zou een lobotomie helpen tegen hun misofonie? Toch wil die niet doof zijn. Ooit is er een dag dat die de zeurende autostrade eens niet zal horen door een nieuwe pandemie, en dan wil die naar de stilte luisteren. Afwezigheid van menselijk geluid is hun ijdele hoop. Kraaide de haan al voor die gedomesticeerd werd? De hond is een biologisch wapen, een ontaard wild dier, misbruikt voor ons gemak. Het blaffen een daad van passieve agressie als de vlooienmagneet het bezit bewaakt of prooi opjaagt. Van jacht- en waakhond naar gezelschapsdier is een kleine stap, maar geef hen de oeros, als die maar niet loeit. Die droomde van zuiverheid en was blind voor hun eigen gewelddadigheid. Vlees eten zou moeten beperkt worden tot van nature gestorven dieren, van ouderdom, van ziekte. Overhoop gemaaide egels maakte hen pisnijdig. Op een dag zou die werk maken van de Cosmopolitan Donkey, want ook balken vond die een misplaatste grap, een aberratie. Die miste de corona-lockdown, de dolfijnen in de Venetiaanse lagune, de zichtbare bodem, de zuivere lucht. Op een nacht met avondklok kwam uit het niets een wezen uit het ghetto van bomen. Te klein voor een vos, te gedrongen voor een kat. En vervolgens een tweede. Steenmarters, twee bruute mannetjes, begonnen te vechten voor zaadlozing en terrein. In elkaar gevlochten worstelden ze over het verlaten asfalt. Alstublieft, stop met elkaar de pik en de testikels af te bijten. Geef jullie over aan al de kabels van die salariswagens, vergrijp je aan de decadentie. Een pick-up met LNG-tank reed hen bijna van hun sokken. Zelfs op het zebrapad ben je je leven niet zeker. Die schudde met hun kontje, de hartslag schakelt een versnelling hoger om het in auto-mechanisch jargon te formuleren. Als binnenkort de eeuwenoude eiken moeten sneuvelen voor de overbodige keerlus, zal die zich vastketenen aan de bomen. Wanneer ben je een groene fascist? Als je meer geeft om de laatste blauwe vinvis dan om een verdronken zeemeerminnetje op de vlucht voor oorlog en honger? Die was woke en ijverde voor totale dekolonisatie, maar was ook ooit gedwongen opgenomen nadat die zich volledig ontkleed had in de winkelstraat. Red de schaamluis had die geschreven op hun naakte huid. Ik ben een harige symbiose van triljoenen cellen, hoe ouder de bultrug hoe meer zeepokken. Ik ben weerloos, alle teken en bloedzuigers mogen gedijen op mijn grenzeloosheid, tot ik wormstekig verga en opga in stuifzwammen en judasoren. Die zag hun stad voor wat ze werkelijk was: een reïncarnatie van Babylon, maar in plaats van sodomie was er de hersenspoeling van verdienste en een gehaaid verbod op openlijke jaloezie, terwijl de eendimensionale hebzucht alles dreef. De legale vastgoedmaffia en bouwterroristen waren de ware leiders van hun leefomgeving. Met overfokte pitbull terriërs bewaken ze hun bezit dat ze zonder scrupules en met meedogenloos geweld gecumuleerd hebben, niet wetende dat de wolvinnen terug zijn. De kinderen verstoten door de narcistische psychopaten omwille van hun zachtheid zullen zij zogen. Het geblaf, geboor en gehuichel wordt overstemd door hun gehuil. De hemelse vrede is altijd ondermaans geweest. Enkel de vergankelijkheid is eeuwig. Wolvinnen zogen de stichters van de nieuwe stad. Geweldig. Tjens Couter - Walking the dog (1978)

Kameraad 60
10 1

Brief aan broeder Dieuguerit

Voor Broertje-Zeven-Mei, de fantasyfanman, voor Blond, het rebelse Café Blond en voor onze anarchistische bewonderingswaardige Lise, uit De eerste vertelling rond Bloedhaen door Ŭriël.   [...]   Kort na de verzending ging het eerste deel van mijn Brief schijnbaar al verloren. Merkwaardig snel. Het deel ligt intussen te Rome in een kluis van de Zwitserse Garde. Het heeft een fortuin gekost uit de schatkamers aldaar. Er zal eeuwenlater nog slechts een snipper van terechtkomen in een frigide vochtige grot onder de winderige bajeskerk op een brokkelige klif bij Sea Girt. De beschadigingen aan de beide delen van de brief lijken moedwillig en met haat ingekrast. Als door een razendscherpe klauw. Klopt.   Ze had gelijk, bloedmooie Wiene Bloedhaen, de piekerende engel. Haar kozijn was met het Boek nog weinig ver gegaan. Enkel een brief had hij gelezen, onaards soort perkament, van zwarte inkt beschreven. Het was op een avond vantussen het dikke boek gewaaid alsof het zo moest zijn. Nieuwsgierig als hij is, uiterst geconcentreerd, was de vreemde brief door een innerlijke, dromerige stem -ze vertaalde het buitenaardse geschrift- aan hem begonnen met voorlezen bij het genot van een eerste glas fruitige jonge wijn dewelke Wiene, om God-weet-welke reden, in de woonkamer op het kaneelbruine parket had achtergelaten. Dat werden er twee-drie, die glazen. Toen, onder een monsterlijk en plots besef, was zijn Wereld in mekaar verzwolgen. Twee flessen Beaujolais waren er die nacht in het huis door hem geleegd. Tevens: zakje nog met twee gram wiet. Voor minder doen we het niet. In acht genomen het voor mensen verbijsterend Epistel:   Het is, Broer, in de menselijke gedaante van een -vanzelf- linkshandige onverlaat dat ik U, met heel mijn hart, deze brief toestuur. Een schrijfffout kan dus voorvallen. Of een veeg van de mouw. [onleesbaar]               [onleesbaar]                 zijn het anders gewend. Ook na al die tijd nog bekruipt mij het gevoel van onbehagen dat gepaard gaat met het menselijk bestaan. Mensen wijten het vaak aan zichzelf. Voornamelijk aan anderen. Ze verleren het om hogerop te denken. Ze weten niets, Raf, en dat houden we maar zo. U weet evengoed, Deugniet: ze zouden werkelijk krankzinnig worden, allemaal, mochten ze de bovennatuurlijke essentie bevroeden van het natuurlijke bestaan. [onleesbaar] Ze krabben naar de waarheid alsof er slechts maar één is. Ze vechten om geschriften, sacrale aantekeningen, die inderdaad een deel bevatten. Doch nooit bedoeld vereerd te worden als Enige en eeuwige. Ze klauwen naar de vrouw alsof zij minderwaardig is. Dat zet mij toch Kwaad Bloed. Terwijl, U weet, oorspronkelijk een vrouw hen moest vooruitbrengen. Wie, in hemelsnaam, heeft hen al die aperte testosteronzin wijsgemaakt? Ik vermoed: mensen. Mannen welvoornamelijk. Zij zijn namelijk steeds de edelsten en nobelsten geweest onder de mensen, onder de dieren, dat geloven ze echt zelf, de heren, al duizenden bloedige jaren. Trawanten van onze oude en bekende Ahtu, de Kruipende Mist? Mogelijks. Hij glorieert inmiddels al 10.000 jaar. Soms zie ik Hem, kruisen onze blikken langs een doordeweekse straat. Hij grinnikt steeds wanneer Hij me ziet en wuift heel even. Ondanks zijn zuivere kwaadaardigheid, Hij blijft helaas een bloedverwant, zegt men op Aarde. Er valt soms goed mee op te schieten. Hij kan zeer vleiend en charmant zijn. Vermomd ook als een wondermooie vrouw. Daar is Hij de keizer in. De zwarte Keizerin. Hoe heeft Hij de mens ooit zover gekregen om aan het jagersverzamelaarsbestaan te verzaken en tempels op te richten, akkers te beploegen, macht te schenken aan de man. [onleesbaar] Want ik heb steeds, bijvoorbeeld, bewonderd hoe ze blijven proberen om kennis te verzamelen over het Heelal. Ze geven maar niet op. Denken ze dan werkelijk, vraag ik me wekelijks af, dat er met fossiele brandstoffen [onleesbaar] Hilarisch zijn ze, onze Kinderen. Onachtzaam en onwetend. Zoals gezegd: dat behoeven ze te zijn. Anders werd het leven hen ondraaglijk. A.I. uiteraard zal spoedig zowat alles gaan veranderen. Vermoeden er kinderen wat er op komst is? Er zullen er wel zijn, ja. Soms schijn ik hen te ontmoeten. Waar ergens hang jij uit, Řaphaël? Doet U soms nog steeds aan hurling, zoals ik dat poog te doen? Ook al vaak een essensmeet gekregen? Er valt in Europa momenteel met weinigen te praten. Sporten daarentegen. Liefs De Ŭwe ∞ P.S. Voorbije maand ontmoette ik Gawdat en Harari. Brengt U ook die namen in het Boek aan, Řafaël? Twee mannen. Goeie mannen. (Konden we alles van hieruit naar onze hand zetten, wij Vier, dan trokken we de macht bij alle mannen weg. Slaan met brandend zwaard de terreur en de hypermasculiene giftigheid neer, waarin de Mist zich steeds overal rondwarend verhult. We heffen de globale weerstand tegen vrouwen op. Geven hen eindelijk de macht van het oerse Oude Matriarchaat terug. Bijgestaan door de raad, zoals ook wij onze Raad, de Amen hebben: een engelenschare van intelligente, doorvoelende wezens, waaronder mannen als Harari en Gawdat. Ze blijven, uiteraard, inwisselbaar: Ezechiël, Salomon, Sappho, d’Arc, Howlin' Wolf, His Airness Michael Jordan, de nobele Hugo Claus, de Heilige Trinitie Elsvincelia, influencer Beyoncé Knowles, Dim, Sint-Kaartje, Ingenieuze Maarten, Motorkoning Max, de pientere Alix, bijgenaamd "Ali-en-nog-iets", enzovoort. O: niet Caesar, dat antieke ijdeltuitkrapuul, wel Keizer Augustus. En houden steeds het algemeen belang voor op zichzelf, uiteraard. Verplaatsen zich in anderen. (Voor MJ echter moeilijk: hij vliegt los eroverheen.) Waar is [onleesbaar] Nu zeven geschreven, zoals U me vroeg. Kan niet meer. Heeft geen zin, zo lijkt het soms. Wanhoop kende ik daarboven nooit, maar hierzo is het pasmunt. Doch ik zal aan Uw woorden denken, geduld indachtig, en blindelings vooruitziend. Kus Eeuwig Uw Broer              

D. Haentjens
104 0

Vroeg gevogel

De nacht is achter de rug en ik lig erop.  Met graagte, gretigheid en genoegen zou ik nu van toon veranderen en een teder, sensueel en liefdevol stukje schrijven over mijn huwelijksleven en de daarmee gepaard gaande intieme activiteiten. Verdorie, door die ‘gepaard’-woordkeuze visualiseer ik mezelf meteen weer als dekhengst met een indrukwekkend libido. Wat is dat toch met ons, mannen? Waarom moeten we altijd zo vulgair en opschepperig worden als het daarover gaat?  Gelukkig heb ik het in mijn openingszin gewoon over mijn rug, beste lezer, en mijn recent verworven vaardigheid om erop te slapen en bijgevolg ook wakker te worden. ‘Openingszin’ is in dezen trouwens geen synoniem van seksuele lust, dat had je al begrepen. Ik word graag wakker. Bewust van de geboorte van een nieuwe dag. Het venster staat open en de vogeltjes fluiten om ter vrolijkst en vreugdevolst. Zo wordt een mens opgewekt gewekt. Het lijkt wel alsof ze elkaar willen overstemmen, of overvleugelen. Een kakofonie aan bekoorlijke geluiden, al zingen ze allesbehalve in koor.  Die kakofonie deed me denken aan een gezinswandelingetje van een paar weken geleden. Het zonnetje scheen op mijn pas geschoren bolletje, de kinderen gedroegen zich heerlijk harmonieus en de hond huppelde lachwekkende sprongetjes in het hoge gras naast de straat. Net toen ik een woordgrapje maakte waar ik alleen hartelijk om lachte en bijgevolg bijna heel het gezin, omdat mijn hartelijk lachen volgens hen veeleer op het wilde gehijg van een mannetjeshyena in paringstijd lijkt, voelde ik vanuit het niets een paar dikke druppels op mijn hoofd belanden. Terwijl ik instinctmatig naar mijn schedel en mijn gemillimeterde kruin greep, kakelde mijn oudste dochter dat ik eens dringend moest leren lachen. Niet in de betekenis van ‘je bent altijd zo ernstig’, maar gewoon, rustig en onopvallend, zoals normale mensen lachen.  In de tussentijd voelde ik plakkerig vocht aan mijn vingers en zag ik op mijn rechterschouder een kwakje witgrijze smurrie. ‘Onopvallend? Terwijl er volop vogelstront op me valt, bedoel je!’ Voor de volledigheid geef ik even mee dat er een paar vreselijke krachttermen volgden aan het adres van alles wat vleugels heeft, dat ik als een bezetene, vol afschuw, naar het hoge gras spurtte en enkele flinke bussels uit de grond rukte om mijn hoofd, schouder en handen af te vegen, dit alles terwijl ik luid ‘bèèh, bèèh, bèèh!’ riep. Chaos alom. De kinderen kirden van de pret, mijn echtgenote stond voorovergebogen met buikkrampen van het gieren, ongeruste buren kwamen naar buiten gelopen, enkele schapen uit de weide van iets verderop werden bijzonder onrustig en lawaaierig, een voorbijrijdende fietser week bruusk uit en kwam bijna ten val omdat hij dacht dat hij ging bestormd worden door een hysterische, mentaal gestoorde kaalkop met groene plukken haar en een tiental meter daarboven krijste een zwerm sadistische en waarschijnlijk net ontlaste vogels. Gelukkig is dat allemaal áchter de rug. Wakkerder en wakkerder word ik. Wat ken ik eigenlijk weinig van vogels. En wat dan nog? Kennen vogels veel van mensen? Zou een doorsnee ekster een Kameroener van een Chinees of een Ier kunnen onderscheiden? Ik betwijfel het. Ik hoor, denk ik, mussen. En duiven. Een kraai? Van alles wat. Waarschijnlijk ook kauwen, want daar zit het hier vol mee. Ineens een heel gek getjilp. Volledig uit de toon. Een vreemde eend? Eentje die bijt? Nee, het is een fuut. Ongetwijfeld. Ik twijfel nooit over vogelgeluiden en als ik dat toch doe, wijs ik telkens een fuut als uitvoerder aan. Omdat het grappig is om ‘fuut’ te zeggen. Het doet me denken aan een scheidsrechter die een wedstrijd op gang fluit, het al dan niet discreet laten ontsnappen van lichaamsgassen en het irritante geluid dat vroeger weleens het testbeeld van de televisie begeleidde, terwijl ik vol ongeduld wachtte op het begin van de uitzendingen. Ik ben zelf altijd een vroege vogel geweest. Mijn aangetrouwde bedgenote draait zich om. In mijn richting. Ze slaapt misschien nog, maar toch stoot ik haar aan. Zonder te checken of ze daadwerkelijk wakker of werkelijk wakker voor de daad is (sorry, kan het niet laten), zadel ik haar op met een kersvers raadseltje. ‘Welke vogels stinken als ze transpireren?’ Ik geef haar een por en herhaal de vraag, iets minder zacht fluisterend. Ze reageert niet. Ik panikeer een ogenblikje en hoor haar dan weer langzaam ademen. Gelukkig. ‘Zweetfuten!’ kir ik. Check reactie. Geen. Ik profiteer er even van om nog snel een paar keer ‘fuut’ te zeggen. Ik ben zo blij. Dit wordt een mooie dag, ik voel het aan alles. Naast mij wordt ademen heel stilletjes zuchten. Of snurken. In elk geval een deugddoend briesje. Fuut.  

Danny Vandenberk
0 0