Lezen

EEN WOLLEN WERKELIJKHEID

Vanmorgen besloot ik de radio aan te zetten uit nostalgie. Aan de ontbijttafel in mijn ouderlijk huis op ‘t Zuid pleegde mijn vader dat elke ochtend te doen. Met een slaapkop kwam ik toen beneden, ik had net genoeg energie om een portie Smacks of Rice Crispies en melk in mijn kom te gieten. Ik ben nooit een ochtendmens geweest. Ook wanneer we de auto in kropen, stond StuBru te draaien. De stemmen van Jan Hautekiet en Tomas De Soete vormden een zachte bedding waarop ik wakker kon worden, zeker in de winter. Terwijl mijn vader de aangevroren ruiten afkrabde, zaten wij met drie op de achterbank. Het was ijskoud in de paarse Ford Mondeo Clipper, maar met de radio aan was het iets warmer, alsof de presentatoren die eindeloos doorgingen over files in Stroombeek, Jette en Vilvoorde ook aanwezig waren en met hun radiostem de auto verwarmden. Nostalgie is soms echter een venijnige vriend. Het is nooit zoals je je herinnert. In plaats van warmte surfte er iets heel anders op de radiogolven: verdriet, slecht nieuws, stress, oorlog. Zoals elke ochtend warmde ik havermout op voor vrouw en kind (mijn zoon eet liever boterhammen) en wachtte op het verhoopte gevoel van troost van weleer. Maar het ging alleen maar over ingestorte gebouwen en doden in Gaza, de spanningen tussen Noord-Korea en hun zuiderburen, hoe Amerika knuppels blijft gooien in het Chinese hoenderhok, de mobilisatie van Rusland en de verliezen van Oekraïne. Zelfs de verkeersinformatie werd snel en amechtig afgehaspeld, met een irritant muziekje eronder. Toen al die gruwel gepasseerd was – ik had op verschillende momenten de radio bijna het zwijgen opgelegd – volgde er een soort nieuws special. Eindelijk, dacht ik, misschien een positievere noot. De hap hete havermout bleef echter steken in mijn keelgat toen ik de schoten hoorde galmen die vorig jaar werden afgevuurd in Brussel, tijdens de wedstrijd tussen Zweden en België. De special was een ‘herdenking’. Is het echt nodig om die schoten te laten horen? Bij een herdenking denk ik eerder aan een moment van stilte of eerbied. Het is pure paniekzaaierij. Mijn kinderen hadden het uiteraard ook gehoord. ‘Was dat een echt geweer papa?’ Ik herinner me dat ik als kind ook nieuws hoorde over oorlog in Joegoslavië en Kosovo, maar het werd altijd met respect behandeld. Ook al speelde het zich af in de achtertuin van Europa, de nadruk lag op de sereniteit van het nieuws. Er was een zekere afstand, bijna een geborgenheid. Natuurlijk voelde ik als kleine jongen dat het een serieuze situatie was en dat er mensen vochten en sneuvelden, maar nooit werd het zo plastisch als nu in onze strot geramd. Zijn je kinderjaren echt gehuld in een wolk van onschuld? Of is alles scherper, harder en sneller geworden – en dat in een wereld van woke.

Lennart Vanstaen
17 3

Een kale reis.

In de laatste sigaret op Spaanse bodem proefde ze de ontgoocheling van een reis die voorbij was en niet had gebracht wat ervan te verwachten viel. ‘Een kouwe kermis’, dacht ze terwijl ze naar de homp vlees keek die onhandig in een rieten hotelstoeltje gepakt zat en haar ex was. Zijn ogen diep in z’n kassen, zoekend bijna, naar het laatste beetje ziel, aangetast door drank en het leven zelf. Hologig staarde hij naar de luttele druppeltjes bier in zijn glas. Hij mompelde iets als ‘in schoonheid afsluiten’, maar kwam niet uit zijn woorden en koos voor turen in de verte in plaats van moeite. De reis was geboekt toen ze nog geen exen waren. Het was misschien allemaal een beetje te snel gegaan, achteraf gezien. Maar achteraf is het zicht altijd beter dus dat telt niet. De luchthaventaxi’s kwamen bij bosjes aangereden en verzamelden zich voor de ingang van het hotel. Mannen met hemden, uit hun broeken, hielden zich in stilte bezig. Toeristen sjokten hun valies achter zich aan, de vakantie was gedaan en de frons in het voorhoofd kneedde zich weer als vanouds. Waar was het fout gelopen? Waar tegen was de relatie niet bestand geweest? Kon hij nog zeggen waar de schoen wrong? Zei hij maar waar het gekneld zat, dan kon ze daar iets aan doen, maar hij zei niets. Nooit echt gedaan. Was ze toch in de val getrapt. De val van blijvend polonaise springen terwijl het feest over was, willens wetens melden dat alles prima was terwijl de duisternis haar intrede deed. De val, die ontzettend venijnige val, dat leven passeert zonder grip op de teugels. ‘Ik mis je en ik wil een knuffel’, hoopvol keek ze zijn kant op terwijl ze deze zin schoorvoetend en verlegen mompelde. Hij zag haar mond buigen en tuiten. Dat er woorden te horen waren wist hij al verstond hij ze niet. Hij dacht aan die keer met dat feest, dat er Duvel was en dat hij met drie anderen om ter hardst had gelachen om niets. Een lach die vanuit de onderbuik resoneerde, verder opzwol in de keelholte en vervolgens los liet in de met vlaggetjes en flauwe spots beklede feestzaal waar het betrekkelijk warm maar dus tamelijk donker was geweest. Het geluid klokte. Zo bleven ze bezig tot ze uitgeteld waren. Gek toch dat ik daar nu aan denk, op een terras in Benidorm. Hij greep zijn pint vast en proefde het genot van een goudgele rakker die zijn mond fris spoelde. Ze was gestopt met praten, dat kon hij zien. De taxichauffeurs, die eerder rustig stonden te wachten, maakten nu meer lawaai en begonnen actief mensen te ronselen. Ook voor hen was het tijd om te gaan. Dus dat deden ze. Er gebeurde niets en dat was goed zo. Straks, na de vlucht, was er weer bier. Doordoen dus. Onzeker waggelend naar een zeker einde. Lachen, vast en zeker. 

Thomas De Mulder
18 0

Het muurtje

De radio zegt dat er actie gevoerd wordt tegen eenzaamheid. Of dat een goede zaak is? Natuurlijk. Of ik het ken? Ik ben er alleszins de persoon niet naar om zomaar en voortdurend bij iedereen binnen te vallen. Als kind al niet. Bij ons achter stond een muurtje en als ik daar op klom, kon ik tot bij een vriend van twee huizen verder kijken. Het klimmen ging gemakkelijk want het was een muurtje met ruitvormige gaten. Je zag ze in die dagen overal. Dan wachtte ik op dat muurtje tot hij buiten kwam en dan riep ik. Het was wel ooit lang wachten. Een keer zat ik er een tijdje en toen hij eindelijk buiten kwam waren mijn benen aan het slapen. Met die slapende benen en van blijdschap omdat hij buiten was viel ik van het muurtje. Met als gevolg een verzwikte enkel waarmee niet te spelen viel.  Of als ik naar het voetbalveld fietste in de hoop daar iemand aan te treffen om mee te voetballen. Daar trof ik enkel de voorzitter aan die het gras maaide. “Je zal thuis moeten voetballen”, zei hij. “Tegen een muurtje shotten of zo.” Dan moest ik onverrichter zake naar huis met mijn voetbal die nog niet onder de snelbinder van mijn fiets was geraakt. Al ging shotten tegen dat muurtje met die ruitvormige gaten niet zoals het moest. De bal sprong alle kanten op. Er was wel een vlakke muur maar daar stond een raam in en dat hadden we al eens ingetrapt.  De vraag is natuurlijk of dat gevoel van vroeger hetzelfde was als eenzaamheid. Tja, het was wellicht een combinatie van verveling en ietwat eenzaamheid. En de volgende dag was het gras gemaaid en waren er wel vrienden om mee te voetballen.  Maar het muurtje, dat werkte wel.  

Rudi Lavreysen
19 1

Fijn gluren in Amiens

Het Musée de Picardie was maar lijstduwer op mijn wishlist ‘weekendje Amiens’. Bovenaan stond een bezoek aan de binnenstad en haar kanalen, de wijk Saint-Leu en het huis van Jules Verne. Maar omdat het wat miezelde, waaiden we tegen elven aan in de binnentuin van het museum. Peter zette zijn schouder tegen de houten poort, om dan vast te stellen dat de ingang zich aan de zijkant van het gebouw bevond. Een automatische schuifdeur. Ik verwachtte een vrij klassiek museum. Denk: heldendaden op groot formaat en personages die amper doorbloed zijn, zo bleek en wit dat je begrijpt dat sommige mensen er het woord blank niet voor willen gebruiken. De eerste zaal na de kleurrijke ingang leek die verwachtingen te bevestigen. Toch vestigde Peter mijn aandacht op de legendarische Lady Godiva, die in Coventry naakt op een paard zou hebben gereden, enkel opdat haar man de belastingen zou verlagen. Die Leofric liet zijn vrouw begaan op voorwaarde dat niemand naar haar zou kijken. Alleen ‘peeping Tom’ gluurde en werd daarmee de beroemdste voyeur. Schilder Jules Lefebvre haalde zijn ladder boven om de legende zo monumentaal mogelijk vast te leggen. De Tsjechische Tereza Lochman (1990) persifleerde dat verhaal schitterend met haar mixed media van hout en pigment. Ze verwijst naar het verzet van Femen en naar de invloed van pesticiden op het lichaam. Godiva kreeg het hoofd van Tilda Swinton. Lochmans bevreemdende werken zijn de perfecte remedie tegen museale dufheid. Ze triggeren en passen wonderwel bij de draken, engelen en volkse gezichten op de retabels even verderop. Ik was minutenlang vastgekluisterd aan een klein werk in ivoor uit 880. Ongelooflijk hoe fijn Saint-Remi en zijn volgelingen afgebeeld zijn. Die drommen mensen op de retabels lijken dooreen geschud door een klimaatgestoorde orkaan, ze wringen en ze duwen, maar blijven tegen wil en dank bij elkaar. Zo druk als het is op die sculpturen, zo kalm was het in de gangen van het museum. En dat is doodjammer. Al opgetogen door het fijne werk op het gelijkvloers, schoot ik haast vol op de eerste verdieping. De Francissen, Bacon en Picabia, tekenden present en er hing warempel een Picasso. Maar de ware ontroering schuilde in de selectie van werk dat beklijft, zoals het portret van de eigenzinnige kleuter Maurice Lefebvre, de zoon van de monumentale schilder. En zelfs secties waar ik normaal haastig doorloop, zoals de archeologie, bleven me boeien. De januskop tegen een spiegeltje, het zwarte varkentje uit de eerste eeuw na Christus, identieke postuurtjes van farao’s. Seriewerk uit het Oude Egypte. Kortom, dit museum verdient meer bezoekers. Het revitaliseert uw verbeelding. Konden marketeers en influencers dat maar even goed aan de man brengen als een potje yakult.Na een Indische maaltijd in een restaurant dat met een beoordeling van 3,5 opgescheept zit op Tripadvisor, voornamelijk door klanten die er niet naar het toilet mochten twee dagen nadat ze er hadden gegeten, of hun ene hoofdgerecht niet mochten delen onder hun drieën, trokken we naar het huis van Jules Verne. Die vond in Amiens de vrouw van zijn leven na een hele reeks blauwtjes te hebben gelopen. Met drie succesvolle boeken op zijn palmares sloeg hij een jonge weduwe aan de haak, en vestigde zich in een prachtig hoekpand. Hoewel het huis vier verdiepingen aan ruime kamers telt, schreef Jules Verne onwerkelijke reizen uit in een krap bureautje. Alsof die grote binnenwereld het meeste gebaat was bij een kleine ruimte. Achter zijn schrijftafel staat een bed waar hij misschien indommelde tussen het schrijven door. ‘De reis om de wereld in tachtig dagen’ werd een hit, alleen al van de merchandising kon Verne rentenieren. Thomas Cook organiseerde in de nasleep van de roman toeristische reizen om de wereld, terwijl Verne tot gemeeenteraadslid werd verkozen in Amiens. Een stad op een steenworp van Parijs maar met minder kabaal, zo schreef hij. Zijn personage Phileas Fogg vraagt zich af wat het reizen hem nu heeft opgeleverd. Zijn liefhebbende vrouw, besluit hij, je zou voor minder de wereld afschuimen. Alsof Verne daarmee de reislust wou temperen die hij bij zijn lezers had aangewakkerd. Oost west, thuis best. Al is Amiens ook niet slecht. 

Pons
0 0

De Zwaardvis

   Ik besluit een schilderij te gaan maken van een zwaardvis. Verschrikkelijke beesten zijn dat! Die hakken - zjoef, zjoef, zjoef - in het rond. En alles en iedereen is aan stukken, het water verandert dan in één grote plas bloed... en daarna is het smullen van het gehakt. Het wordt een heel bloederig schilderij! Ik schilder zoals de zwaardvissen hakken, dus is het snel klaar. De volgende dag komt er een man de Hoedensalon binnen, hij zoekt een rode hoed met witte stippen. Maakt niet uit wat ie kost,’ murmelt hij een beetje binnensmonds. ‘Dat is geen enkel probleem, zegt Caroline, hebben wij hem niet, dan maak ik hem wel voor u.’ Plotseling valt zijn oog op mijn bloederige schilderij van de zwaardvis. ‘Ik ben dol op zwaardvis,’ zegt de man. (Ik had het schilderij tijdelijk beneden in de Hoedensalon gezet, samen met nog een stapel andere schilderijen. Ze zouden namelijk worden opgehaald voor een expositie van agressieve zeevissen.) ‘Is dat schilderij te koop?’ vraagt de man. De man is erg onsmakelijk dik en hij heeft een merkwaardig opgezwollen voorhoofd. Een adderachtige tong, die tussen zijn dikke lippen tevoorschijn komt, lijkt smachtend naar het schilderij te likken. ‘Ik ben dol op zwaardvis,’ murmelt hij wederom.            Toevallig kom ik juist binnenlopen en hoor wat de man vraagt.        ‘Nou, voor twintigduizend euro mag u het kopen,’ antwoord ik.        'Tienduizend, murmelt hij en het schilderij is verkocht.’        'Vijftienduizend en de deal is rond,' zeg ik.        De man betaalt mij met klinkende munt en met Caroline spreekt hij af wanneer hij zijn hoed kan komen ophalen. Vrolijk fluitend gaat hij, met het schilderij onder zijn arm, de deur uit.    Veertien dagen later komt de man, zoals blijkbaar afgesproken, de rode hoed met witte stippen ophalen. Hij is in gezelschap van een vrouw die nog dikker is dan hij, ze heet Bolala. Zij wil ook een hoed, maar dan een blauwe met witte stippen. ‘Dat is geen enkel probleem, zegt Caroline, hebben wij hem niet dan maak ik hem wel voor u.’     En... zij wil ook een schilderij. Ze wil een schilderij van een felblauwe zwaardvis.         ‘Felblauwe zwaardvissen bestaan niet,’ zeg ik resoluut.        ‘Oh... dat is erg jammer,' zegt Bolala zuchtend.        'Maar u kunt toch wel een blauwe zwaardvis voor mij schilderen?’ vraagt ze vervolgens met een mierzoet stemmetje.        ‘Nou, vooruit dan maar, antwoord ik, maar ik heb wel een inspiratiebron nodig.’         ‘Geen probleem, zegt de dikke man, wij hebben een leuke dochter die in de auto op ons zit te wachten en...’            Even later huppelt er een meisje met een heel kort rokje naar binnen. Ze heeft flinke borsten, een smalle taille en... ze draagt een klepperend gebitje. Snel zet ik mijn recorder aan. ‘Heerlijk geluid voor ik mijn boek - Jozef Bloks in beeld en geluid,’ mompel ik in mijzelf. (Een mens mompelt soms heel wat af in zijn leven.) Het meisje kan goed klepperen, ze is blijkbaar heel muzikaal.    ‘Wat vind je van haar?’ vraagt Bolala.        ‘Geweldig,’ roep ik uit en vervolgens sleep ik het meisje (ik noem haar "Klapstuk"- want ze ziet er best aardig uit) mee naar mijn atelier en zet haar boven op mijn namaakzwaardvis. Plof! Die zit!          ‘En... stil zitten, zeg ik, doe maar net alsof je bovenop je vriendje zit.’ Klapstuk kleppert met een brede glimlach van oor tot oor. Vervolgens neem ik de zaagmachine van de vrouwelijke postbode ter hand (zie mijn verhaal: Ramba de postbode) en bestorm hiermee de zwaardvis en... de arme Klapstuk. Het meisje gilt prachtig Hitchcockiaans. Geweldig! Ik neem het allemaal op. Dat geschreeuw kan ik wellicht nog wel eens aan een amateur horrorcineast verkopen, denk ik bij mijzelf.     Klapstuk plast van schrik in haar broekje. Het goddelijke vocht sijpelt langzaam over de rug van mijn nepzwaardvis. Het arme meisje ziet helemaal bleek. Met mijn super rustgevende stembanden spreek ik haar toe: 'Het is allemaal maar show, lieve meid en... bovendien is het de schuld van je moeder. Zij wil zo nodig een schilderij van een felblauwe zwaardvis! Ik niet!'     Snel schilder ik een doek vol met... felblauwe zwaardvis en als ik bijna klaar ben, gooi ik er een handjevol plas van Klapstuk overheen. Het druipt allemaal heel lekker. ‘Jackson Pollock zou het niet beter hebben gedaan,’ mompel ik in mijzelf. Het meisje is al weer snel van de schrik bekomen en ze vindt het eigenlijk wel een mooi schilderij geworden. Ik doe nog een finishing touch en... klaar!     ‘Dat heeft u snel gedaan,’ zegt Klapstuk.        ‘Ja..., ik ben een snelle schilder,’ antwoord ik.       Hand in hand gaan we weer naar de Hoedensalon en ik overhandig Bolala het nog natte schilderij. ‘Prachtig, prachtig,’ roept ze uit! De dikke man overhandigt mij wederom met een royaal gebaar vijftienduizend euro (‘ik vraag veel te weinig voor mijn schilderijen,’ mompel ik in mijzelf) en weg zijn ze.      Ik kijk Caroline aan en zeg: 'Wat wij tegenwoordig toch allemaal voor onze klanten over moeten hebben.'                                       --------------------------------------------------- Het verhaal speelt zich af in Antwerpen waar mijn vrouw - van 2000 tot 2011 - eigenaresse van een Hoedensalon was. Jozef Bloks - projectkunstenaarSpanje 2024Altea, Alicante https://jozefbloks.blogspot.com/

Jozef Bloks
19 0

Een Nacht in de Steengroeve: Onze Avontuurlijke Reis naar de Provence

Dit waargebeurde reisverhaal speelt zich af in de jaren '70, toen disco de dansvloeren overnam en wij nog geloofden dat het mogelijk was om alles zelf te repareren met een schroevendraaier en wat plakband, besloten mijn vrouw en ik met onze Ford Granada en onze trouwe Wawa-caravan richting het zonnige Zuiden van Frankrijk te trekken. De bestemming: de Provence. Het was dé zomer om die lavendelvelden en pittoreske dorpjes te ontdekken. En voor wat extra avontuur namen we onze goede vriend Chris mee. Chris was een man die altijd in was voor een spontane actie en dat zou ons die zomer zeker niet ontgaan. We hadden besloten om de reis niet in één keer te maken, maar lekker in etappes. Dit hield ons flexibel en gaf ons de mogelijkheid om onderweg steeds op zoek te gaan naar een charmant plekje om de nacht door te brengen. Dat was tenminste het plan. Hoe moeilijk kan het zijn, dachten we nog, om ergens een rustige plek te vinden waar je de caravan kunt neerzetten, een paar uur slaap kunt pakken en de volgende ochtend vol energie verder te trekken? Na een lange dag rijden, waarbij Chris achterin de auto voornamelijk bezig was met het geven van ongevraagde rij-instructies ("Je moet echt sneller die bocht ingaan, hoor!") en het lezen van een halve Michelingids, vonden we ergens laat in de avond een plek die er best goed uitzag. In het donker zag het er rustig uit en de vlakke ondergrond leek ideaal voor de caravan. Hier zouden we het wel redden voor de nacht, dachten we. Chris gaf zijn goedkeuring: "Dit is perfect! Geen auto's, geen lawaai, en zelfs een mooi uitzicht als je daar kijkt." We keken. Niks te zien, want het was pikdonker. Maar ach, we waren moe en wilden gewoon slapen. De Ford Granada werd geparkeerd, de Wawa-caravan netjes op z’n plekje gezet en we installeerden ons voor de nacht. Terwijl de stilte ons omringde en de sterren langzaam aan de hemel verschenen, vielen we alledrie in een diepe slaap. Die ochtend was het zonlicht onze wekker. Het was een van die ochtenden die je in de Provence verwacht: helderblauwe lucht, een zacht briesje, en... het oorverdovende geluid van zware machines? We schoten wakker, compleet in de war. Wat was dat lawaai? Waarom voelde de grond alsof een kudde olifanten er overheen aan het denderen was? Chris was als eerste buiten. Hij opende de caravan deur, en wat hij toen zag, zal ik nooit vergeten. We stonden niet op een rustiek veldje zoals we hadden gehoopt, maar midden in een steengroeve! Om ons heen reden vrachtwagens af en aan. Grote kranen takelden enorme rotsblokken omhoog en mannen in fluorescerende werkkleding keken ons aan alsof we een attractie waren in hun werkschema van de dag. Mijn vrouw stond inmiddels naast Chris en staarde ongelovig naar het tafereel. "We zijn in een steengroeve beland," zei ze, met een mengeling van ongeloof en ontzag. Alsof we per ongeluk op een filmset terecht waren gekomen, waar het scenario nu volledig uit de hand liep. Chris, die normaal gesproken altijd wel een kwinkslag klaar had, stond daar met zijn mond open. "Hoe... hoe hebben we dit niet gezien?" vroeg hij uiteindelijk. Het antwoord was simpel: het was donker, we waren moe, en we hadden geen idee waar we naar keken. We probeerden het nog even te relativeren. "Misschien denken ze dat we toeristen zijn, op zoek naar een industriële kampeervakantie," grapte ik halfslachtig, terwijl we snel begonnen met het inpakken van de caravan. Maar elke keer dat we naar boven keken, zagen we weer een nieuwe vrachtwagenchauffeur of bouwvakker hoofdschuddend naar ons kijken. Het was alsof we een natuurdocumentaire waren, maar dan met ons in de hoofdrol: "De onwetende toeristen in hun natuurlijke habitat, vastgelopen in een steengroeve." Het ongemak nam snel toe toen een van de werklui ons vriendelijk doch dringend vroeg om "als de wiedeweerga" te vertrekken omdat ze "die grote rotsblokken écht nú moeten verplaatsen." Oh, en of we voortaan misschien "iets beter wilden kijken waar we ons neerzetten." In een recordtijd pakten we de caravan in, verbonden hem aan de Granada en maakten dat we wegkwamen. Het was geen moment te vroeg, want net toen we de bocht omreden, zagen we dat de plek waar we net nog sliepen nu werd overspoeld door bulldozers en enorme trucks. Nog even en we waren zelf tot steengruis vermalen! De rit naar de Provence verliep verder redelijk vlekkeloos, op een paar verloren landkaarten en onbedoelde omwegen na – waar Chris uiteraard zijn rij-instructies nog even verder aanscherpte. Maar die eerste ochtend in de steengroeve bleef het gespreksonderwerp van de reis. "Kun je je voorstellen wat die kerels dachten toen ze ons daar zagen?" lachte Chris telkens weer. "Die dachten vast dat we gek waren!" Bij aankomst in de Provence, waar de lavendelvelden inderdaad net zo prachtig waren als beloofd, hadden we het steengroeve-incident nog steeds niet helemaal verwerkt. Elke keer dat we een vrachtwagen zagen, moesten we weer gniffelen. Chris, die het altijd wel goed zag in situaties, besloot zelfs dat we onze volgende vakantie “industriële toeristen” moesten spelen en doelbewust op zoek moesten gaan naar bouwterreinen om te overnachten. Maar dat idee werd door ons snel afgeschoten. Het bleef niet bij die ene vakantie, en jaren later, zelfs vandaag de dag, lachen we nog steeds om dat ene moment. We hebben talloze vakanties gehad, prachtige plekken gezien, en de wereld ontdekt op onze eigen manier, maar die ene ochtend midden in een steengroeve is de herinnering die ons steeds weer weet te verrassen. Als we tegenwoordig langs een steengroeve rijden, halen we altijd even diep adem en kijken we elkaar aan. "Niet hier stoppen, hè," zegt mijn vrouw dan met een knipoog. En ik weet dat ze gelijk heeft. Eén keer een bezienswaardigheid tussen vrachtwagens en bulldozers is meer dan genoeg voor een heel leven. En Chris? Die heeft het er nog steeds over op verjaardagen. Hij heeft het verhaal inmiddels zo vaak verteld dat het bijna een legende is geworden in onze vriendenkring. "Wist je dat ze een keer in een steengroeve sliepen?" hoor ik hem dan zeggen, terwijl hij zijn ogen groot opzet en de toehoorders vol spanning naar hem luisteren. Ja, dat was de zomer waarin we onszelf per ongeluk midden in een Franse steengroeve terugvonden. Maar het was ook de zomer waarin we leerden dat zelfs de meest gênante momenten vaak de mooiste herinneringen opleveren – al duurt het soms even voordat je erom kunt lachen. Dus als je ooit op zoek bent naar een plek om te overnachten tijdens een roadtrip door Frankrijk: kijk alsjeblieft goed waar je neerstrijkt. En als het eruitziet als een stille, verlaten plek... controleer dan even of er niet ergens een bord staat dat waarschuwt voor "zwaar materieel in gebruik." Je weet maar nooit waar je de volgende ochtend wakker wordt.

Guy Van Damme
27 0