De boom
Waar de haardvuren en de pelletkachels in de huizen verderop gelegen voor gezelligheid zorgen, sta jij hier zo bedeesd, een traan bungelt uit jouw ooghoeken en vormt daar net geen ijspegel. Waar de zon gisteren nog scheen, is het vandaag een gruwelijke ijskoude dag, het voorspelt niet veel goeds voor morgen. Jouw vuur brandt nog, het is een vlammetje dat je met jouw acht winters voedt, terwijl je in jouw armen knuffelt met jouw pluche egel. Hier, op deze plek, lieve schat, zag ik jou al vaak langskomen. 'Weet je? Ik verloor ook een dierbare ziel, iets verderop.'
Daar aan de ingang kruisten onze paden al verscheidene malen zonder elkaars aanwezigheid echt in acht genomen. We zien er allemaal wel wat tegenop. Want als we hier naartoe komen, dwalen we af naar het pad der herinneringen. Dan zijn het dubbele wegen die we inslaan: het deels willen koesteren van wat weg is en wat nooit meer terugkomen zal, voldoen we ons toch aan onze mijmeringen. En dan die kille ijskoude vlam van onmacht, ‘waarom? waarom?’ zeggen we met veel leed begaan.
De boom voor ons is een teken, haast een symbool, van wie iets met liefde en zorg voedt, zal hoop koesteren, dat zelfs in de moeilijkste tijden voor degenen die we kwijt speelden op het pad des levens nog steeds een vrucht groeit, een zaadje van liefde in ons lijden, dat kleur geeft aan ons gemoed.