Lezen

De snotter en de horter

We zitten in de verlengingen van de donkere dagen voor Kerstmis. Maar het is geen spannende wedstrijd zoals België tegen de USSR op het WK in 1986, met het legendarische kopbaldoelpunt van de betreurde Stéphane Demol. “Daar sè, Demol!” Nee, spannend is het niet. Eerder saai. De zon weigert halsstarrig haar medewerking en het hele huis is ziek. De pillenkast puilt uit. We willen ze naar buiten gooien, maar voorlopig zijn ze nodig. Men heeft me zelfs vitaminepillen voorgeschreven. Ze blinken zoals de zon, maar voorlopig voel ik het niet.  Volgend jaar wil ik overwinteren, zoals de zwaluwen. Trouwens, hebt u vorig weekend de vogels geteld? Ik niet. Deels omwille van mijn gesnotter en gehoest, maar ook omdat het vorig jaar bijna fout liep. Ik stond met mijn verrekijker op het terras en ik meende bij de buurvrouw een koolmees te zien, maar omdat ik twijfelde, bleef ik iets te lang turen. De buurvrouw had ei zo na de politie gebeld.  Nee, dan maar de lijst met vogelsoorten nog eens overlopen. Daar wordt een mens wel vrolijk van. De bosklapper kende u al, maar die bestaat niet. De brilgrasmus bestaat wel, net als de snor, de boompieper en de zwartmaskerboszanger. Heerlijk is dat. En mijn favoriete vogel aller tijden: de tjiftjaf.  Maar ik blijf binnen, hoestend en snotterend. Als ik een vogel was, zou ik de snotter zijn. En ik kijk naar buiten. Als ik een vogel was, zou ik de horter* zijn.  Een mens zou voor minder de lamellen dichtdoen, de verwarming op 25° zetten, een zwembroek aantrekken en met een zonnebril op het hoofd en een cocktail in de hand naar een zomerse film kijken.  Maar de wereld heeft tegenwoordig aan gekheid geen gebrek. Ik neem nog een vitaminepilletje.  (*) horten: Lommels dialect voor nieuwsgierig kijken  

Rudi Lavreysen
3 0

Nonkel Felix

1 “Je leek er echt op. Niet een beetje. Iedereen zei het.” Het was een vriend die me dit vertelde net voor de film begon. Hij had in Bokrijk een foto gezien en de man op de foto leek als twee druppels water op mij. Of toch ten minste anderhalve druppel. Het bleek om Felix Timmermans te gaan, de schrijver uit Lier die een paar keer naast de Nobelprijs voor Literatuur heeft gegrepen.“Zijn foto hing in een herberg uit Lier die ze hebben nagebouwd”, vertelde hij nog. “In Sint-Gummarus is de naam van de herberg.”  We hebben er kort over gelachen, maar omdat de lichten in de bioscoop werden gedoofd, moesten we het gesprek over mijn lookalike staken. Na de film, tijdens de noodzakelijke nabespreking, kwamen we erop terug. We vonden niet meteen de foto die hij in Bokrijk had gezien. Ik zag een beetje een gelijkenis, maar zelf zie je dat natuurlijk niet zo goed.  Het gebeurt wel eens dat bij het thuiskomen het licht uitgaat, wegens te laat en te moe, maar nu ging er zowaar een licht branden. “Wacht even. Mijn grootmoeder heette toch Timmermans? De grootmoeder langs vaderszijde die ik nooit heb gekend. Voor hetzelfde geld ben ik echt familie van Felix Timmermans. Dan is het niet toevallig, dat ik op de man lijk.”  Tijdens een nieuwe zoektocht naar fotomateriaal kwam ik een beeld tegen waarbij Felix vrolijk aan het pootjebaden is met, vermoed ik, zijn kleinzoon of kleindochter. De broekspijpen omhoog gerold, zoals mijn vader ook placht te doen, en de pijp in de mond. Net zoals vader. Zijn broek te hoog omhoog getrokken. Net zoals vader en zoals ik het zelf ook wel eens doe, zo wordt mij verteld.  Tja, de gelijkenis, het schrijverschap, de familienaam. Zou ik echt verwant kunnen zijn met Felix Timmermans?  2 "Een vriend zag onlangs in de Sint-Gummarus taverne in Bokrijk een foto van Felix Timmermans. Volgens hem lijk ik helemaal op de Felix Timmermans van die foto. Omdat de familienaam van mijn grootmoeder ook Timmermans is, ben ik reuze benieuwd. Ik geraak niet zo snel tot bij jullie. Kunnen jullie me de foto bezorgen?” Zo begint mijn e-mail naar Bokrijk, want ik ben ondertussen verschrikkelijk curieus naar die foto. Andere foto’s van de auteur uit Lier, zoals een Felix Timmermans met pijp, en eentje waarbij hij met zijn opgerolde broek in het water staat, vind ik persoonlijk niet helemaal op mij gelijkend. Maar je kijkt natuurlijk ook anders naar jezelf, dan andere mensen dat doen.  Ondertussen heb ik ook mijn schoonvader, een deskundige stamboomonderzoeker of genealoog, gevraagd of hij aan de stamboom kan schudden. Of we ergens op dezelfde tak zitten. Ik hoorde ook dat Felix verwanten zou hebben in Geel, maar die familie is aan zijn moederszijde, dus dat wordt niets.  Uit onze stamboom blijkt dat veel van mijn voorouders aan grootmoederszijde in Lommel zijn geboren en er ook zijn gebleven. We zijn nogal honkvast, dat klopt. Anders is het bij mijn bed-bed-bed-bed-bed overgrootvader Wouter Timmermans. Die is in 1798 in Lommel overleden, maar hij is wel in Arendonk geboren. Nu afwachten of we ergens een match met Felix vinden.  De auteur uit Lier heeft me ondertussen zo te pakken, dat ik opnieuw in ‘Boerenpsalm’ aan het lezen ben. Het smaakt naar meer. ‘Pallieter’ en ‘Adriaan Brouwer’ liggen ook al klaar.  En kijk, daar is het antwoord van Bokrijk. Ze sturen mij de foto uit de Sint-Gummarus taverne. Dezelfde foto staat op de cover van het boek ‘Mijn vader’, geschreven door zijn dochter Lia Timmermans. En jawel, ik zie ook een gelijkenis. Zou hij dan toch ergens familie zijn?  3 Het ziet er niet naar uit dat er een link is tussen de Timmermansen uit Lommel en die van Lier. Ook al zijn er blijkbaar qua fysiek gelijkenissen tussen de schrijver Felix Timmermans en mezelf, ook al hanteren we allebei de pen, het zal toeval zijn. Zoals zoveel zaken in het leven.Wellicht is er ergens een verwantschap, ver terug in de tijd, maar zover zijn we niet geraakt. Misschien komen we er nog ooit.  Op zich is het geen drama, want – opnieuw zoals zoveel zaken in het leven – de zoektocht is vaak boeiender dan het resultaat. Ik heb mijn grootmoeder aan vaderszijde nooit gekend. Ze is een jaar voor mijn geboorte overleden. Ook mijn grootvader aan moederszijde heb ik nooit gekend. Ik heb hun stem nooit gehoord, ze nooit verhalen horen vertellen. Wellicht daarom greep deze queeste me zo aan. Op zoek gaan naar een stem, naar een herinnering die er nooit geweest is. Dat zal het zijn.  Er is nog een reden. Ik herinner me dat vader indertijd zei dat we naar nonkel François gingen. De genaamde François had een grote zaak. Achteraf bleek dat François helemaal geen nonkel van vader was. Hij was familie, dat wel, maar redelijk ver. Een achterneef, meer niet. Toch zei vader steevast ‘nonkel François’. Straffer, als we nu voorbij het gebouw komen waar vroeger de winkel was, zeg ik soms: ‘Hier had nonkel François vroeger winkel’.  Daarom dat ik het permiteer om te spreken over ‘nonkel Felix’. Ik denk niet dat zijn familie het me kwalijk zal nemen. Noem het eerbetoon aan deze straffe auteur, wiens boeken me zeer plezieren. ‘Daar staan de boeken van nonkel Felix’, zeg ik misschien later tegen mijn kleinkinderen, als ze voor de boekenkast staan.  Ook al is het ver weg, ik ben toch even dichtbij geweest.  

Rudi Lavreysen
0 0

Uitleveringsverdrag

  In het uitleveringsverdrag wordt nochtans met geen woord gesproken over de uitvoer van lever. Daar moeten we het voorlopig mee hier en nu in Frituur de Bosbrand. Roeland herbevestigt dat hij kan spreken want op mijn vraag "Hoe is het?" antwoordt hij schaamteloos: Ze ligt in het ziekenhuis en Hollywood staat in de fik. Wij weten dat. Wij weten veel van, veel over elkaar zonder dat wij veel moeten zeggen. Hoe fijn is dat niet? Haar favoriete land is Spanje en haar lievelingsdrank is porto. Haar favoriete schotel is paella en ze luistert graag naar fado. Bijna geheimloos is onze clandestiene broederschap hier in dit etablissement van Alfred. Ze ging bijna dood aan die drank en laafde zich daarbuiten enkel aan de tranen die ze kreeg bij die muziek. Wij weten dat en hopen voor Roeland dat haar lever overleven mag en samen met dat orgaan ook zijn moeder. Bidden voor haar, dat zullen wij niet. Wij zijn niet zot, geloven niet in fabels. Alfred evenmin, al is hij een dwerg. Ik bedoel een kabouter, zoals in een sprookje. Hij neemt ze wel te grazen hier in zijn frituur te Sint-Michiels. De autocars die de autostrade komen afgereden en dan hier voorbij moeten om aan de autobussenparking naast het station te geraken, stoppen hier wel eens. Brugge is een schoone stad.met veel historie en pralinenwinkels. Chocolade is nochtans niet zeer goed voor de lever, maar ze komen toch, al die toeristen. Mogelijks betreft het een soort uitleveringsverdrag of een uitwisselingsprogramma tussen Brugge en Peking. Volgens goede bronnen weerklinkt ons dialect ook op het Tiananmenplein, gelijk men hier op onze Grote Markt, daar voor het Belfort, ook Mandarijn kan horen gesproken worden. Ignace is een malloot. Hij doet zijn uitspraken soms klinken als die van een professor in internationaal recht, of van een doctorandus die de letter P een eeuw lang  bestudeerd heeft. Terwijl de moeder van Roeland dus ferm afziet, neemt Alfred de toeristen die hier halt houden voor een hap, een beet en een slok, goed te grazen. Maar dat lukt niet met die Chinezen. Het zijn vooral de Amerikanen en andere volkeren die in de geschiedenis het slachtoffer werden van missionarissen, die het kopen. Ze komen als een soort zendelingen terug naar hier om het Heilig Bloed te aanschouwen en pralines te kopen. Zij leggen hier ook gemakkelijk drie euro neer voor die zelfgevulde flesjes Eau de Lourdes. Enkel plat, in dit land van Jacques Brel. We staan recht en applaudiseren. Deze zin maakt onze dag goed. We wensen de moeder van Roeland ook veel beterschap.     uit de reeks 'Alfred Frietkabouter' en ik steek ook een handgeschreven tweede exemplaar in het bundeltje 'Duivelsverzen' (niets is verplicht om te rijmen)    

Bernd Vanderbilt
0 0

Musk (de; m; mv: geuren van muskusratten)

  Poolstokspringen is een discipline op de Olympische Spelen voor Meervaliden. De stok is veel langer en er zijn sprongen mogelijk doorheen de thermosfeer. De metingen worden gedaan met de satellieten.van Starlink. Elon Musk sponsort elke Übermensch. Ook in Duitsland. Zij houden van supersonisch rodelen. Nochtans. Ik sta dit alles niet toe. Elkeen die Nietzsches terminologie verdraait of misbruikt, begaat een rationele misdaad. Daarenboven. Musk betreft de geur die een klier van het mannelijke muskushert afscheidt. Nochtans is Musk een rat. Zijn hol zit vol met wat een beest verslinden kan. Er is ook een Spaanse ploeg, een delegatie lange poten. Het zijn de echte paarden van Dali. In de zure kuur, ook in dressuur voelt elke tiran zich heel snel op zijn plaats. De inschrijvingen waren amper bij te houden. Machiavelli, dat weet U, is een bandenmerk. Die Italianen van Meloni sponsoren die Spelen ook en Orban stuurt zijn steppenwolf die uitermate snel kan lopen, alles vangen wil. Het dier lust elke vorm van juiste rede. Rusland wint geheid de wedstrijd geitje rijden Oeralbal, mijn schat, dat is echt geen sport. Dat is het feest op donderdag. Leugenslingeren is elke dag schoon op tv en de reclamespotjes onderbreken met plezier. Ik heb een abonnement gekocht op stilte. Kom je dan de sterren tellen, liefste? In de ondergrond zullen er mollen zoenen. Dat is altijd zo en zeer gewoon op donderdag.     uit de reeks 'Waanhoop'      

Bernd Vanderbilt
5 0

FC Pol Pot

  Het zijn terreurbeelden geworden, hetzij door de eerste indruk, hetzij door hun herhaling. FC De Kampioen mag daarom nooit meer heruitgezonden worden. Voornamen als Xavier en Pol mogen eigenlijk ook niet meer gebruikt worden. In Cambodja weet elke Pol dat. En hoe sprak grootmoeder de kleine Zelensky aan? Juist. Met Vladimir. In het Russisch. Minder dan een dozijn jaar geleden, is hij beginnen beweren dat Oekraïens zijn moedertaal is en dat hij eigenlijk Volodymyr heet. Ergens willen ze dan toch niet echt veel van mekaar weten, die twee volkeren, dat men voornamen danig verbastert. Poetin weet dat intussen maar al te goed. Vladimir zal als voornaam achteruit boeren in delen van de wereld waar men nog kan zien Zelensky, de nar. Hoopt hij dat Volodymyr buiten het lijstje valt? Intussen en helaas. Land dat niemand kan toebehoren behalve de aarde en de toekomst, het zal zijn kinderen toch begraven moeten. Hoe ze ook heten hun kinderen. Bepaalde landen moeten blijkbaar zweten, bloeden en tranen laten vloeien. Terwijl Xavier en Pol doen alsof hun neus bloedt, wordt om de hoek gevochten. Het zijn weer diezelfde kortzichtige relschoppers. Gerolf is de oude zak die toekijkt. Filip, Tom en Frank. Dat zijn de ware vechtersbaasjes in hun zwarte voetbalbroekjes, Vlaamse sponsor en een stoere muil. Noteer deze namen alvast: Xavier, Pol, Vladimir, Volodymyr, Gerolf, Tom, Adolf (dat wist U al), Frank en Filip. Één pot nat, zou Pol zeggen en dan is er voor Christenen dat zeer ambiguë geval 'Jozef'. Er is de man uit Nazareth die deuren kon maken. Er is ook de man uit Gori, Georgië. Kameraad Jozef Stalin. Niet meer gebruiken die voornaam. Alstublieft ook niet al te vaak verwijzen naar de ware vader van Christus. De deur naar geweld staat weer wagewijd open. Voeg ook maar Bibi en Benjamin toe aan de voornamen die taboe moeten worden. Aanstormende talenten in wreedheden en stupidtiteiten. Noteer Donald en Elon,  Mag ik U trouwens voorstellen? Dit is Aphrodite, mijn secretaresse. Zij kan zeer schoon schrijven. Ze lacht vredevol, liefdevol. Nooit boordevol, zegt ze altijd wanneer ze nog wat thee bijschenkt. Haar vrouwelijkheid is vroom en ik weet het, liefste, het zijn alle mannennamen. Het zijn er intussen genoeg om een voetbalploeg mee te vullen die harder is dan de Rode Khmer. Legers met leiders die wrede namen dragen genoeg en Aphrodite kent de gebruiken. Twee keer per dag de deuren en de ramen openzetten. Één minuut lang. Stil blijven en tegelijk alle oorlogen horen razen. Hopen op minder humane schade en als er dan toch op een dag met bleke zon een ruit sneuvelt, dan kan het niet anders. Het zijn die gasten van de lijst, die gasten van die club genoemd: FC Pol Pot.     uit de reeks 'Waanhoop' 

Bernd Vanderbilt
0 0

De Standaard

  Opletten moet je blazen, zei Bob. Zullen we het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand? Wij zitten aan ons tafeltje. Dit klinkt als het Laatste Avondmaal, maar dan echt. Bescheiden. Dicht bij mekaar. Gewoon rondom, zoals dat de norm is. Niet op één rij, allen in het niets starend. Ignace is een smeerlap. Hij kan mijn gedachten lezen en Alfred zoekt een verse pot. Ingewijden weten dat het andalosersaus betreft. Zijn wij dan drie apostelen? Roeland is er immers ook. Helemaal. In levende lijve. Schoon stil vanbuiten. Dat lijkt bij hem de norm. Alfred is geen apostel. Hij is immers een dwerg. Kabouters kunnen onmogelijk boven een menigte uittornen en dan beweren dat ze waarheid te verkondigen hebben. Dat is absurd. Dat is in se voorbij het realisme. Alvast vijf doden door vuur op de heuvels van Hollywood. Biden heeft de streek uitgeroepen tot rampgebied. Oude mannen weten of vergeten. Het is altijd een rampgebied geweest. Hollywood is een ware onheilplaats voor de cinematografie. Het is eerder een oord voor mainstream entertainment. Ignace vindt mij een ijdele uil wanneer ik Engelse termen gebruik. Amerikaanse, is mijn repliek. Oké dan. Hoofdstroom ontspanning die mijn hoofd nooit ontspant en mijn ziel nooit onder stroom zet. Wij weten dat. Hollywood is eerder een modeoord, anders te formuleren als een plaats waar een wisselende, door malloten opgelegde standaard gedwee te volgen is. Nog een geluk dat David Lynch daar nooit gelyncht werd. Zullen we het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand? Ignace is een smeerlap. Hij steelt die krant uit de brievenbus van zijn imaginaire buurman. Hij woont immers nergens en die buurman is een freak, bezeten door de standaard. Hij heeft tegelijk een online abonnement op De Standaard als ook een abonnement op de papieren versie. Frieten mogen niet in krantenpapier verpakt worden. Roeland kan daadwerkelijk spreken. Dit was het bewijs. Ignace is extreem. Hij weigert pertinent de norm, gewoontes te volgen. Andalosersaus zonder frieten en een rietje graag. Alfred doet nooit moeilijk. Hier is immers ons paradijs. Wij zitten aan ons tafeltje zonder dat er straks iemand gekruisigd moet worden. Alfred brengt hetgeen Ignace bestelde. Hij zegt dat hij sowieso geluk heeft. Kabouters worden nooit gekruisigd. Nagels te groot, handjes, voetjes miniscuul. Kleine kruisjes zijn enkel de standaard tussen twee mooie borsten. Bovendien. Wanneer men kleine kruisjes in de grond zou steken om kabouters te verheffen tot een martelaar, dan zou dat laag bij de grond zijn. Katten en ratten zouden de dwerg verslinden. Wij zullen het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand. Intussen kwam zij opdagen, naast ons zitten. Zij is een woordenreeks:  modeoord  droomode moordode  rood+moed rodeo+dom  roem+dood Roeland neemt het blad en vouwt alvast een eerste vliegtuig. Soms wil hij gewoon weg.     bron: De Standaard uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
1 0
Tip

Hangmatbelegger

In het midden van een weids grasveld, op de overgang tussen de rand van een stad en het begin van niemandsland, stond een hangmat gespannen tussen twee wilgen. Daar lag hij: Herman, de zelfverklaarde hangmatbelegger. Zijn voeten bungelden lichtjes boven de grond, zijn ogen verborgen achter een zonnebril zo groot dat hij deed denken aan een liggende kever met financiële ambities. Iedereen kende Herman, of beter gezegd, iedereen had wel een mening over hem. Sommigen noemden hem een visionair, een minimalist die het leven had doorgrond. Anderen fluisterden dat hij gewoon lui was, een man zonder ruggengraat, behalve wanneer hij besloot rechtop te gaan zitten om zijn beleggersapp te openen. ‘Beleggen is niets anders dan wachten,’ zei Herman ooit tegen zijn buurvrouw, een vrouw die dagelijks drie marathons liep in haar hoofd terwijl ze haar agendapunten afvinkte. ‘Je moet handelen, Herman! ‘ beet ze hem toe, terwijl ze met haar pen op een versleten notitieblok tikte – een poging om de chaos van haar gedachten te temmen. ‘Waarom?’ antwoordde hij. ‘De aarde heeft geen Excel-sheets nodig om rond te draaien.’ Herman had niet-doen tot een kunstvorm verheven. Terwijl anderen renden, kochten, verkochten en bezweet ‘buy the dip!’ schreeuwden op fora, lag Herman in zijn hangmat en keek naar de wolken. Soms herkende hij een vorm: een draak, een schatkist, een blije flamingo. Symbolisch, mompelde hij dan tevreden. Het idee van de hangmatbelegger ontstond op een regenachtige dinsdagmiddag. Herman zat op zijn zolder en las de Tao Te Ching, een boek dat hij alleen maar had gekocht omdat het dun was. Daarin stond een zin die zijn leven veranderde: “Door niets te doen, blijft alles ongedaan.” En zo begon Herman te beleggen in leegte. Hij verkocht zijn auto en zette het geld in indexfondsen, want, zoals hij geregeld uitlegde aan wie hem niet om uitleg had gevraagd: ‘De wereld groeit vanzelf. Waarom zou ik rennen achter datgene wat vanzelf naar me toe komt?’ De lokale krant schreef een artikel over hem: Herman de Hangmatbelegger: Genie of Gek? De journalist kwam langs, probeerde het volledige interview rechtop zittend te voeren, maar werd uiteindelijk verleid door de tweede hangmat die Herman had opgehangen. “Het leven is een kwestie van zwaartekracht,” zei Herman filosofisch, terwijl hij een grasspriet tussen zijn tanden schoof. “De zaken die belangrijk zijn, vinden altijd een manier om te vallen.” ‘Vallen?’ vroeg de journalist, langzaam wiegend, zich afvragend waarom hij hier zat en niet achter deadline-stress aan holde. ‘Ja,’ antwoordde Herman. ‘Appels. Regen. Beurzen. Ze vallen allemaal.’ Het artikel maakte Herman beroemd. Plots doken overal in het land hangmatten op. In parken, op balkons, zelfs tussen de kantoorgebouwen waar managers in pakken met koffie in hun hand elkaar ongemakkelijk toeknikten, terwijl ze probeerden niet te denken aan de mails die zich opstapelden. Herman keek glimlachend naar zijn telefoon, waar zijn beleggingen vanzelf groeiden, en trok zijn hoed dieper over zijn gezicht. ‘Misschien ben ik wel een revolutionair,’ mompelde hij tevreden. Toch kwam er kritiek. Een econoom op televisie brulde dat hangmatbeleggen het systeem ondermijnde. ‘Mensen moeten consumeren, werken, bijdragen! Dit is nihilisme!’Maar Herman had een antwoord, voor wie het wilde horen. “Het kapitalisme is als een hamster in een rad: eindeloze beweging, geen vooruitgang. En de hamster? Die heeft nooit een hangmat gehad.” Op een dag, toen de wilgenbladeren begonnen te vallen, verscheen er een oude man bij Herman. Hij droeg een witte baard en een linnen pak, en hij keek met een glimlach naar de hangmat. ‘Je hebt het begrepen, jongen,’ zei hij. ‘En wat doet u nu dan?’ vroeg Herman. ‘Ik wacht,’ antwoordde de man, en hij liep weg zonder uitleg. De man verdween even plotseling als hij was gekomen, maar zijn woorden bleven nazinderen. Herman keek naar de lege ruimte tussen de wilgen en vroeg zich af of hij ooit genoeg had.Misschien koop ik morgen een derde hangmat, dacht hij, terwijl een nieuwsgierige kat onder zijn hangmat kroop en zich uitrekte.  Ik heb de indruk dat ze het begrijpen. En terwijl de wereld bleef draaien en de koersen bleven stijgen, wisten de wilgen wel beter. Want zoals zij wortelden in de grond, wortelde Herman in zijn leegte: een rijk man zonder haast, een belegger in wat écht telt. De tijd. En de hangmat? Die wiegde hem zachtjes in slaap. Mephis (aka) Evelyn Mérida

Mephis
79 5

(Actuagedicht) “Mijn land, geworteld in een geschiedenis die niet buigt”

Een bliksemoffensief van rebellengroepen en oppositietroepen heeft in Syrië het jarenlange regime van president Bashar al-Assad ten val gebracht. StampMedia-reporter Yanaal Madani heeft Syrische roots en schreef haar gedachten en gevoelens over de recente gebeurtenissen in haar vaderland neer in deze poëtische tekst.   Mijn erfenis, mijn eeuwig compas Een mozaïek van eeuwen, gebroken en toch heel, waar bergen verhalen fluisteren en rivieren tranen dragen van vervlogen hoop.   Het land van mijn vader, van zijn warme adem die de geur van jasmijn omarmde en meenam, waar de aarde rood is als bloed, maar vruchtbaar met de belofte van morgen.   De taal van mijn moeder, die mij woorden schonk. Een zee van klinkers en medeklinkers, golven van poëzie die mijn ziel beroeren. Het is de stem van mijn grootmoeders, de wiegeliederen van duizend nachten, de echo van een beschaving die nooit volledig verloren kan gaan.   Mijn mijn mijn. Maar nooit alleen van mij. Mijn woorden reizen als vogels, vleugels klappend in een wereld zonder grenzen. Mijn land, geworteld in een geschiedenis die niet buigt, maar ook gevangen in de adem van verdriet.   En toch, ondanks alles: hoop. Want mijn vaderland leeft in mijn hart, en mijn taal in mijn adem, onuitwisbaar, als de sterren die waken boven de stille woestijnen.   Een vaderland en een moedertaal. Geen bezit, maar een bestemming, een verbond tussen verleden en toekomst, tussen mij en de wereld die mij heeft gevormd.   © 2024 StampMedia / Yanaal Madani

StampMedia
0 0

(Opinie) Wanneer maken we werk van erkenning, inclusie en onderwijs voor dove mensen?

56 miljoen dove mensen, vooral vrouwen en meisjes in ontwikkelingslanden, ontvangen helemaal geen onderwijs, schrijft Bo Van Overstijns, kind van dove ouders. “Hoewel televisie soms een Vlaamse gebarentaaltolk toont, is er nog veel werk nodig om gebarentalen en dovencultuur te integreren in de samenleving.” Toen ik klein was, droomde ik ervan om astronaut te worden. Ik krabbelde sterren en Saturnussen tussen de alinea's van voorleesboeken die valselijk beloofden dat je alles kunt worden en zijn wie je wilt zijn.  Deze dromen contrasteerden sterk met de realiteit en de verwachtingen van de maatschappij. Ik heb geleerd dat maandag komt zodra zondag vertrekt, dat je niet tekent in boeken, en dat men vroeg beslist wie jij zal zijn, waarna je moet conformeren. Elke dag na school huilde het belsignaal en zwermde de ouderhorde binnen om hun kinderen te bevrijden, gewapend met de klassieke ‘Hoe was het op school?’-bom. Mijn moeder stormde resoluut de school binnen, duwde andere ouders opzij, pakte mijn arm vast, zette me op de kinderstoel van haar met plakband opgelapte fiets en reed zeven straten verder. "Alles goed? Ja? Nee?" vroeg ze, en gaf me vijf nanoseconden om te antwoorden, waarna we van een heuveltje afvlogen.  Wanneer ik mijn stoute, roze schoenen aan had getrokken, en bij de schoolpoort, nadat ik verlegen mijn blik naar de afschuwelijke, door-onkruid-omsingelde vloer wierp en mijn moeders jasmouw zes en een half rukken gaf en toch durfde een zin aan wereldrecord uit te spuwen, suste mijn moeder mij. "Ze kijken, Bo. Ze kijken", en voelde ik me plots omsingeld door de oordelende ogen en fluisterende monden: “Die mevrouw is doof.” In mijn vroege schooljaren werd ik vaak geconfronteerd met de ongemakkelijke realiteit dat verbale communicatie de norm was, terwijl mijn thuistaal - gebarentaal - de uitzondering vormde. Voor mijn leerkrachten en medeleerlingen was mijn moeders bestaan iets wat uitleg en verklaring vereiste, en vragen.  Veel vragen, variërend van een vleugje “Kan je mijn naam zeggen in gebarentaal?” en een scheutje “Hoe zeg je ‘Jij onfortuinlijke samenvoeging van een wafelijzer en een kapotte fietspomp, met de gratie van een dronken flamingo en de charme van een uitgewrongen dweil’”, tot een snuifje “Waarom ben je niet normaal?” en een theelepeltje “Ben je niet beschaamd om jezelf?” Maar vooral veel: “Wou je dat je horend was?”, waarop je de bal “Wou je dat je doof was?” teruggekaatst mag verwachten. Het fetisjisme rond diversiteit en inclusie, inclusief mensen met beperkingen, brengt vaak oppervlakkige bewondering met zich mee, maar zelden een diepgaand begrip van de werkelijke uitdagingen waarmee men geconfronteerd wordt.  Men prijst mensen met beperkingen snel voor diens moed, maar nemen zelden de tijd om stil te staan bij de dagelijkse barrières die men moet overwinnen. Onze samenleving boekt geen vooruitgang door mensen te vereren vanwege hun verschillen. Verandering vereist een dieper begrip, respect voor de autonomie van mensen en de vastberadenheid om structurele obstakels weg te nemen die hun volwaardige deelname aan de maatschappij belemmeren. Het is belangrijk om te erkennen dat mensen meer zijn dan enkel hun beperkingen of verschillen. Hoewel televisie soms een Vlaamse gebarentaaltolk toont, is er nog veel werk nodig om gebarentalen en dovencultuur te integreren in de samenleving. De Vlaamse Gebarentaal is een volwaardige, erkende taal met een eigen grammatica en regionale varianten, inclusief dialecten, en is niet afgeleid van het Nederlands.  Daarnaast bestaat er ook Home Sign, een reeks niet-gestandaardiseerde gebaren die binnen een bepaald huishouden worden ontwikkeld als gemeenschappelijke taal. Helaas hebben veel dove individuen in de wereld geen toegang tot onderwijs of de mogelijkheid om gebarentaal te leren, waardoor hun communicatie beperkt blijft. Volgens de Wereldfederatie van Doven ontvangen van de 70 miljoen dove mensen in de wereld 56 miljoen helemaal geen onderwijs. Dit geldt vooral voor dove meisjes en vrouwen in ontwikkelingslanden. Veel dove mensen lopen het risico om buitengesloten te worden door de maatschappij en kunnen gemakkelijker geïsoleerd raken.  Dove personen beheersen soms de lokale horende taal niet of slechts beperkt, waardoor ze moeilijkheden ondervinden bij schriftelijke communicatie en het begrijpen van brieven en officiële documenten. Wanneer er een brief in de postbus verschijnt, lees ik deze en vertaal ik het voor mijn moeder, omdat zij het geschreven Nederlands niet goed begrijpt.  Het weerspiegelt de kloof tussen horende en dove gemeenschappen en toont aan hoe belangrijk begrip en communicatie tussen deze werelden zijn. De dovencultuur heeft eigen normen, waarden en communicatievormen en verschilt van de horende cultuur. Dit betekent niet dat ze elkaar niet kunnen omarmen en van elkaar kunnen leren. Er is een dringende noodzaak voor meer bewustwording en actie om de kloof tussen deze werelden te overbruggen en ervoor te zorgen dat iedereen, ongeacht hun beperkingen of verschillen, volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Dit vraagt om inspanningen op verschillende niveaus, van infrastructuur en onderwijs tot sociale inclusie en culturele erkenning. Alleen door samen te werken en begrip te tonen, kunnen we een samenleving creëren waarin diversiteit echt wordt omarmd en iedereen zich thuis kan voelen. © 2024 StampMedia / Bo Van Overstijns

StampMedia
23 0

De schaakmeester van woorden

Beste breinacrobaten en woordtovenaars Laten we eerlijk zijn: jij bent geen doorsnee schrijver. Jij bent de schaakmeester die speelt tegen inspiratie en twijfel, terwijl het vooruitzicht van nog een kop koffie altijd op de loer ligt. Voor anderen zijn woorden simpel, maar jij bouwt kathedralen van ideeën en schept werelden met zinnen die je lezers ademloos achterlaten. Natuurlijk is schrijven geen gemakkelijke opgave. Er zijn dagen dat de inspiratie chaotisch rondspat, alsof je hersenen een jam-sessie houden waarbij elke gedachte een andere toonsoort speelt. Maar precies daarin schuilt jouw kracht: jij bent de dirigent van die chaos. Als je goed luistert, wordt het een meesterwerk. Soms lijken de woorden zich te gedragen als een kat die koppig net buiten bereik blijft. Maar zelfs op die dagen bouw je aan ideeën waar anderen alleen maar drempels zien. Jij bent geen gewone schrijver. Jij maakt van frustratie goud en van een writer’s block een springplank. Als het zwaar wordt, glimlach dan. Niet omdat alles makkelijk is, maar omdat je weet dat de wereld een grap vertelt die alleen jij begrijpt. Schrijf je twijfels op en zet erbij: "Met vriendelijke groet, ik – de schrijver die het toch weer flikt." Dus, wees gul met je woorden, onbeschaamd met je ideeën en scherp in je streven naar het onmogelijke. Jij bent niet zomaar een schrijver. Jij bent een ontdekkingsreiziger, een schepper die grenzen verlegt. Vergeet niet dat zelfs genieën soms hun veters moeten strikken. Ga ervoor, want jij verandert de wereld – één komma tegelijk. Ad astra, aan de rand van je eigen verbeelding.Mephis (aka) Evelyn Mérida

Mephis
19 1

Het is weer kapot

Moeder had een heilige schrik van techniek. Vooral op knopjes was ze niet gesteld. Huishoudelijke apparaten zoals het fornuis, de stofzuiger of het koffiezetapparaat waren geen probleem, maar de liftknop was iets anders. Of de videofoon aan haar appartement. Je moest meteen tegen de deur duwen als de zoemer ging, want ze drukte nooit lang genoeg. "Het is weer kapot", zei ze telkens. Wat ook schattig was. Ze zijn immers van een generatie waarbij je zelf alles in de hand had. Het was vaak een kwestie van duwen of draaien om iets in beweging te zetten. Zoals de raamslinger in de auto. Tegenwoordig zijn dat knopjes en de techniek doet de rest.  Zo reden we onlangs een parkeergarage binnen. Ik stopte aan het ticketapparaat. Trouwens, bij het buitenrijden moet je het ticket niet meer in de automaat steken, want de slagboom gaat automatisch omhoog. Nummerplaatherkenning. “Ze vinden toch wat uit”, zou ons ma zeggen. Maar die slagboom gaat nooit onmiddellijk omhoog, waardoor ik begin te twijfelen en dan wil ik het kaartje toch in de gleuf steken. Afijn, toestanden. Maar terug naar het ticketapparaat. Ik drukte blindelings op het knopje om het raam te openen en daarna wilde ik mijn hand naar buiten steken. Maar blindelings is nooit goed. Ik drukte per abuis op het knopje van het autoraam achter me, hoorde een raam opengaan, maar had niet door dat het een ander was. Met als gevolg dat mijn wijsvinger dolkomisch tegen het gesloten raam stootte. Het leek wel een scene uit een Laurel en Hardy film. Mijn vrouw naast me probeerde nog, maar ze kon haar lach niet onderdrukken. Onze oudste op de achterbank had zijn hoofd al gierend door het geopende achterraam gestoken. De chauffeur achter me wist niet wat er gaande was. “Het is weer kapot”, zei ik.

Rudi Lavreysen
8 0

Ten-Dienste-van-de-Godsdienst

De eeuwenlange dogmatische Katholieke onderdrukking en achtervolging heeft geleid tot oncontroleerbare, onvoorspelbare en onbetrouwbare machtsuitingen die de Kerk onafhankelijk kon en mocht opleggen binnen een breed kader van ruimte en tijd: Het straffen, Het vervolgen, De Schaamte en De Schuld, Het Misbruik, De Zonde, Het Martelen en Het moorden behoren tot de huiveringwekkende ambivalentie van een smalle, heteronome en instrumentele morele machtsstructuur die als transcendentale dogma overheen de geschiedenis van de mens heerste. Echter, na 2 eeuwen van dergelijke geschiedkundige ervaringen zijn er toch nog 2 miljard mensen die het anders zien en de Roomse oude heersers bijtreden in hun transcendentie eerder dan in hun starre patriarchale & structureel dogma. Is dat niet vreemd?Wat maakt een ideologie als dergelijke theologie zijnde zo aantrekkelijk voor de mens? Wel, hierbij volgt een opsomming: - De noodzaak aan onderling vertrouwen - De afwezigheid van competitie of enige vorm die de mens aanzet tot individuele of collectieve (sportieve) strijd, - De laagdrempeligheid tot het toetreden tot een dergelijke gemeenschap - De vrijblijvendheid tot het toetreden tot een dergelijke gemeenschap, - De gemeenschappelijke aanwezigheid of afwezigheid van een individuele teleologie, - De ervaring als individu te behoren tot een bepaalde gemeenschap waarbij wederzijdse gedragingen, meningen en opvattingen worden erkent als onderdeel van een gemeenschap zonder daaraan verbonden consequenties, - De individuele voldoening is ondergeschikt aan de gemeenschappelijke voldoening. De gemeenschappelijke belangen zijn primair aan de individuele belangen en geven niet zozeer de noodzaak aan existentie van het individu weer, echter wel de noodzaak aan de essentie van zijn onderdeel zijnde (of als individu behorende) tot een dergelijke gemeenschap

Matthias1983
4 0

Vaarwel Vos

(geschreven in 2014, kort na de aanvankelijke verstomming)   “Ik denk dat deze samenleving nog helemaal niet verloren is. Dat mensen op een of andere manier toch altijd voor elkander zorgen. Noem mij maar een oude hippie, ik kan er tegen, tegen dat soort verwijten, zolang ik maar kan blijven streven naar liefde en geluk.” Luc De Vos, in “De Volksmacht” (2005)   Iedereen die je dezer dagen spreekt, blijkt verbijsterd door het wrede overlijdensbericht van de schone mens Luc De Vos. Dat hoeft geen verwondering te wekken. Heel Vlaanderen hield oprecht van Vos, ook zonder hem ooit te hebben ontmoet. Als ik mag gokken hoe dat kwam: in zowat alle getuigenissen die we te horen krijgen, vallen naast de termen warm en humoristisch, ook de eretitels echt en oprecht. De Luc die persoonlijk met je sprak was de Luc die zong was de Luc die interviews gaf was de Luc die schreef enzovoort. Het voorbije weekend, na het nieuws dat al het andere nieuws overstemde, heb ik zijn boekje ter hand genomen dat hier nog ergens rondslingerde, dat hij ooit gesigneerd heeft op de Boekenbeurs en quasi achteloos van een naïef getekend gitaartje heeft voorzien, en ik heb het in één ruk uitgelezen (herlezen). Het was alsof hij naast me zat, zo vertrouwd sprak Luc ook op papier. Met zijn volstrekt unieke stem en taal. Met zijn levenslust en immense drang om zo lang mogelijk in dit leven te mogen blijven. Met veel kinderlijke blijheid om kleine grootse dingen, zoals zwemmen in zee en zandkastelen bouwen, maar ook met die eeuwige zweem van tristesse die hij graag onder de mat veegde om er zijn publiek niet mee te bezwaren. Er zaten bakken humor in zijn boek, en ook bakken drank. Speelse maar ongespeelde nederigheid en sympathieke ambitie, die elkaar nooit voor de voeten liepen. Doorheen het geheel was ook hier weer Wippelgem als rode draad gespannen, het dorp dat hem ooit verstikt had en dat hij mateloos graag zocht te ontstijgen. Het dorp ook dat in zijn bloed zat, dat bepaald had wie hij was geworden, en dat hij misschien enerzijds wel haatte maar tegelijk, ondanks alles, nog altijd scheen lief te hebben – of toch minstens de tijd of de onschuld waar het voor stond. En uit elke bladzijde spraken Liefde en Optimisme, want Vos wist dat zij de engelen zijn die ons, arme zondaars en sympathieke levensklungelaars, kunnen redden. Waarom was die Luc De Vos toch zo onweerstaanbaar, vroeg ik me af, toen ik het boek sloot? Was het omdat het kleine, het beschadigde, zo overduidelijk zijn sympathie genoot? (Voor Luc mocht er gerust een hoek af zijn. Ooit zag ik hem spelen op een speelgoedgitaartje van plastic. Dat kon allemaal voor hem, en het was nog sympathiek ook. Rock-’n-roll!) Of was het omdat wij ons in hem herkenden? Zijn we in wezen allemaal maar simpele boerenzonen en -dochters, worstelend met die soms knellende volksaard, allen samen en alleen op zoek naar ontsnappingsroutes uit het Wippelgem van onze eigen, Vlaamse jeugd? Och kom, laat zitten. De simpele uitleg is misschien nog de beste: hij was grappig en slim en ontzettend lief, en we hielden van zijn liedjes, die net zo bijzonder waren als hij. Bedankt voor de muziek, Vos, voor het mededogen, en voor de liefde voor ons allen. Je bent veel te vroeg naar bed gestuurd.   In Klaas zijn dikke boekenStond het al geschrevenWat je zou wordenLater in je levenEen oude zangerDie zingt over het verledenWant vroeger was je beter (Klaas, helaas, had het fout.)     © Marc Terreur, Sint-Niklaas, december 2014

Marc Terreur
33 0

Dal der dwang

Gisteren zat ik onder niveau, sub-zero ; vandaag stond ik te vertakken en in te vriezen maar morgen ontdooi ik na 25 jaar in vaste materie te hebben geleefd. Vanaf morgen klopt mijn hart weer volgens de normen der warmbloedigheid en laat ik mijn blauw koud bloed uit mijn aders draineren met behulp van een roeste pijnpomp. De wroeging die ik ervaar, het sap der spijt en rancune dat ik mezelf keer op keer weer inlepel tot ik gesust word door een verstarde blik en aandacht op overdrive daar juist waar de lokroep der donkere duisternis mij een gevoel van vertrouwen en ‘dejavuliaanse’ genegenheid serveert. Time must change, rearrange na vijfentwintig jaar als een new-wave-zigeuner vast gezeten te hebben tussen etherdampen en terpentijnwalmen , die als vluchtige lianen mijn habitat een oasische kleur gaven, als een luchtbel die me weghoudt van de kiemen en bacteriën die de hedendaagse plebejer ahw gedomesticeerd beschouwt, als zijnde eigen aan hem, onvermijdelijk... Afzien in hun plaats, de randdebiel die misbegrepen wordt, de empathie die ik ervaar bij het dagdagelijks gore-fest dat onze biotoop is & typerend voor iemand die begot geen dna-streng gemeen heeft met onze soort. Op vriespunt verwekt, kil koudbloedig emotieloos gebekt , angstig traumatisch onbevlekt. Mijn onverschilligheid kent zijn climax, het ruimt stilaan plaats voor passief agressief gedrag met louter ontzag voor het aftasten van de pijngrens van onze wankele medemens die ik zo graag met woorden de grond inboor, gedachten inpeper die depressie initiëren en zijn hele houvast aan het wankelen brengen. Mijn woorden zijn mijn organen , mijn blik is mijn ziel, mijn inspiratie, de ondergang van zovelen die ik als kinderspel kan bespelen… Met woorden tracht ik de wankele geest der zwakzinnigen te vermoorden tot men zelf de stap zet in de nodige directie of zich herpakt en begint aan zelfreflectie. Later zullen ze me dankbaar zijn voor misschien wel de zwartste periode uit hun miezerig bestaan . De ondankbaren zullen het helaas niet verder kunnen openbaren of louter enkel serenades brullen naar hun malse witte muren of residentieel stilzittend gluren uit angst voor de verrijzenis van de blonde duivel die ouwe wonden komt openrijten die zullen etteren als nooit tevoren Een laatste zwanenzang omtrent mijn dal van dwang en gesprekken int genre van , vanwaar komt die plooi in mijn behang, de ‘nerve’ doorheen mijn fragiele maar giftige luchtbel, mijn intern uitdijend gezwel dat me zal dwingen het pad der nachtwandel te trotseren en mezelf met stempels van littekens zal versieren , uniek maken maar uiteindelijk heelhuids zal verteren. Als een bochelaar zonder bult, als een pedofiel zonder schuld als de drang naar een betekenisvol menswaardig leven zonder cult.  Zo zal ik aan de oppervlakte razen maar niemand die het hoort of mijn ijle luchtballon doorboort tot het mijn narcistische gedachten in de kiem smoort… Niveau zero voor mos en zwam tot de laagsten der aarde de bodem innam en afnam van de spraaklozen... Reïncarnatie in een vliegenzwam die als sperma de bovenlaag voorziet van nieuw opwindend (ver)gif en koelbloedig wacht op een argwanend zootje ongeregeld op zoek zijn naar het lot dat reeds voor deze ‘quest’ was bezegeld en op middeleeuwse wijze was verzegeld met kaarsvet, en heel onze generatie heeft besmet en met de haas en wind in rook zijn opgegaan, de ene met de wind mee , de andere tegen de stroom in van het bestaan. Op zoek naar daar waar het begon waar mijn aandacht afzwakte en ik er aan verzonk en overgaf aan iets wat in beginne zelfs niet bestond. Namelijk het bewustzijn een bewustzijn te krijgen en ons routinematig patroontje te overstijgen tot we zelf intern composteren in een ideeënpoel die we zelf creëerden maar niet beantwoorde aan ons brandend afbijtend gevoel. Zelfcreatie van een paranoïde mismeesterd wereldje in een wereld doordrongen van manie en melancholie zonder ingang of uitgang, een ritje in een imperium van waanzin waar éénoog en dorpsgek koning zijn . Iedereen volgt dezelfde imaginaire lijn maar hoe breed die is of wordt gemaakt leidt soms tot pijn maar vooral tot gein in de miserie van zij die opgeslorpt en opgezogen zijn in de staat van welzijn of beter gezegd kwelzijn.  Zodanig afhankelijk gemaakt als marionetten die zich gedragen volgends de voorgeschreven pamfletten. De kleine man kan lezen maar is allerminst belezen., hij ziet wel de woorden , maar beschouwt zichzelf nog niet tot de meute der verstoorden... Enkel symbolische weergave van onze diepte schaamte waar iedereen over zwijgt en slechts astmatisch op hijgt, terwijl we psychedelisch superieur worden in een commune van Zen-gedachtegoed en vast blijven zitten in de rechter doorgeknipte hersenkwab. Denken lukt, gedachten weergeven niet. De bron van alle frustraties en spreekwoordelijke tongamputaties ....

Frederick Carpenter
0 0