Lezen

In het Donker: Hoe Angst de Stoerste Jongens Veranderde (waargebeurd)

In de jaren ’70, een tijd waarin jongeren in de regio Putte hun dagen vulden met het ronkende geluid van brommers en lange avonden in rokerige cafés, stond hen een avontuur te wachten dat hen uit hun vertrouwde wereld zou rukken. Het waren jongens van 18 en 19 jaar, leerlingen van de RMS Putte, stoer en onverschrokken. Ze waren gewend aan de vrijheid van de stad en het leven in de kroeg, maar van de natuur of kamperen hadden ze weinig kaas gegeten. Ik, een ervaren kampeerleider, besloot daar verandering in te brengen. Ik huurde een afgelegen weide aan de rand van een uitgestrekt bos in de Ardennen. Het plan was simpel: hen uit hun comfortzone halen, laten worstelen met tenten, kampvuren en eenvoudige maaltijden op een open vuur. Maar dat was niet alles. Ik wilde hen confronteren met iets groters – hun eigen angsten. Het hoogtepunt van het kamp zou een nachtspel zijn, een traditie die ik hen wilde laten beleven. Maar wat zij niet wisten, was dat dit nachtspel hen meer zou uitdagen dan ze ooit hadden durven dromen. De eerste dagen verliepen soepel. De jongens ploeterden met scheerlijnen, stookten rookwolken in plaats van vuur en maakten grapjes over mijn ‘oude’ technieken. Ondanks hun gestuntel genoten ze zichtbaar van de vrijheid van het kamp. Sommigen begonnen zelfs het koken onder de knie te krijgen en voelden zich trots toen ze een eetbare maaltijd wisten te bereiden. Toen de schemering op de derde avond inviel en de eerste sterren verschenen, stelde ik voor om een wandeling door het donkere bos te maken naar een nabijgelegen dorpscafé. "Een kans om het bos echt te ervaren," zei ik met een uitdagende ondertoon. De jongens lachten zelfverzekerd. Ze wisten zeker dat ze deze 'uitdaging' met gemak aankonden. Het bos leek in het begin bijna uitnodigend. De laatste restjes zonlicht priemden schuin door de bladeren, terwijl een zware geur van dennennaalden en vochtige aarde hen omsloot. De geluiden van het bos – een krakende tak, een ritselende struik – leken in eerste instantie slechts een achtergrondkoor. Maar net onder die serene oppervlakte lag een ongrijpbare spanning, alsof het woud hen argwanend observeerde. "Hé, dit is eigenlijk best te doen, zo in het donker," zei een van de jongens, terwijl hij zijn zaklamp speels tussen de bomen liet flitsen. Een ander grinnikte nerveus. "Als we hier verdwalen, wil ik geen horrorverhaal horen!" Na wat grappen en een paar drankjes in het café begon de terugtocht. Ze voelden zich gesterkt door hun stoere verhalen en het alcoholische drankje dat sommigen stiekem hadden geprobeerd. Maar hun zelfvertrouwen werd al snel op de proef gesteld. Toen we de rand van het bos bereikten, hield ik hen tegen. "Jongens, ik voel me niet zo lekker," zei ik, terwijl ik mijn hand tegen mijn hoofd hield. "Ik ga terug naar het kamp. Jullie vinden de weg wel, toch?" Ze knikten zelfverzekerd, niet wetend dat de veilige wandeling die ze verwachtten zou veranderen in een nacht vol angst. Wat ze niet wisten, was dat ik enkele vrienden had gevraagd zich diep in het bos te verschansen. Ze waren uitgerust met maskers, zaklampen en een plan dat hen zou confronteren met iets wat deze stoere jongens totaal niet gewend waren. De wandeling verliep in stilte, totdat plotseling een oorverdovende schreeuw de rust van het bos doorbrak. De jongens verstijfden. "Wat was dat?" fluisterde iemand, zijn stem trillend. Nog voordat iemand kon antwoorden, sprongen mijn vrienden uit de schaduwen. Hun stemmen bulderden door de bomen, dreigend en onverstaanbaar, alsof een groep vreemde, vijandige bosbewoners hen in de val had gelokt. "Wat... wat is dit?!" riep een van de jongens, zijn stem hoog van paniek. Zijn hart bonsde in zijn borst terwijl hij achteruit struikelde over een wortel, de zaklamp uit zijn hand glijdend. Hij durfde niet meer achterom te kijken, bang voor wat hij daar misschien zou zien. Anderen renden in paniek weg, struikelend over takken en struiken, terwijl de schreeuwen steeds dichterbij leken te komen. Sommigen probeerden elkaar moed in te praten, maar hun stemmen verrieden de pure angst die hen overmande. Een van de jongens, normaal de meest stoere van de groep, verstijfde volledig. "Wat willen jullie van ons?!" stamelde hij, terwijl hij met trillende handen een zaklamp omhoog hield alsof dat hem zou beschermen. De spanning was te snijden. Het leek alsof het bos zelf hen had opgeslokt en nu tegen hen samenspande. Het gegil, de duisternis en de mysterieuze bewegingen tussen de bomen dreven hen tot het uiterste. Na wat voor hen uren leek – maar in werkelijkheid misschien vijf minuten waren – bereikten de jongens uiteindelijk het kamp. Sommigen strompelden, anderen renden, hun adem zwaar en hun gezichten bleek van angst. Niemand sprak. De jongens, normaal trots op hun bravoure, keken elkaar met grote ogen aan. De stilte van het kamp voelde bijna surrealistisch na de chaos van het bos. Ik stond daar, alsof ik niets had gemerkt. "Wat is er gebeurd?" vroeg ik, mijn gezicht een masker van onschuld. De jongens hapten naar adem en begonnen over elkaar heen te praten, terwijl ze hun ervaringen vertelden. Het ene verhaal nog dramatischer dan het andere. "Ze kwamen uit het niets! We dachten dat ze ons zouden vermoorden!" Uiteindelijk leidde ik hen terug naar de plek van de ‘aanval’. Daar stonden mijn vrienden, nu zonder maskers, hun gezichten glunderend van plezier. "Het was een grap, jongens," zei ik, terwijl ik hen op hun schouders klopte. Een moment van stilte volgde, waarin de jongens van hen naar mij keken, hun emoties onduidelijk. Toen brak het. "Een grap?! Jullie zijn gek!" riep een van hen, zijn stem hoog van opluchting én woede. Maar nog voordat hij zijn zin had afgemaakt, begon een ander te lachen. Het was geen gewone lach, maar een opgeluchte, zenuwachtige lach die langzaam oversloeg op de rest. Binnen enkele seconden stonden ze daar allemaal te schateren, hun angst langzaam plaatsmakend voor humor. Die nacht zaten we rond het kampvuur. De jongens dronken warme chocolademelk, hun gezichten verlicht door de dansende vlammen. "Ik dacht echt dat ik eraan ging," bekende een van hen met een grijns. "Maar eerlijk? Dit vergeet ik nooit meer." "Dat was ook de bedoeling," zei ik, terwijl ik hen aankeek. "Dit was geen gemene grap, jongens. Het was een les. Soms moet je echt bang zijn om te leren wie je bent – en hoe sterk je eigenlijk bent." Er viel een korte stilte waarin iedereen naar de smeulende vlammen staarde. Toen verbrak een van hen de stilte. "Maar één ding," zei hij serieus, terwijl hij de anderen aankeek. "Dit blijft onder ons, oké? Niemand op school mag dit horen. Ze zouden ons uitlachen!" De anderen knikten heftig. "Ja, absoluut," zei een ander. "We hebben een reputatie hoog te houden. Niemand hoeft te weten dat we... nou ja, bijna in onze broek hebben gedaan." Hij lachte nerveus, en de rest viel hem bij. "Deal," zei ik, met een knipoog. "Dit blijft ons geheime avontuur." Toen de zon opkwam en de schaduwen van de bomen wegtrokken, waren ze veranderd – misschien nog steeds dezelfde jongens op hun brommers, maar met een nieuw, onverwoestbaar stukje zelfvertrouwen in hun rugzak. Hun imago van stoere jongens bleef intact, en het bos... het zou altijd een plek van onuitgesproken verhalen blijven.  

Guy Van Damme
14 0

Vrije Val Boven Newfoundland

Een rustige avond in Chicago De dag begon perfect, misschien té perfect. Chicago gaf ons een afscheid vol schoonheid, maar in de lucht boven Newfoundland zouden we de controle volledig kwijtraken. Onze onvergetelijke rondreis door Amerika zat erop, en we stonden op het punt om huiswaarts te keren. Chicago, de laatste halte van ons avontuur, had ons nog een paar heerlijke uren gegeven. We hadden door Millennium Park gewandeld, genoten van de indrukwekkende skyline en afgesloten met een dampend bord deep dish pizza in een knus restaurant. Terwijl de zon achter de hoge wolkenkrabbers verdween, voelden we ons voldaan. Het was een moment van pure tevredenheid, alsof alles precies klopte. René en Annie, onze trouwe reisgenoten, zaten ontspannen naast ons op een bankje aan de rivier.“Wat een afsluiting,” zei René terwijl hij zijn arm om Annie sloeg.Vera glimlachte en leunde tegen mijn schouder. “Hier kunnen we nog lang op teren,” zei ze zacht. En dat was ook zo. Onze reis had ons langs de overweldigende natuur van Yellowstone, de bruisende energie van Las Vegas en de adembenemende stilte van de Grand Canyon geleid. Elk moment had zijn eigen hoogtepunten, maar Chicago voelde als de perfecte afsluiter. Een vleugje weemoed Bij het instappen in het vliegtuig voelde ik een lichte weemoed. Het was moeilijk om afscheid te nemen van de avonturen van de afgelopen weken. Maar het vooruitzicht van thuiskomen gaf ook rust. Vera pakte mijn hand, alsof ze mijn gedachten kon lezen. “Het was geweldig, maar thuis wacht ook iets moois,” zei ze bemoedigend.We zaten in een vliegtuig dat ons via Londen Heathrow naar Brussel zou brengen. Die tussenstop leek aanvankelijk een hinderlijke onderbreking, maar zou uiteindelijk onverwachte verlichting brengen tijdens een vlucht die ons letterlijk door elkaar zou schudden. De eerste uren De eerste uren van de vlucht verliepen kalm. Het vliegtuig gleed soepel door de donkere lucht. Door de kleine raampjes was er niets te zien, behalve eindeloze duisternis, af en toe onderbroken door een flikkerende ster. Het had iets magisch, alsof we in een tijdloze ruimte zweefden.Tijdens het diner – standaard vliegtuigeten, maar acceptabel – bespraken we onze reiservaringen. René haalde herinneringen op aan onze tocht door Death Valley, terwijl Annie haar mooiste moment bij de Grand Canyon deelde. Vera luisterde glimlachend en leunde achterover. Haar ogen sloten zich half, en ik vermoedde dat ze al wegdroomde.Toch voelde ik een lichte spanning. Misschien kwam het door de verhalen over turbulentie boven Newfoundland, waar koude poollucht en warme oceaanstromingen elkaar raken. Of misschien was het gewoon mijn onrustige geest. Dit was een routinevlucht, wat kon er misgaan? De eerste schok Het begon met een harde dreun. Mijn ogen schoten open en mijn lichaam verstijfde. Het voelde alsof het vliegtuig ergens tegenaan botste. Even was er stilte, terwijl iedereen probeerde te begrijpen wat er net gebeurde. Voor ik die gedachte kon afmaken, zakte het toestel plotseling tientallen meters omlaag. Mijn maag draaide om. De gordel kneep zich hard tegen mijn borst.Een golf van paniek ging door de cabine. Bestek, kopjes en losse spullen schoten door de lucht. Een stewardess, die net door het gangpad liep, greep zich wanhopig vast aan een stoel. De stilte werd doorbroken door geschreeuw, en ik hoorde Annie trillend vragen: “Wat gebeurt er?” Haar grote ogen stonden vol angst. René probeerde haar te kalmeren, al verried zijn gezicht dezelfde emoties.Mijn hand vond die van Vera, en ze kneep er stevig in. “Het komt goed,” zei ik met trillende stem, terwijl ik wanhopig naar een teken van controle zocht. Chaos in de cabine De turbulentie werd heviger. Het vliegtuig leek heen en weer geslingerd te worden als een veertje in een storm. Dienbladen zweefden door de cabine. Een fles water ketste tegen een stoel, en een man die zijn gordel niet had vastgemaakt, werd tegen de bagagebakken geslingerd. Hij kreunde van de pijn terwijl een vrouw naast hem huilend haar hoofd tussen haar handen verborg.De verlichting begon te flikkeren, en het leek alsof we in een rampenfilm waren beland. Ik hoorde iemand bidden, een ander mompelde wanhopige woorden: “Dit kan niet gebeuren.” Mijn eigen gedachten waren niet minder verontrustend. Wat als de piloten de controle kwijt zijn? Voor mijn ogen flitsten doemscenario’s voorbij: vleugels die afbreken, een crash in het ijskoude water, een strijd om te overleven in de Atlantische Oceaan. Ik voelde me volledig machteloos, overgeleverd aan een kracht die ik niet kon begrijpen. De vrije val En toen gebeurde het. Het vliegtuig leek daadwerkelijk in een vrije val te zitten. Alles en iedereen in de cabine zweefde. Koffers, eten, zelfs mensen zweefden kortstondig in de lucht, volledig uit balans. Mijn maag draaide om, en de druk op mijn borst maakte het nog moeilijker om adem te halen.Naast me fluisterde Vera met een gebroken stem: “Guy, dit is het einde.” Haar ogen vulden zich met tranen, maar in haar blik lag ook een vreemde kalmte, alsof ze de situatie al had geaccepteerd. Die woorden sneden door mijn ziel. Ik wilde haar geruststellen, haar zeggen dat alles goed zou komen, maar mijn eigen angst smoorde elk woord. Flarden van mijn leven flitsten voor mijn ogen voorbij: mijn jeugd, onze trouwdag, momenten met Olivier, onze zoon. Een koude rilling trok door me heen. Is dit hoe het eindigt? Een onzichtbare hand En dan, uit het niets, stabiliseerde het vliegtuig. Het voelde alsof een onzichtbare hand ons had vastgepakt en terug in balans had gebracht. De duiken en schokken stopten. De cabine vulde zich met een zucht van opluchting. Sommigen barstten in tranen uit, anderen omhelsden elkaar. Ik hoorde een kind zachtjes zeggen: “Papa, is het voorbij?” terwijl een vader zijn hoofd knikte en hem stevig vasthield.De stem van de piloot klonk door de intercom. “Onze excuses voor de turbulentie. We hebben de situatie onder controle. Blijf alstublieft met uw gordels vastzitten totdat we veilig zijn.” Zijn woorden waren bedoeld om gerust te stellen, maar de spanning in zijn stem was onmiskenbaar. Het gaf weinig vertrouwen, maar op dat moment was het genoeg dat we niet meer vielen. De opluchting in Londen Toen we eindelijk Heathrow bereikten, voelde het alsof we een tweede kans op leven hadden gekregen. De zachte landing werd begroet met spontaan applaus. Vera pakte mijn hand stevig vast en keek me aan. Haar gezicht toonde een mengeling van vermoeidheid en opluchting.De luchthaven was een vreemd contrast. Het leven ging er gewoon door. Mensen liepen gehaast met koffers, kinderen lachten, en een medewerker van een koffiebar bood gratis samples aan. Het voelde bijna surrealistisch om weer op de grond te staan na wat we hadden meegemaakt.René keek om zich heen en brak de stilte. “Ik weet niet of ik straks weer in een vliegtuig stap,” zei hij met een gespannen glimlach. Annie knikte instemmend. “Misschien blijven we gewoon hier,” antwoordde ze. Het klonk als een grap, maar niemand lachte. De laatste etappe De vlucht van Londen naar Brussel was kort, maar elke luchtzak voelde als een waarschuwing. We hielden elkaars handen vast alsof dat ons beschermde tegen wat er zou kunnen gebeuren. De spanning was bijna tastbaar. Het enige geluid was het zachte gezoem van de motoren.Toen we eindelijk landden op Zaventem, klonk er opnieuw applaus. Dit keer ingetogen, bijna aarzelend, alsof niemand wist hoe ze moesten reageren. René gaf me een klap op mijn schouder. “Dit vergeet ik nooit meer,” zei hij met een zwakke glimlach. Ik knikte. Het zou ons allemaal nog lang bijblijven. De nasleep Sinds die vlucht kan ik geen turbulentie meer ervaren zonder terug te denken aan dat moment boven Newfoundland. Het gevoel van machteloosheid, die allesoverheersende angst, blijft in mijn achterhoofd hangen. Maar angst heeft me nooit tegengehouden. Reizen is wie ik ben, het zit in mijn bloed. De wereld wacht, en ondanks de risico’s blijf ik vliegen. Want elk avontuur, elke herinnering die we maken, maakt het waard om soms met onrustige luchten te leven. Met Vera aan mijn zijde blijf ik doorgaan.  

Guy Van Damme
41 1

Het Mosselboot-avontuur

Het was een zomerdag in Willebroek, ergens in de jaren ’60, toen ik nog in de Kloosterstraat 62 woonde. Het was een straat zoals je die nu bijna niet meer ziet, waar buurtkinderen samen op straat speelden en de wereld onze speeltuin was. Naast ons woonde de familie Farazijn. Jos Farazijn, de zoon des huizes, was een jongen met een onuitputtelijke fantasie. Hij had het talent om zijn verhalen zo overtuigend te vertellen dat wij er allemaal in meegingen, hoe ongeloofwaardig ze ook waren. Op een dag kwam Jos met een nieuwe onthulling: zijn familie had een mosselboot in Klein Willebroek. “Ze varen op het kanaal van Willebroek om mosselen en paling te verkopen,” zei hij met zijn gebruikelijke overtuiging. Het idee prikkelde onze nieuwsgierigheid. Klein Willebroek was toen nog een plek waar schepen aanlegden, niet de chique jachthaven die het nu is. Dat moesten we onderzoeken! Op naar Klein Willebroek Met een groepje buurtkinderen, Jos voorop, trokken we richting Klein Willebroek. Het voelde als een echte expeditie, alsof we een verborgen schat gingen ontdekken. Onderweg discussieerden we enthousiast. “Zou je daar ook krabben kunnen vinden?” vroeg iemand. “Krabben? Wie wil er nu krabben? Mosselen en paling, dat is waar we voor gaan!” zei Jos met een toon alsof hij al kapitein van de boot was. Toen we dichterbij kwamen, zagen we de contouren van de haven. Het was een plek die ons onmiddellijk in de ban hield. Geen glimmende boten of nette steigers: Klein Willebroek in de jaren ’60 was een ruige wereld. Houten aanlegsteigers hingen vol met mos en zeewier, terwijl kleine, roestige schuiten zacht tegen elkaar klotsten op het troebele water. De geur was onmiskenbaar: een zware mix van olie, vis en nat hout. Langs de kade lagen stapels touwen en verweerde tonnen, sommige met regenwater gevuld, andere omringd door krijsende meeuwen. “Daar is het!” fluisterde Jos en wees naar een lage schuit die stil aan de kade lag. De boot leek al jaren het kanaal te trotseren, met verweerde planken en een vrachtruim dat om ontdekking schreeuwde. “Dat is toch wel een oude boot, zeg,” zei iemand twijfelend. “Dat is gewoon karakter!” zei Jos vastbesloten. Het donkere vrachtruim Zonder aarzelen klauterden we aan boord. Het dek kraakte bij elke stap terwijl we nieuwsgierig rondkeken. Jos, altijd de leider, bracht ons naar een luik. “Hier beneden liggen de mosselen en paling,” zei hij fluisterend, zijn stem trillerig van opwinding. We kropen naar beneden, de duisternis in. De geur van zout en hout was overweldigend, en het schemerlicht liet onze verbeelding de vrije loop. Wat als we hier iets onverwachts tegenkwamen? Wat als we een schat zouden vinden? Het leek alsof de schaduwen in het ruim bewogen, alsof we niet alleen waren. Mijn hart klopte in mijn keel, maar tegelijk wilde ik blijven zoeken. “Daar! Ik zie een kist,” fluisterde een van de jongens. “Misschien zitten er paling in, of… goud!” voegde een ander opgewonden toe. We kropen dichterbij toen het gebeurde. Een stem uit de diepte “Wat doen jullie hier?!” De stem was diep, ruw en boos, alsof hij rechtstreeks uit de buik van de boot kwam. Geschrokken verstijfden we. Vanuit de duisternis verscheen de schipper: een man met een verweerd gezicht, een lange, onverzorgde witte baard en een schipperspet. Zijn ogen fonkelden boos onder de rand van de pet, en zijn stem leek de boot te laten trillen. “Wat moet dat hier?!” brulde hij opnieuw, terwijl hij dichterbij kwam. Zijn greep om een dikke touwlus in zijn hand maakte het alleen maar angstaanjagender. “W-wij… We dachten…” begon Jos, maar zijn stem sloeg over. Met lood in onze schoenen klommen we naar boven. Daar stonden we, een groep bange tieners tegenover een man die eruitzag alsof hij de zee zelf had getemd. Jos, altijd de durfal, haalde diep adem en nam het woord. “Dit is de boot van mijn familie,” zei hij. De schipper snoof luid. “Farazijn? Ik ken helemaal geen Farazijn,” gromde hij. Zijn blik gleed streng over ons heen, en het voelde alsof hij zo door ons heen kon kijken. De afloop Daar stonden we dan, met een rood hoofd en een klein hartje, gevangen in Jos zijn fantasie. Gelukkig bleek de schipper uiteindelijk niet zo kwaadaardig als hij eruitzag. Na een strenge vermaning – “En nu maken jullie dat je wegkomt!” – lieten we de boot achter ons en renden we terug naar de veilige straten van Willebroek. Onderweg probeerden we onze angst te verhullen met flauwe grapjes. “Jos, volgende keer zeg je dat je familie een ruimteschip heeft, dan kunnen we echt de lucht in!” riep iemand spottend. Jos lachte schaapachtig. “Oké, oké, misschien iets minder fantasie volgende keer,” zei hij, al was de pret alweer van zijn gezicht af te lezen. En zo werd een gewone zomerdag in Willebroek een herinnering om nooit te vergeten. Het avontuur bleef ons nog lang achtervolgen – niet uit angst, maar als een verhaal dat we telkens opnieuw met een lach konden vertellen, alsof de geur van olie, vis en avontuur er altijd bij hoorde.

Guy Van Damme
17 1

De Regenchallenge

Mijn carrière als turnleraar begon ooit in Putte, een dorp niet ver van Mechelen. Jong en vol energie was ik klaar om de wereld van het bewegingsonderwijs te veroveren. Mijn eerste opdracht was echter… eh, iets uitdagender dan ik had verwacht. In plaats van een sporthal of gymzaal, mocht ik lesgeven aan een groep stevige beroepsstudenten in, jawel, een overdekte speelplaats voor kleuters. Het was geen luxe sporthal met spiegels en airconditioning, maar een bescheiden, half-open ruimte met kleurrijke glijbanen en wipplanken voor kleuters. Het was ook typisch Belgisch weer, wat betekent dat de hemel grijs was en de regen gestaag uit de lucht viel. Ik wist dat deze leerlingen al weinig enthousiasme hadden voor turnen, dus deze regenachtige setting hielp niet bepaald om hen in beweging te krijgen. Toen ik de klas bij elkaar had, zag ik de gezichten vol weerstand en halfslachtige blikken: ik besefte meteen dat een beetje creatieve motivatie noodzakelijk zou zijn. Met een vleugje ironie en een flinke dosis humor kondigde ik aan: “Oké, luister goed! Degene die erin slaagt om tussen de regendruppels door te lopen en droog blijft, krijgt van mij een 10!” De klas barstte in lachen uit. De meeste leerlingen keken me met een mengeling van ongeloof en amusement aan. Ik had niet echt verwacht dat iemand de uitdaging serieus zou nemen. Het was duidelijk een grap, toch? Maar toen zag ik plots twee jongens die elkaar aankeken, hun wenkbrauwen fronsten, en besloten het erop te wagen. Het waren niet bepaald de meest snuggere jongens uit de klas, maar hun nieuwsgierigheid en hun gevoel voor competitie won het van hun logica. Voor ik het wist, stonden ze buiten op de speelplaats, klaar om hun “droog-bij-de-regen-challenge” te starten. De rest van de klas stond als versteend toe te kijken hoe hun klasgenoten zich een weg probeerden te banen door de regendruppels. Het was een geniale combinatie van sprongetjes, zijsprongetjes, en zelfs een paar halve pirouettes, alsof ze probeerden te dansen om de regen te ontwijken. Nu moet je je even voorstellen: deze twee jongens, echte grote sterke kerels, gehuld in hun korte turnbroek en gympjes, stuiteren met een brute kracht over de speelplaats. Hun gespierde lichamen, vol energie en vastberadenheid, maken een komisch contrast met hun verwoede pogingen om de regendruppels te ontwijken. Terwijl ze door de regen stampen, lijken ze wel lid van een straatcultuur, de zware jongens die overal een uitdaging in zien. Met hun brede schouders en gespierde armen bewegen ze zich als zware motoren die een pad proberen te banen door de storm, vastbesloten om niet één druppel te raken. Elke sprong is een mini-explosie van kracht, gevolgd door een draai die net iets te ver gaat, waardoor hun voeten onder hen vandaan glijden. Ze trappen in plassen zonder het te merken, maar met een grijns op hun gezicht gaan ze door, alsof het allemaal deel uitmaakt van hun "perfecte dans". Het lijkt wel een chaotische, maar vastberaden choreografie, waarbij hun armen wild zwaaien, niet in een elegant ritme, maar eerder als een overenthousiaste poging om de lucht te beheersen. Eén van hen probeert een soort sprongetje met een draai, maar zijn voet komt verkeerd neer en hij wankelt een paar stappen, voordat hij zichzelf herpakt en verder stuitert, vol zelfvertrouwen, ondanks zijn geklungel. De andere volgt zijn lead, springt in een onverwachte bocht en eindigt in een sprongetje dat meer lijkt op een duik in de regen dan een sierlijke beweging. Het is een absolute chaos, maar voor hun ogen is het een epische strijd tegen de regendruppels, en ze geven niet op, hoe klungelig het er ook uitziet. Hun gympjes ploften telkens op de natte ondergrond, spetterend in de plassen alsof het een natte dag op het strand was. De regen leek met elke sprong harder te vallen, en het water spatte om hen heen als een decor dat alleen zijzelf niet leken op te merken. De rest van de klas stond met open mond te kijken hoe deze twee dappere jongens zich doorweekt en vastberaden in hun droog-blijven-missie stortten. Het was een toneelstuk dat niemand had willen missen. De gezichten van de twee jongens spraken boekdelen: een mengeling van verbazing, teleurstelling en een snufje trots. Want tja, ze hadden het toch maar geprobeerd! Ze keken elkaar aan, schudden hun natte haren uit alsof ze echte atleten waren die net een zware wedstrijd hadden doorstaan, en kwamen naar me toe, met een blik die duidelijk vroeg: “En, meneer, krijgen we nu die 10?” Op dat moment besefte ik dat ik de jongens moest belonen voor hun motivatie. Het is niet elke dag dat je zulke inzet ziet, zelfs al was het voor iets zo dwaas. “Oké, jongens,” zei ik, terwijl ik een beetje moest grijnzen, “jullie krijgen geen 10, maar een dikke 9 voor de moeite.” De rest van de klas reageerde enthousiast, en ik zag dat die twee natte helden het applaus met trots in ontvangst namen. Vanaf dat moment was de toon gezet. Hoewel ik op een speelplaats lesgaf die eigenlijk voor kleuters bedoeld was en ik moest roeien met de riemen die ik had, werd het toch een succes. Door af en toe een grapje of een uitdaging toe te voegen, wist ik de leerlingen steeds weer te motiveren. En geloof me, in de regen lesgeven aan een stel pubers in een speelplaats vol glijbanen en wipplanken, dat is niet bepaald wat ze je leren op de sportopleiding! De rest van dat jaar was vol met soortgelijke momenten. Een keer probeerde ik de klas zover te krijgen om rondjes te rennen, en ik zei dat de eerste die vijf rondjes had gelopen zonder buiten adem te raken een zakje chips zou krijgen. Uiteraard was dat een grapje, maar sommige van hen geloofden het toch en renden de speelplaats rond als mariniers in een oefening. De vermoeidheid en het hijgen waren onmiskenbaar, maar hun doorzettingsvermogen ook, en dus haalde ik een paar appels boven om ze te belonen (veel gezonder dan chips, nietwaar?). Soms vroeg ik me af wat ik mezelf had aangedaan met deze baan, maar aan de andere kant bracht het ook veel voldoening. Op een dag, toen het wéér eens regende, vroeg een van de leerlingen: “Meneer, gaan we vandaag nog tussen de regendruppels lopen?” en ik besefte dat die eerste grap niet alleen als motivatie had gewerkt, maar ook voor een band had gezorgd. Ze leerden lachen, ze leerden bewegen, en ik, nou ja, ik leerde misschien nog wel het meest van allemaal: humor is een krachtig instrument, en soms is het belangrijkste gewoon dat leerlingen plezier hebben. En zo ging mijn carrière als turnleraar van start, vol onverwachte situaties, hilariteit en een beetje regen. Maar één ding is zeker: ik zou die eerste natte, enthousiaste poging van mijn leerlingen nooit vergeten. Wat het lesgeven betreft, vond ik een manier om het een beetje leuker te maken – en dat, denk ik, is uiteindelijk wat telt.  

Guy Van Damme
15 1

Oog in Oog met de Koningen van Bwindi

In het hart van Oeganda, verborgen tussen weelderige bossen en steile heuvels, ligt het Bwindi Impenetrable Forest National Park – een plek waar de natuur nog ongerept heerst. Voor ons was het bezoek aan dit park geen gewone excursie, maar een zeldzame kans om oog in oog te staan met enkele van de laatste wilde berggorilla’s op aarde. Onze bestemming was het Ruhija Gorilla Friends Resort & Campsite, een eenvoudige maar sfeervolle lodge die ons alvast een voorproefje gaf van wat ons te wachten stond. De Nacht in Ruhija De nacht in Ruhija was allesbehalve rustig. Terwijl we ons voorbereidden op de tocht van de volgende dag, werden we omringd door de geluiden van het woud – het gezang van onzichtbare vogels, het geroezemoes van insecten, en af en toe het mysterieuze geritsel van grotere dieren in het struikgewas. Het resort zelf voelde als een oase midden in de jungle, met primitieve hutjes en kampvuren die een warme gloed verspreidden. Toen de regen met bakken uit de hemel viel, werden de geluiden gedempt en voelde het bos haast mythisch aan, alsof het zijn geheimen voor ons verborg. We probeerden te slapen, maar de spanning over wat komen ging hield ons wakker. Elke keer dat we onze ogen sloten, zagen we voor ons hoe het zou zijn om de gorilla’s in hun natuurlijke habitat te zien. Tegen de ochtend begonnen we ons voor te bereiden, uitgerust met stevige schoenen, regenjassen, en een flinke dosis doorzettingsvermogen. Want het was duidelijk dat de tocht ons niet zomaar iets zou brengen – we zouden moeten werken voor ons avontuur. De Start van de Tocht De trekking begon bij de Ruhija Gorilla tracking trail-head, waar onze gids ons instructies gaf en ons waarschuwde voor de uitdagingen van de tocht. Hij vertelde ons over de paden, die door het dichte regenwoud kronkelden, steil en glad waren door de regen van de vorige nacht. "Het zal zwaar zijn," zei hij, terwijl hij naar de dikke begroeiing wees. "Maar ik verzeker jullie: het is het waard." De eerste uren gingen we gestaag omhoog. De vochtige aarde rook naar bladeren, mos en vochtige schors, terwijl felgroene planten en varens onze gezichten streelden wanneer we door het dichte kreupelhout stapten. De bomen waren gigantisch, hun wortels diep in de aarde verankerd en hun takken een levendige deken van groen. In de verte hoorden we de onmiskenbare geluiden van tropische vogels, hun kleurrijke vleugels flitsend tussen de takken. Onze ademhaling versnelde, terwijl onze schoenen ploeterden door modderige stukken en langs glibberige rotsen. Elke stap bracht ons dieper in de wereld van de gorilla’s, een wereld waarin de natuur de enige meester is. Ondanks de vermoeidheid voelden we de opwinding groeien – een beloning die we diep van binnen wisten dat de moeite waard zou zijn. Dichtbij de Gorillafamilie Na uren van klimmen en klauteren, verscheen de gids ineens met een brede glimlach en fluisterde: "We zijn dichtbij." We voelden onze ademhaling versnellen, en het was alsof elk geluid dat we maakten ineens zwaarder woog. Voorzichtig stapten we voetje voor voetje door het dichte kreupelhout, terwijl de gids ons gebaarde om stil te zijn. En daar, op amper twee meter afstand, verscheen een enorme zilverrug, de patriarch van een gorillafamilie. De wereld leek stil te staan. Het was alsof de tijd geen betekenis meer had, alsof we in een andere realiteit waren. Zijn donkere ogen, vol intelligentie en kracht, ontmoetten de onze. Hij zat daar rustig, onaangedaan door onze aanwezigheid, en genoot van zijn omgeving. Hij plukte bladeren van een plant en at, alsof hij zich helemaal bewust was van zijn koninklijke positie in het bos. Rondom hem zaten de andere leden van de familie – een jongeling die onhandig aan een liaan trok, een moeder die haar jong beschermend tegen haar borst hield, en nog enkele anderen die ons met een nieuwsgierige blik bekeken. Het was alsof we in een documentaire leefden, alleen was dit geen scherm; het was werkelijkheid. Die ogen, die handelingen, dat leven – het was tastbaar en echt. Op een gegeven moment waagde een jongere gorilla het om wat dichterbij te komen. Hij draaide zijn hoofd nieuwsgierig opzij, zijn donkere ogen fonkelden, en met een korte, onhandige beweging pakte hij een liaan vast die vlak bij ons hing. Zijn nieuwsgierige blik en onhandige bewegingen lieten ons lachen en bewonderen tegelijkertijd. Maar de zilverrug hield alles in de gaten. Eén lage brom uit zijn keel en de jongere gorilla trok zich meteen terug, alsof hij zich herinnerde dat wij slechts bezoekers waren. In dat moment voelde ik me een deel van hun wereld, alsof alle grenzen tussen mens en dier waren opgelost. Het was alsof de gorilla’s ons accepteerden, niet als vijanden of indringers, maar als gasten die voor heel even in hun heilige domein mochten vertoeven. Het was een levende les in respect en leiderschap, een ervaring die woorden te boven gaat. Een Diepe Bewustwording Elke seconde voelde als een eeuwigheid, en toch leek het voorbij te vliegen. Om zo dicht bij deze machtige dieren te staan gaf een onbeschrijflijk gevoel. Geen woorden konden beschrijven wat het betekent om in hun ogen te kijken en te beseffen dat wij, de mens, slechts bezoekers zijn in hun wereld. Hun vertrouwen in ons – dat ze ons lieten toe, zonder angst – was overweldigend. Deze dieren leven in een fragiel ecosysteem, één dat wordt bedreigd door menselijk ingrijpen. Hun ogen, hun bewegingen, alles aan hen herinnerde ons aan de verantwoordelijkheid die wij dragen. Het gevoel van verbinding, van respect en bewondering, vervulde ons volledig. Het was alsof we voelden dat dit geen alledaagse ervaring was, maar een zeldzaam moment van betekenis en bewustwording. De Terugtocht Na een uur was het tijd om terug te keren. De gids wenkte ons voorzichtig om langzaam achteruit te gaan, zonder de gorilla’s nog langer te verstoren. De tocht terug was minstens zo zwaar, en de adrenaline die ons eerder op de been hield begon langzaam te vervagen. Onze benen waren zwaar, en de modder leek zich alleen maar dieper om onze schoenen te hechten. We ploeterden door het glibberige pad, en elke stap voelde zwaarder dan de vorige. Het was inmiddels laat in de middag, en de schaduwen in het bos werden langer. De vermoeidheid sloeg toe, maar we keken naar elkaar en wisten dat elke stap, elke inspanning het waard was geweest. Het gevoel van voldoening en diep respect dat we in ons hart droegen, gaf ons de energie om door te zetten. Toen we uiteindelijk weer bij het trail-head kwamen, waren we nat, vuil, en uitgeput. Maar in onze harten droegen we iets onbetaalbaars – de herinnering aan de ontmoeting met de gorilla’s in het Bwindi Impenetrable Forest. Het was een ervaring die meer was dan een avontuurlijke trek; het was een zeldzaam moment van verbinding, een moment waarin we ons deel voelden van de natuurlijke wereld, niet als indringers, maar als bezoekers. Elke blik, elke beweging van de gorilla’s, staat in ons geheugen gegrift. Het was een ervaring die ons diep raakte en ons respect voor deze indrukwekkende dieren en hun kwetsbare leefomgeving nog groter maakte.

Guy Van Damme
0 1

Storm op de Mekong

Intro Ik heb ervoor gekozen om dit verhaal in een eenvoudige, directe stijl te schrijven, omdat ik wil dat de lezers echt meebeleven wat we toen hebben doorgemaakt. Een avontuurlijke ervaring als deze, midden op de machtige Mekong-rivier in een storm, heeft van zichzelf al genoeg spanning en emoties. Door het verhaal zonder literaire versieringen te vertellen, komt de rauwe werkelijkheid van het moment beter over: de spanning, het gevaar, en de kwetsbaarheid die we voelden. Ik wil niet dat de stijl afleidt van de ervaring; ik wil juist dat de lezers zich volledig kunnen inleven en haast voor zich zien wat wij zagen en voelden. Deze benadering geeft een zo eerlijk mogelijk beeld van het avontuur en maakt dat de lezer niet enkel toeschouwer is, maar als het ware met ons mee op de boot zit, die storm trotserend. ---------------------------------------------------------------------------- “Storm op de Mekong” Op al onze rondreizen beleven we telkens een uitzonderlijk avontuur dat steeds goed afloopt, al komt dat soms pas na momenten van grote spanning. Onze rondreis in Vietnam in 2012 was daar geen uitzondering op. Wat een ontspannen dagtocht op de machtige Mekong moest worden, draaide uit op een intense ervaring die ons bijblijft als een van de spannendste avonturen ooit. De dag begon rustig en zonnig. We stapten op een smal, houten bootje dat ons over de Mekong zou voeren. De Mekong, een van de grootste rivieren ter wereld, stroomt door China, Birma, Laos, Thailand, Cambodja en Vietnam. Hier, in het hart van Vietnam, liet de rivier haar meest uitgestrekte gezicht zien. De oevers waren bezaaid met palmbomen en kleine hutjes waar het dagelijkse leven van de lokale bevolking zich afspeelde. Ons smalle bootje wiebelde zachtjes over het kalme water, en de sfeer was gemoedelijk. We keken uit naar een rustige dag op de rivier. Maar de Mekong is meer dan alleen kalm en schilderachtig; zeeschepen varen op de diepe stroom, en de rivier herbergt zelfs krokodillen die zich verschuilen in de schaduw van het dichte gebladerte. Een rilling gleed over mijn rug bij de gedachte aan een glurende krokodil aan de oppervlakte. Onze gids stelde ons gerust en lachte: krokodillen hielden zich meestal verder stroomafwaarts op, bij de moerassen. De zon stond op haar hoogste punt toen donkere wolken zich samenpakten aan de horizon. Het leek alsof de lucht snel dichttrok en de eerste lichte briesjes ritselden door de bomen. De gids staarde met een ernstige blik naar de hemel; een dunne rimpel van bezorgdheid verscheen op zijn gezicht. Een paar eerste druppels raakten onze huid, en het voelde alsof de lucht om ons heen zwaarder werd. Al snel barstte de regen los en de wind nam toe. We trokken onze regenjassen aan en schuilden onder het smalle afdakje van de boot, maar al snel merkten we dat dit slechts het begin was. Plotseling werd de bries een felle windvlaag die de bladeren aan de bomen deed ritselen en het wateroppervlak beroerde. Binnen enkele minuten sloeg de bries om in een razende storm. De geur van nat hout en algen vulde onze longen terwijl de regen nu in stortvloeden uit de lucht viel, met een dreigend geruis dat het getokkel van onze stemmen overnam. De rivier, die net nog zo kalm leek, veranderde in een woelige, dreigende massa. De golven sloegen tegen de randen van onze boot en we klampten ons vast aan alles wat we konden vinden. Het geluid van de wind, het klotsen van het water en de regen die in onze ogen gutste, maakten het haast onmogelijk om ons op iets anders te concentreren. In de chaos die volgde, zag ik plotseling donkere vormen in het water: stronken, takken, en hopen plantenafval die door de rivier naar beneden raasden. Ons smalle bootje werd zonder pardon heen en weer geslingerd. Het gevaar om te kapseizen leek reëel, en een ijskoude angst greep me vast bij het idee van wat onder het wateroppervlak op ons wachtte: krokodillen. In het koude water te belanden zou al gevaarlijk genoeg zijn, maar het idee van die stille, jagende ogen onder de oppervlakte was onuitstaanbaar. Onze stuurman, wiens gezicht zo bleek was als het onze, probeerde met al zijn kracht het roer onder controle te houden, maar met de slechte zichtbaarheid verloor hij zijn oriëntatie. De regen die van het dakje gutste, beperkte ons zicht nog verder. Het leek wel of we door een barrière van bladeren en takken moesten ploegen om überhaupt verder te komen. Ondertussen rukte de wind aan ons kleine bootje, en het voelde alsof elk moment een nieuwe golf of windvlaag ons uit balans zou brengen. Toen verscheen er een reusachtige, dreigende schaduw door de regenmist heen. Langzaam, maar met onmiskenbare kracht, doemde een zeeschip op – een kolos die ons met gemak zou kunnen verpletteren. Het gedreun van zijn motoren vulde de lucht, en de golven die het schip opwierp deden ons bootje gevaarlijk schommelen. De stuurman trok snel aan het roer en probeerde uit de buurt van het enorme schip te blijven, maar de sterke stroming trok ons juist naar de diepte en de gevaarlijke golfslag toe. Mijn hart bonsde in mijn keel terwijl ik me aan de rand van de boot vastklampte. Hier waren we dan, midden in een tropische storm, op de machtige Mekong, met krokodillen onder ons en een drijvende reus naast ons die ons met één enkele beweging kon verpletteren. In het geroffel van de regen en het gebulder van de motoren leek de tijd stil te staan. De seconden leken uren. Zou onze stuurman ons op tijd veilig weg kunnen sturen van het schip? Onze stuurman bleef echter kalm, ondanks de onrust om hem heen. Met uiterste precisie, zijn handen wit van het stevige vasthouden, manoeuvreerde hij ons voorbij de zeereus, net ver genoeg om niet door de golven overspoeld te worden. We ademde opgelucht uit, maar de storm bleef aanhouden, en we wisten dat de tocht nog lang niet veilig was. Langzaam begon de regen te minderen, en de wind ging liggen. De horizon kwam weer in zicht en de rivier kalmeerde langzaam. Onze kleren plakten aan onze huid, tot op het bot doorweekt, maar dat maakte niet uit. We hadden het overleefd. De stuurman voer ons naar een beschutte baai en we begonnen langzaam weer op adem te komen, de spanning in onze schouders maakte plaats voor opluchting. De dreiging van krokodillen en kolossale schepen vervaagde nu naar de achtergrond; de Mekong had ons een glimp gegeven van haar ongetemde kracht. Toen we eindelijk aan land stapten, voelden we ons klein in het aangezicht van de rivier en haar grillen. Wat eerst een rustige tocht had geleken, was een herinnering geworden aan hoe kwetsbaar wij zijn tegenover de natuur. We waren druipend en uitgeput, maar ook dankbaar en vervuld van een diep respect voor de Mekong. Dit avontuur zouden we nooit vergeten en we wisten dat we er nog vaak met een glimlach en een gezonde dosis ontzag op terug zouden kijken.

Guy Van Damme
0 1

Een bijzondere postbezorging

Op een zonnige zondag verzamelen we ons aan de Batteliek in Battel bij Mechelen voor een gezellige natuurwandeling van 12 kilometer. Een koppel vrienden heeft hun hond meegebracht, een vrolijke viervoeter die vol energie rondhuppelt en overal aan snuffelt. Nog geen vijf minuten na vertrek zet de hond zijn eerste grote boodschap neer. Netjes, zoals het hoort, wordt alles in een plastic zakje gedaan, zodat we het later kunnen weggooien. We zijn goedgemutst en hebben er zin in, maar niemand voelt zich geroepen om het zakje de hele tocht mee te slepen. Terwijl we door het landschap trekken, houden we onze ogen open voor een vuilnisbak. Na een tijdje spot ik in de verte een groen bakje. "Kijk! Daar, een hondenpoepafvalbak!" roep ik enthousiast, opgelucht dat we het zakje eindelijk kunnen achterlaten. Vol overtuiging lopen we erheen, en zonder aarzelen deponeren we het zakje in de "afvalbak." Tevreden over onze snelle oplossing wandelen we verder. Maar nog geen tien meter verder stopt Vera ineens en kijkt peinzend achterom. Ze fronst en zegt: "Wacht even... dat was helemaal geen hondenpoepafvalbak. Dat was... een groene brievenbus!" We blijven als aan de grond genageld staan. Een brievenbus? Snel draaien we ons om en lopen terug naar de plek des onheils. En jawel: de groene "afvalbak" blijkt inderdaad een keurige brievenbus te zijn, glimmend met een sleuf en alles erop en eraan. De realisatie bezinkt, en we schieten allemaal in de lach. De situatie proberen recht te zetten, blijkt onmogelijk – het zakje zit stevig klem, en het eruit vissen lukt echt niet. Met rode gezichten en tranen van het lachen in onze ogen zetten we onze wandeling voort, ondertussen grapjes makend over de "speciale post" die de bewoners de volgende ochtend zullen vinden. Wie weet wat voor gezicht ze trekken als ze hun brievenbus openen... Hopelijk hebben ze gevoel voor humor!

Guy Van Damme
31 0

Op het Randje: Overleven in de Gorges du Verdon

In de zomer van 1979 stonden we klaar voor een avontuur dat onze grenzen zou verleggen: een tocht door de Gorges du Verdon. Lac de Sainte-Croix was toen nog niet het uitgestrekte meer dat het vandaag is, en het landschap rond de Verdon oogde ruig en ongerept. De zon scheen onverbiddelijk toen Vera, Chris en ik, bepakt met slechts twee stokbroden, een liter water en een stuk kaas, vol goede moed het beroemde Sentier Martel betraden. Vijftien kilometer door één van de diepste kloven van Europa lag voor ons, en niets leek ons tegen te houden. Het pad slingerde langs de rand van de kloof, met uitzichten die ons ademloos achterlieten. De diepten beneden ons gaven een gevoel van oneindigheid, en al snel merkten we dat de omstandigheden bar en ontstuimig waren. Schaduw was er nauwelijks, omdat de vegetatie in die tijd nog heel schaars was. De zon brandde zonder genade op ons neer, en de frisse moed waarmee we waren begonnen, maakte geleidelijk plaats voor een steeds bedachtzamer tempo. Maar de stemming was goed, we grapten en lachten, ons niet bewust van de gevaren die ons opwachtten. Na een uur wandelen en klimmen werd het pad steeds moeilijker te onderscheiden. De hitte was verzengend, en onze kelen voelden al droog aan. Om ons heen was er geen mens te bekennen, alleen het stille, ongenaakbare landschap. Plotseling kwamen we bij een splitsing. Het leek logisch om rechtsaf te slaan richting de Verdon; het pad leek geleidelijk omlaag te gaan en de richting klopte met onze kaart. Bordjes of markeringen waren er nauwelijks, en op dat moment hadden we geen reden om te twijfelen aan ons gevoel. Maar na enkele meters begon het pad te veranderen. Het werd smaller en leek meer op een dierenspoor dan een wandelroute. We begonnen het benauwd te krijgen toen de helling ineens veel steiler werd, en er geen weg terug leek. De enige optie was vooruit, en we moesten ons letterlijk aan de rotswand vastklampen om te voorkomen dat we twintig meter naar beneden zouden storten. Mijn handen begonnen te zweten terwijl ik mijn evenwicht probeerde te bewaren op een smalle richel. Voor me stond Vera, haar knokkels wit terwijl ze zich vasthield aan de wand, en achter ons stond Chris, met een blik die boekdelen sprak. "Dit is geen wandelpad," zei hij droogjes, terwijl hij naar beneden keek naar de angstaanjagende afgrond. Toen drong het pas echt tot ons door dat we ons op een verraderlijk visserspad bevonden. De gedachte aan een misstap maakte ons nog benauwder. Elke stap leek cruciaal, en met onze harten in onze keel begonnen we terug te keren, voetje voor voetje. De minuten leken uren, maar uiteindelijk bereikten we weer de splitsing waar we fout waren gegaan. De opluchting die we voelden toen we weer op het hoofdpad stonden, was onbeschrijflijk. Toch had het avontuur zijn tol geëist: onze energie begon op te raken, de hitte leek nu intenser dan ooit, en onze dorst begon ondraaglijk te worden. We hervatten onze weg, maar merkten al snel dat onze volgende uitdaging zich aandiende. Het pad doorkruiste een brede strook steengruis, een gevaarlijk traject dat langzaam naar beneden afliep richting de kloof. Hier was elke stap een risico – als je uitgleed, zou je zo met de stenen worden meegesleurd over de rand. We verplaatsten ons voorzichtig, elk stapje doordacht, en bereikten uiteindelijk opgelucht de overkant. Ondanks de spanning konden we onszelf blijven motiveren: we waren door het ergste heen, hoopten we. De liter water die we bij ons hadden, was inmiddels allang op. Onze kelen waren droog, en elke stap werd een grotere inspanning. We slikten voortdurend in een poging om de droogte te verzachten, maar het hielp nauwelijks. De zon vrat aan ons uithoudingsvermogen, en het stokbrood dat we bij ons hadden, was inmiddels veranderd in een ongenietbare brok. Onze gedachten draaiden nu alleen nog maar om dorst; de verzengende hitte was allesoverheersend. De kilometers begonnen door te wegen, en elke stap leek zwaarder dan de vorige. Maar we hielden de moed erin en maakten wat grappen om elkaar op te peppen. Het pad liep nu richting de tunnels aan het einde van de Sentier Martel, en we beseften dat we bijna bij het einde waren. Het vooruitzicht van schaduw en verkoeling gaf ons een sprankje nieuwe energie. Toen we uiteindelijk de tunnels bereikten, werden we omgeven door koelte en duisternis. De verandering was een verademing; het voelde alsof we voor het eerst in uren weer konden ademhalen. Even stonden we stil om te genieten van de beschutting, en we merkten hoezeer de koele lucht ons oppepte. Het was precies wat we nodig hadden na uren van hitte en uitputting. Maar het avontuur was nog niet voorbij. Aan het einde van de tunnels lag nog een laatste uitdaging op ons te wachten: een steile klim omhoog naar het dorp bovenaan de kloof. Onze benen voelden inmiddels als lood, maar we zetten door, elke stap een laatste inspanning om het einddoel te bereiken. Na wat voelde als een eeuwigheid bereikten we eindelijk de top. Bovenaan de klim zagen we een klein café, dat in onze ogen leek op een ware oase. Hier eindigde onze beproeving – uitgeput, maar triomfantelijk stapten we naar binnen, onze gezichten rood van de zon en onze monden droog als woestijnzand. Binnen enkele minuten hadden we een hele bak spuitwater leeggedronken. Het tintelde op onze tong en gaf ons een gevoel van opluchting en voldoening. We zaten daar, herstellend van de dorst, en keken elkaar glimlachend aan. Wat een avontuur was dit geweest: een tocht vol spanning, gevaar, en vooral onvergetelijke momenten. Dit avontuur door de Gorges du Verdon zou ons altijd bijblijven, niet alleen om de schoonheid van het landschap, maar ook om de lessen die het ons leerde over onszelf en elkaar.

Guy Van Damme
25 1

Je naam was Dikkie

Het was 2003, een stralende ochtend. De zon scheen door het keukenraam en danste op de ontbijttafel. Buiten zongen de vogels, en de geur van versgebakken brood vulde de lucht. Maar plotseling hoorden we een klagend miauw. Het trok onze aandacht. Toen we naar het venster keken, zagen we jou staan: een jonge kat, misschien 2 of 3 jaar oud, met een vacht die glinsterde in het ochtendlicht. Je was waarschijnlijk in het bos gedropt, een zwervertje op zoek naar een nieuw thuis. En dat nieuwe thuis had je gekozen. Welkom, vechtertje zonder naam. Je had iets innemends, een charme die ons raakte. Met grote, nieuwsgierige ogen keek je naar binnen, alsof je vroeg om binnen te komen. En dat deden we. Onze harten zwollen van empathie, en zonder aarzeling sprongen we in actie. Een warme mand, een krabpaal, een kattenbak, een eet- en drinkbakje; alles kreeg een plek in ons huis. Je kreeg zelfs een check-up bij de dierenarts. Daar ontdekten we dat je een gecastreerde kater was, kerngezond en vol levensenergie. Je zocht aandacht, en je kreeg het. En toen kwam het moment waarop we je een naam moesten geven... Dikkie. Met die naam begon je nieuwe leven bij ons. Geen enkele boom was veilig voor je; klimmen was jouw topsport. Je had een ondeugende geest en enorme energie, waardoor je constant in beweging was. We vonden muizen op het terras, zorgvuldig neergelegd als dankbetuiging voor alles wat wij voor jou deden. Je jachtinstinct maakte ons trots. Soms verraste je ons met onverwachte cadeaus. Om de vogels te beschermen, droeg je een belletje om je nek. Maar je begreep het niet helemaal. Altijd verbaasd waarom die kleine wezens telkens weer wegvlogen. Het was hilarisch om te zien hoe je, met je grote ogen, er helemaal in opging. Iedereen in de buurt kende Dikkie. Je ging overal binnen, altijd sociaal en nieuwsgierig. Het leek wel alsof je een eigen sociale kring had opgebouwd. Je leven was niet alleen gevuld met jagen en spelen; je had ook een liefde voor het huishouden. Stofzuigen was voor jou pure wellness. Met een ondeugende blik volgde je ons, je snorharen trilden van opwinding. Divo, je onafscheidelijke vriend, was altijd aan je zijde. Samen zaten jullie op de vensterbank, genietend van elkaars gezelschap, de wereld buiten in de gaten houdend. Jullie waren een prachtig duo, en het was mooi om te zien hoe jullie elkaar aanvulden. Dikkie… de vriend van iedereen. Je had een bijzonder ritueel elke ochtend. Zodra de eerste zonnestralen binnenkwamen, was je paraat aan het venster, je kopje nauwelijks boven je mandje. Je was altijd klaar om Vera na te kijken wanneer zij naar school reed. Dit was meer dan een ritueel; het was een dagelijkse gebeurtenis die we verwachtten. Het bracht een gevoel van normaliteit en gezelligheid. Als er vlees of kip in de keuken werd bereid, was jij de eerste die zich aandiende, je snorharen trilden van opwinding. Het was alsof je wist dat er iets lekkers op komst was. Wanneer er mensen op bezoek kwamen, zorgde jij ervoor dat ze je begroeting kregen, met een zachte aai langs hun benen. Het was jouw manier om te zeggen: "Jullie zijn welkom." Olivier, je vriend van het eerste uur, kreeg altijd de eerste aandacht van jou. Jullie ontwikkelden een speciale band, een connectie die alleen de liefde tussen een kat en een kind kan creëren. Dikkie… jouw invloed was groter dan ik ooit had gedacht! Naarmate de tijd verstreek, groeide je uit tot een ware patriarch van ons huishouden. Je had je plek veroverd. De mensen in de buurt kwamen regelmatig op bezoek, niet alleen om ons te zien, maar ook om jou te begroeten. Je was als een kleine koning die door zijn rijk paradeerde, genietend van de aandacht. Het gaf je een gevoel van trots, dat merkte je aan je houding. Maar zoals met alle goede dingen in het leven, kwam er een dag waarop alles veranderde. Vandaag, 31 januari 2017, is een sombere dag, zowel letterlijk als figuurlijk. De lucht is grijs, en de regen valt in kille druppels. De afgelopen dagen voelde ik de schaduw van onheil. Je at nauwelijks meer, je drinkbakje bleef vaak onaangeroerd. Soms rilde je, en ik kon de pijn in je ogen lezen, als een boek dat zijn laatste bladzijde naderde. Wat wil je, na 16 of 17 jaar leven? Klimmen deed je niet meer, jagen was er niet meer bij. Maar je had nog steeds een goede eetlust. Je sliep veel, maar je was nog alert, altijd op zoek naar een glimp van wat er om je heen gebeurde. In de afgelopen dagen merkte ik dat er iets niet klopte. We hoopten op beterschap, dat je misschien nog een laatste sprankje levenslust zou vinden. Maar in ons hart wisten we dat de tijd was gekomen voor een moeilijke beslissing. Uit liefde kozen we voor een waardig afscheid. We besloten je thuis in slaap te brengen, omringd door de mensen die van je hielden. We maakten een rustige plek voor je, in je vertrouwde mand, omringd door je favoriete deken. Terwijl je daar lag, voelden we de liefde die we voor je hadden. We keken in je ogen en wisten dat je begreep. Het was hartverscheurend om je los te laten. Terwijl we je in onze armen hielden, voelden we de liefde die we voor je hadden. Je pijn zou nu voorbij zijn, maar ons hart zou voor altijd een leegte dragen. Nadat je was ingeslapen, maakten we een klein grafje voor je in de tuin, op een plek waar je altijd vrolijk rondliep. We legden bloemen op je graf, en met tranen in onze ogen zeiden we onze laatste woorden. Het voelde goed om je daar te leggen, in de aarde die je zo goed kende. Nu ben je in je eeuwige jachtvelden, en je kunt weer vrij rondrennen, zonder pijn en verdriet. Je mandje is nu leeg, en de traditionele “goede nacht” is er niet meer. De kamers zijn stiller, en de lege plek aan de vensterbank herinnert ons aan de vreugde die je in ons leven bracht. Wij gaan je missen, Dikkie, want dat was je naam! Je blijft voor altijd in ons hart, een herinnering vol liefde en vreugde. Je impact op ons leven was onmiskenbaar. Terwijl we je missen, weten we dat je altijd bij ons zult zijn, in onze gedachten en in onze harten. Je was niet alleen een kat; je was een vriend, een familielid, een stukje van ons leven. Dikkie, je naam zal altijd in ons hart weerklinken, als een zachte echo van vreugde en liefde.  

Guy Van Damme
8 0

Grommen in de Woestijn

USA, 2007 – Dit is een waargebeurd verhaal van onze tweede roadtrip, een avontuur dat ons meer dan 7000 kilometer door de adembenemende, maar genadeloze landschappen van California, Arizona, Utah en Nevada zou brengen. Vol enthousiasme en een vleugje avontuur in ons hart, stapten we in onze wagen, met de bestemming in het achterhoofd: Joshua Tree Inn, gelegen in het onmetelijke Mojave Desert. Dit motel had zijn eigen tragische geschiedenis; hier was Gram Parsons, een legendarische countryzanger, aan een overdosis overleden. De muren leken de echo's van zijn laatste momenten te dragen, als een herinnering aan de vergankelijkheid van het leven. Toen we de kamers binnengingen, voelde ik een kille rilling langs mijn rug lopen, alsof de schaduw van het verleden ons volgde. We keken naar de oude foto’s aan de muur, de glimp van een andere tijd, en terwijl we ons incheckten, vertelde de receptionist ons met een knipoog dat we in “de kamer van Gram” verbleven. Maar wij lieten ons niet ontmoedigen. We waren hier voor avontuur, en dat avontuur vonden we in de "Lost Palms Oasis Trail," een uitdagende 7 mijl lange hike door de verzengende hitte van de woestijn. Vol goede moed en met slechts een fles water per persoon, stapten we de trail op, ons voorbereidend op wat een onvergetelijke ervaring zou worden. De zon stond hoog aan de hemel, de lucht was brandend heet, en de geur van warme cactussen vulde onze neuzen. Maar de schoonheid om ons heen was overweldigend. Rotsen, cactussen en de kale, uitgestrekte woestijn zorgden voor een adembenemend decor, maar ook voor een gevoel van kwetsbaarheid. De hitte drukte op ons, en ik voelde zweet langs mijn slapen glijden terwijl we verder liepen. De vogels die ons begeleidden waren schaarser dan we hadden gehoopt; hun gezang was vervangen door het sissende geluid van de lucht die verwarmd werd door de felle zon. Na een tijdje begon de weg te vervagen in de eindeloze herhaling van stenen en zand. We merkten dat we ons aan het verliezen waren. Wat leek op een duidelijke route, veranderde in een doolhof van identieke uitzichten. Het landschap deed me denken aan een eindeloze zee van rotsblokken in de verzengende zon. Mijn hart sloeg een paar keer over toen ik begon te beseffen dat de rotsformaties om ons heen steeds bekender leken, als een doorn in mijn geest. We keerden om, maar de hitte maakte ons besluiteloos. Ons water raakte snel op, en de vermoeidheid begon zijn tol te eisen. Ik voelde de zorgen van mijn vrienden in de lucht hangen, een groeiende spanning die ons als een schaduw volgde. We stopten even om onze ademhaling te reguleren, en de stilte om ons heen was bijna beklemmend. Het enige geluid dat we hoorden was het zachte gefluister van de wind, en mijn gedachten dwaalden af naar wat er kon gebeuren als we hier zouden verdwalen. Het beeld van de woestijn die ons inslikte, als een eindeloze zee van zand, liet me huiveren. De schoonheid van het landschap, dat me eerst zo verwonderde, leek nu een valstrik te zijn, en ik voelde de angst in mijn keel knijpen. Plotseling werd de stilte doorbroken door een zwaar gegrom, zo dichtbij dat het ons bloed deed stollen. Mountain lions! We keken om ons heen, onze harten bonsden in onze borst. De adrenaline gierde door mijn aderen. De ranger had ons gewaarschuwd dat deze roofdieren in de schaduw bleven bij deze verzengende hitte, maar de gedachte aan hun scherpe klauwen en hongerige blikken deed mijn gedachten razen. Met een vlammende paniek in mijn ogen greep ik mijn sleutels, de bos sleutels aan mijn sleutelhanger, en hield ze omhoog, klaar om de strijd aan te binden. Ik stelde me voor dat ik de scherpe metalen punten in de ogen van de mountain lion zou steken, als het zover kwam. Gelukkig kwam het niet zo ver; de roofdieren bleven verborgen in de schaduw van de cactussen. De tijd leek te verstrijken terwijl we verder probeerden te navigeren door de uitgestrekte woestijn. De lucht trilde van de hitte, en elke stap voelde als een opoffering. De zon brandde op onze hoofden, en ik begon me te realiseren dat we een cruciale fout hadden gemaakt door niet voldoende water mee te nemen. Ik had de schoonheid van de natuur voorrang gegeven boven praktische overwegingen. Terwijl ik mijn vrienden in de gaten hield, merkte ik dat hun gezichten steeds bleker werden, de vermoeidheid in hun ogen straalde de wanhoop uit. In mijn poging om een beter overzicht te krijgen, klom ik op een heuvel. Het was een zware klim, en elke stap voelde als een strijd tegen de zwaartekracht. Toen ik eindelijk bovenaan stond en de horizon bestudeerde, schoot mijn hart in mijn keel. En daar, in de verte, herkende ik gelukkig de schaduw van de oase. De adrenaline gierde door mijn lijf terwijl ik mijn vrienden opriep. “Kijk! Daar is het! De oase!” De hoop dat we veilig zouden terugkeren, gaf me de kracht om verder te gaan. Met de laatste restjes energie zetten we koers naar de oase. Onze kelen brandden, onze lichamen waren uitgedroogd, maar de gedachte aan water dreef ons voort. De route leek eindeloos en mijn geest begon te dwalen, beelden van de koelte van het zwembad in ons motel vulden mijn gedachten. De lucht was zo droog dat het leek alsof onze tongen aan ons gehemelte vastkleefden. Elke stap die we zetten was een strijd, maar we wisten dat we niet konden opgeven. Toen we eindelijk de oase bereikten, voelde het alsof we een mirakel hadden ervaren. De schaduw van de palmbomen bood ons een moment van verfrissing. We lieten ons op de grond vallen, en het koelere zand onder onze handen voelde als een zegen. Het water uit onze flessen was op, en de enige geluiden die we maakten, waren het hijgen van onze adem en het gesis van de wind door de bladeren. Na een paar minuten rust besloten we om de laatste kilometers naar onze wagen te maken. We wisten dat we in de buurt waren, maar de uitputting maakte het moeilijk om gemotiveerd te blijven. Iedere stap leek als een eeuwigheid te duren. Het idee om onze bestemming te bereiken, om weer in de koelte van de airconditioning te zitten, dreef ons voort. Met veel moeite kwamen we eindelijk bij onze wagen aan. We sprongen naar binnen, de deur viel met een doffe klap achter ons dicht. Ik draaide de sleutel om en de motor sputterde tot leven. De frisse lucht van de airco verwelkomde ons als een omhelzing. De rit terug naar het motel voelde als een verlossing. Terwijl we naar het zwembad reden, lachten we om de bizarre situatie waarin we ons hadden bevonden. Onze stemmen klonken opgelucht, maar ook vol ongeloof dat we dit avontuur hadden overleefd. Toen we bij het zwembad aankwamen, sprongen we meteen in het water. De koelte was een zegen voor onze brandende huiden. We drijven in het water, de spanning van de woestijn viel van ons af. “Eind goed, al goed,” zei een van mijn vrienden terwijl we samen lachten. We waren niet alleen ontsnapt aan de woestijn, maar ook aan een veel gevaarlijker lot. Die dag leerde ik niet alleen de schoonheid van de natuur kennen, maar ook de onvoorspelbaarheid ervan. Het avontuur had ons grenzen doen verkennen, en we wisten dat we, met een beetje geluk en de juiste keuzes, de volgende keer beter voorbereid zouden zijn. De herinnering aan de woestijn zou ons altijd bijblijven, als een les in nederigheid en de kracht van vriendschap. En zo, terwijl de zon onderging achter de heuvels van het Mojave Desert, wisten we dat dit avontuur slechts een van de vele zou zijn die ons nog te wachten stonden. We zouden ons verhaal delen met anderen, niet alleen als een waarschuwing, maar ook als een viering van het leven en de onvergetelijke momenten die het met zich meebrengt.  

Guy Van Damme
10 1