Van poezie tot proza

Omschrijving

monogram: Nicolas Marichal

 

Al jaren kom ik in dit kapsalon’, zo luidt de eerste versregel uit het onderstaande gedicht van Christine Van den Hove. Gebruik deze zin als begin van een verhaal. Verwerk de elementen uit haar gedicht in een essentieel stukje proza dat

maximaal 700 woorden telt, dat was de opdracht van deze schrijfkans. 

 

Jury

De auteur van het gedicht, Christine Van den Hove en schrijfgenoot Kathleen Verbiest lazen alle inzendingen en kozen één winnaar, Lode Van Wabeke, en twee schrijvers die ze graag een eervolle vermelding geven: Sholeh Rezazadeh en Katalina

 

Prijs

Het kapsalonproza van Lode Van Wabeke schittert in de volgende editie van SCHRIJF, de halfjaarlijkse cursus- en wedstrijdbrochure van Creatief Schrijven vzw, die verschijnt in een oplage van 4.000 exemplaren.  

 

 

Winnende tekst

 

Conditioner(ing)

Lode Van Wabeke

 

Al jaren kom ik in dit kapsalon. Elke veertien dagen draag ik mijn eerbiedwaardig haar als een processie dit heiligdom binnen. De rituelen zijn al die tijd onveranderlijk gebleven, nog altijd even krachtig en eenduidig. Ik duw de glazen deur open. Een zwoel geurenpalet van haarprodukten waait me in het gezicht, en even ook een scherp ammoniakgeurtje dat in de overvloed weer verdwijnt. Ik word verwelkomd op een manier alsof het jaren geleden is dat ze me hebben gezien. Zoals altijd zitten er twee dames voor de spiegel en eentje aan de wastafel. Ik neem plaats in het kleine wachtsalon en zonder te vragen wordt een cappucinno met een stukje zelfgebakken cake gebracht. Van klantvriendelijkheid kennen ze hier alles. Ik neem een tijdschrift van het stapeltje naast me en vang onderwijl de gesprekken op. De dames kijken elkaar via de grote spiegel aan die veelbetekende blikken discreet doorgeeft. Ik luister maar neem nog niet deel, een van de onuitgesproken gedragsregels in dit huis. Je mengt je pas wanneer je als volwaardige medestander voor de spiegel zit. Niet eerder. De leerlingkapsters antwoorden de dames met ’Zeker wel’…’Dat geloof ik goed’….en ’O ja?’, korte zinnetjes die hun vermeende interesse moeten waarborgen terwijl ze zich op het kapsel proberen concentreren.
‘U mag aan de wastafel komen zitten’ zegt een piepjong meisje. Ik kijk over haar schouder en wissel even een korte blik met mijn vaste kapster Marianne. Alleen zij weet ervan. Ze zegt tegen het meisje: ‘Kom jij hier even afwerken Kimberly, alleen nog wat styling crème en brushen.’ Aan de wastafel gaat Marianne achter me staan en vraagt zoals steeds : ‘Hoe gaat het mevrouw Baekelandt, alles goed?’

‘Het gaat Marianne, het gaat.’ Ik leg m’n hoofd in de uitsparing. Vlak achter m’n oren wordt de kraan met luid gesis opengedraaid. Fijne waterdruppeltjes spatten in mijn nek.  

‘Goed zo van temperatuur?’ vraagt ze.

‘Ideaal’ zeg ik. Maar ze kneedt mijn hoofd maar alsof. Zonder de straal aan te raken laat ze het water weglopen en brengt met de broes in haar handen een beetje schuim tot leven, waarvan ze behoedzaam een paar langwerpige plukjes op m’n haar legt. Ze neemt een plantenspuit en nevelt zolang tot m’n lokken door en door nat lijken te zijn. De plukjes schuim lijken op shampooresten. Met een handdoek duwt ze zachtjes m’n hoofd droog, alsof ze een delicate wonde dept.

‘U mag voor de spiegel gaan zitten’ zegt ze. Wanneer ik de weg van de wastafel naar de spiegel afleg is het altijd even afwachten of ik een ingewijde zal worden. Vergis je niet, al van bij het binnenkomen hebben de dames me gemonsterd, en ofwel wordt bij mijn komst aan de grote spiegel het gesprek op iets anders gebracht, ofwel gaat het gewoon verder en word ik een vertrouwelinge. Ze kijken even op wanneer ik ga zitten, geven blijk van herkenning, en de verste mevrouw maakt haar onderbroken zin gewoon af. ‘Zij is vierentwintig geloof ik, hij een eind in de veertig.’ 
‘Hoe zou u het willen?’ vraagt Marianne.
‘De vorige keer was het echt prima.’ zeg ik.
‘Dat doen we dan gewoon nog eens over, niet?’ Marianne heeft, zoals altijd wanneer ik om vier uur een afspraak heb, het geknipte haar van een voorganger onder de stoel laten liggen. Voor die rol kiest ze onwetenden met dezelfde haarkleur uit. Marianne gaat met haar rug naar de andere dames staan en begint. Maar Marianne knipt niet echt. Ze laat de twee benen van de schaar gretig over elkaar grissen, het ritmisch geklik gebeurt meesterlijk, maar ze raakt mijn pruik niet aan. Ze stopt even, rolt de droogkap over een van de dames en doet dan onverstoorbaar verder. Ik hou intens van deze momenten. Tijdens de laatste omhaling van meneer Chemo zei ik: ‘Je kan m’n rug op, klootzak.’ Marianne laat de warme haardroger over m’n gezicht gaan, zoals afgesproken. Een van de dames zegt: ‘Je moest eens weten hoe het daar in die familie écht zit...’ Onze blikken kruisen elkaar en ik knik ja zonder te weten waar ze het over hebben. Marianne houdt haar vlakke hand voor mijn aangezicht en spuit wat salvo’s haarlak. Van klantvriendelijkheid kennen ze hier alles.

 

Juryverslag 

 

Alleen al de titel is een pareltje: een slimme vondst die als een tweekleurige vlag perfect de lading van de tekst dekt. Ook de inleiding laat meteen zien dat we hier te maken hebben met iemand die het schrijversvak kent. De beschrijvingen in de eerste paragraaf tonen namelijk aan dat er grondig imaginair voorbereidingswerk werd verricht. Want dat is hoe je een geloofwaardige plaatsbeschrijving neerzet: eerst roep je de plek die je wilt beschrijven op in je verbeelding. Je wandelt er in gedachten even rond, geeft je zintuigen goed de kost, en pas daarna pen je je bevindingen neer. Op die manier krijg je beschrijvingen die helemaal kloppen, zoals deze.

 

Het zinnetje "van klantvriendelijkheid kennen ze hier alles" lijkt aanvankelijk een banale opmerking. Wanneer deze woorden aan het einde van het verhaal herhaald worden, leren we echter hun volledige draagwijdte kennen. We hebben hier dus bovendien te maken met een schrijver die vooruitdenkt en terugschakelt.

Ook de opbouw is niet uit de losse pols geschud: zinnetjes als "alleen zij weet ervan" en "ze kneedt mijn hoofd maar alsof" geven bijna achteloze maar niet te missen signalen dat er meer aan de hand is, wat onze aandacht opwekt en spanning opbouwt.

 

Er is weinig dialoog, maar elke uitgesproken zin roept meteen een heel gesprek op, en bewijst dat de schrijver weet hoe het eraan toegaat in een kapsalon. En ook hier wordt met dubbele bodems gewerkt. Zo is het zeer vermakelijk wanneer een dametje dat voor haar eigen neus bedrogen wordt, pochend verkondigt: "Je moest eens weten hoe het daar in die familie écht zit..."

 

Maar het allermooiste aan deze tekst zit hem in de handelingen van de kapster. Ook daar is duidelijk goed over nagedacht: wat doet een kapster in een dergelijke situatie? De conclusies zijn verwerkt in talloze praktische details die van deze tekst een waar empathisch meesterwerkje maken.

 

Zelfs na een tweede lezing wint deze tekst nog aan diepte. Dan komt een zin als "alsof ze een delicate wonde dept" nog harder binnen.

 

Eervolle vermelding

 

Mijn haar was te zwaar

Sholeh Rezazadeh

 

Al jaren kom ik in dit kapsalon. Ik zit op de stoel. De kapster is een vrouw van middelbare leeftijd die naar handcrème ruikt. Met stralende ogen kijkt ze naar mijn haar. Ik ben gewend aan de reactie van mensen nadat ze naar mijn lange haar hebben gekeken. Ze pakt een stukje van mijn haar terwijl ze probeert me niet te laten zien hoe mooi ze het vindt. Ik voel haar lange vingers met gelakte nagels door mijn haar heen gaan. Met een lage stem vraagt ze: ‘Hoe kort wil je het?’ Er hangt een foto van een model met mooi kort haar. Het model heeft een grote glimlach wat mij een warm gevoel geeft. Kijkend naar de foto zeg ik: ‘bijna zo kort als van dit mooie meisje.’ Verbaasd kijkt ze naar mij, vervolgens naar de foto en zegt: ‘weet je dat zeker?’ zonder twijfel zeg ik: ‘ja.’

Het geluid van vreemde muziek en de voetstappen van de vrouw zijn de enige geluiden in de kapsalon. Ze bind een cape rond mijn nek en begint mijn haar te wassen. Het koude water wordt langzaam warmer en het gevoel van haar vingers tussen mijn haar irriteert me. De geuren in de salon, brengen mij terug naar mijn kindertijd. Al de keren dat mijn moeder uren lang in kapsalons zat om haar haar te kleuren. Ik moest dan stil en rustig zitten wachten. Het enige wat me dan bezig kon houden waren de foto’s die op de muur hingen. De foto’s van mooie modellen met een grote glimlach en zware make-up. Ik hield van die foto’s, maar was ook altijd bang dat de kappers van mij ook een model wilden maken voor in hun kapsalons. Vanwege deze angst probeerde ik mij zoveel mogelijk achter mijn moeder te verstoppen. Een kapsalon was een soort van magische kamer voor mij. Alle vrouwen die normaal op straat een hoofddoek droegen, lieten hier hun mooie en lange haar zien. Vrouwen die buiten de kapsalon altijd heel stil waren, ratelden, eenmaal binnen, met een hoge stem en zagen er binnen heel blij uit. Toen ik ouder werd had ik er moeite mee om naar kapper te gaan en de geluiden en geuren tolereren.

De kapper heeft mijn natte haar tussen haar vingers en begint het voorzichtig te knippen. Ik zie hoe onzeker ze is om mijn lange haar korter en korter te knippen.

De laatste keer dat ik mijn haar liet knippen was vijf jaar geleden. Vlak voor de eerste keer dat hij mijn haar zonder hoofddoek zag. Mijn haar reikte destijds tot aan mijn schouders. Hij vroeg toen: ‘Is het maar zo lang?’ Het klonk alsof hij hoopte dat ik ooit het langste haar van de wereld zou hebben. Zolang dat hij de einde van het zou niet kunnen vinden. Op dat moment besloot ik om mijn haar nooit meer te knippen.

Na ieder knipgeluid van de schaar voel ik me lichter. Hij heeft mijn haar nooit lang kunnen zien. De laatste keer dat hij het zag reikte het tot aan mijn borst. Hij raakte het aan en, zonder een woord te zeggen, kamde hij met zijn vingers door mijn haar.

Ik kijk naar de vloer waar de stukken van mijn haar neervallen. Het is alsof het zijn vingers zijn die geknipt worden. Eerst zijn vingers en vervolgens ook zijn hand, schouders, borst en uiteindelijk zijn hart.

‘Mooi geworden?’ vraagt de kapper. Ik kijk naar mijn hoofd wat nu kleiner lijkt. Een hoofd zonder zijn vingers, zonder zijn hart, zonder hem. ‘Ja, dank je wel.’ Ze droogt mijn haar en ik voel me ontzettend licht. Hij is nu weg, weg uit mijn haar. Nu hij uit mijn haar is zal hij ook uit mijn ogen, mond, keel en hart gaan. Er zal in mij geen plek meer voor hem zijn.

Ik kijk naar lange stukken van mijn haar. Dode stukken die op de vloer liggen. Met een licht hoofd, verlaat ik de kapper.

 

Juryverslag

Dit verhaal zorgde voor verwarring bij de jury. Op het eerste gezicht lijkt het slordig geschreven: er staan spel- en stijlfouten in, één zin gaat volledig de mist in. Het lijkt alsof de auteur van dit verhaal nog niet veel schrijfervaring heeft, maar als je goed kijkt, zie je een paar kwaliteiten die je jezelf als schrijver toewenst.

 

De ik-persoon laat haar haar knippen om iemand, mogelijk haar echtgenoot, en dus hun relatie of huwelijk, achter zich te laten. Het haar staat hier symbool voor het gewicht van die relatie. De manier waarop de partner naar het haar kijkt en het aanraakt, spreekt boekdelen.

 

‘Het klonk alsof hij hoopte dat ik ooit het langste haar van de wereld zou hebben.’ En de manier waarop de waarschijnlijk toen jonge bruid reageerde zegt al evenveel: ‘Op dat moment besloot ik om mijn haar nooit meer te knippen.’

Je voelt hier de teleurstelling van de man en de hoop van de jonge vrouw, zonder dat deze emoties bij naam genoemd worden. En dat is een hele kunst. (Het omgekeerde zag ik vaak in de andere verhalen: emoties worden benoemd in plaats van getoond. Dat maakt een verhaal algauw vlak.) Ook de ijkpunten in de geschiedenis van het paar worden niet benoemd. Daarover worden slechts tipjes van de sluier opgetild, genoeg om de verbeelding van de lezer aan het werk te zetten.

De herinneringen aan de kindertijd van de auteur worden aangegrepen om de context van het verhaal te schetsen. Ook hier wordt weinig bij naam genoemd, maar wordt eerder een sfeer gecreëerd die ondanks de haperende stijl toch een hele cultuur schetst.

 

Het beeld van het kind dat de tijd doodt door naar de foto’s van de modellen te kijken is sterk. En het zich inbeelden van wat er allemaal weggeknipt wordt (zijn vingers, zijn handen… zijn hart) is heftig, bijna gruwelijk, maar wordt dan bruusk en tegelijk grappig onderbroken door de vraag van de kapper: ‘Mooi geworden?’

Het verhaal eindigt met ‘dode stukken die op de vloer liggen’. Hier hoeft geen uitleg bij.

 

Aan deze auteur zouden we willen zeggen: blijf vooral schrijven, oefenen. Werk aan je stijl: lees veel en observeer de stijl van anderen. Laat je teksten door iemand anders nalezen. Lees je teksten hardop of gebruik de voorleesfunctie in Word. En durf vooral verder experimenteren met emoties, symboliek en diepgang zoals je dat hier doet.

 

 

Eervolle vermelding

 

Eerste keer 

Katalina

 

Al jaren kom ik in dit kapsalon. Nee, ik lieg. Het is mijn eerste keer. Mama knipt altijd de puntjes van mijn haar, maar daar voel ik me nu te groot voor. Het is tijd om vrouw te worden.
De deuren schuiven open, er gaat een belletje. Alsof ik bij de slager ben. Ik moet even wachten. Achteraan in het kapsalon helpt de kapster een oud vrouwtje onder een droogkap. Morgen naar de mis en daarna komt de familie met koffiekoeken. Ik blader door maandenoude tijdschriften. Ik heb geen idee over wie de roddels gaan. 
'Goedemiddag, juffrouw Sif', zegt de kapster tegen me. 'Mijn naam is Loki'. Komt u maar mee. Hoe gaan we het knippen?' Aan het einde van haar vraag gaat haar stem zangerig omhoog. Ik erger me eraan. Misschien is het toch geen goed plan. Ik verras mezelf wanneer ik krachtig antwoord: 'Kort en sexy'. Ze glimlacht en begint meteen met knippen. Waarom stelde ze niet wat meer vragen? Dit gaat mis, dit gaat mis... Daar gaan mijn krullen. Ik zal ze nooit nog met een dubbelzinnig gebaar achter mijn oor strijken. Ze zullen geen maskertje meer krijgen en ze zullen mij geen masker meer geven. Vanuit mijn ooghoeken zie ik het haar op de grond vallen. Ik vind het vies. Ik besluit dat dit de eerste en de laatste keer is. Loki is klaar. Ze veegt mijn haar op een hoopje. Straks de vuilbak in. Dat hoef ik gelukkig niet te zien. 'Het is gedaan', zegt ze. Ik denk aan Thor. 'Nee', zeg ik, 'het is begonnen.'

 

Juryverslag

In Eerste keer gaat een meisje voor het eerst naar de kapper en beseft dat daarmee voor haar een nieuwe levensfase aanbreekt. Dat gaat gepaard met cynisme, uitdagen, ergernis en twijfels tot lichte paniek. Typische gevoelens en gedragingen die bij deze leeftijd en overgangsfase horen. Zelfs de lengte van de tekst (vijftien regels) is rebels. De namen van superhelden Sif, Thor en Loki zijn niet toevallig gekozen. En ook de taal, die op het randje kinderachtig is, geeft dit kantelmoment aan. Dat alles maakt hier een intrigerend stukje van en wekt onze nieuwsgierigheid naar de auteur.

Tegelijk nodigt de tekst uit tot schaven, schrappen en aanvullen. Dat betekent dat hij nog beter zou kunnen worden als over de functionaliteit van elke zin goed nagedacht zou worden. Zeker bij zo’n korte tekst.

 

 ____________________

 

HET KAPSALON

Christine Van den Hove

 

al jaren kom ik in dit kapsalon

de kapster kent mij (en ik haar)

verstaat mij met een half gebaar

 

hoe is het

zit je goed

mooi weer nietwaar

hoe kort mag het

heel kort

ik lach en knik

maar niet te diep

want anders stoor ik haar

 

ze woelt en kamt

wel goed gegroeid

en spreekt beleefd

niet over grijs of dun

wat stug toch hier en daar

 

een heel klein schaartje knipt

en knispert kleineschaartjestaal

haar hoofd gaat schuin

kijkt naar de krullen daar

de lippen lichtjes open

 

wat hou ik toch

van haar gespannen blik

niet vangen nee nu niet

zwijg en kijk

en droom maar

van het puntje van haar tong

 

voor ik een woord

over mijn lippen krijg

trekt ze de handdoek weg

geeft mij een spiegel

 

kust mij op mijn mond

 

het is gedaan zegt ze

doe maar je benen toe

en leg je neer

ik kom naast jou

want ik ben moe

 

 

 

Ben je op zoek naar meer opdrachten of pittige feedback op teksten?

De tekst van Christine Van den Hove en de opdracht komen uit het boek Mijn Azertyfactor. Aan de slag met schrijftalent, dat verscheen bij Uitgeverij Vrijdag naar aanleiding van 5 jaar kansenplatform Azertyfactor. Mijn Azertyfactor is een doe-boek dat je schrijfspier traint en jouw eigen Azertyfactor verhoogt. Naast 25 teksten van onbekend talent, tref je in het boek ook 50 pittige commentaren op die teksten waar je veel uit leert en originele schrijfopdrachten die je pen in beweging zetten.

 

Bestel het boek op creatiefschrijven.be en ga zelf aan de slag met Mijn Azertyfactor.

 


De wedstrijd is afgelopen. Je kan niet meer deelnemen.

Deadline

Afgelopen


De wedstrijd is afgelopen. Je kan niet meer deelnemen.