Bert Jamers

Gebruikersnaam Bert Jamers

Teksten

De Jongensvogel

Een zware dagHet was een zonnige ochtend in de boerderij terwijl Bram de ruimte bekeek die zijn kamer ging worden. Hij was een magere jongen met blond haar en bruine ogen. Zijn oma, die naar Peru verhuisd was nadat haar dochter het huis had verlaten, zij wel eens dat ze op die van een arend leken. Af en toe vroeg Bram zich af of ze niet gelijk had. Zijn moeder was er van overtuigd dat hij het hier wel naar zijn zin zou hebben. De rede van hun vertrek uit hun vorige huis was nogal raar. Bram kon namelijk met vogels praten en had hen een pestkop laten belagen. De vogels waren zo tekeer gegaan dat de jongen met grote kleerscheuren gillend was weggerend. Wat was Bram blij geweest toen de directrice besliste dat ze niets met een abnormale jongen op haar school kon doen. Ze was een blonde vrouw die enorm dik en oud was. Haar gezicht leek wel op dat van een bulldog. En toch vond hij dat het de schuld van John was geweest die zijn vader uitschold die onlangs nog gestorven was. John was een jongen met een supergoede conditie en dus ook veel succes kende bij de meisjes van zijn klas. John was 1 jaar ouder dan de 13-jarige Bram. Dat was waarom hij John zo laf vond, hij kon namelijk niemand van zijn eigen leeftijd aan. Bram en zijn moeder gingen naar buiten om de verhuizers te helpen met de verhuisdozen uit te pakken. Zijn moeder was een lange Nederlandse met blond haar en blauwe ogen. Ze had roze, bolle wangen en haar haar was kort voor een vrouw. Zijn vader had hij wel gekend maar hij herinnerde hem zich niet meer. Om hem terug even voor de geest te halen had hij wel een foto op zijn kamer. Zijn vader was een Congolees die voor Bram’s geboorte al 10 jaar in België woonde samen met zijn vader, moeder en zus. Toen ze klaar waren gingen Bram en zijn moeder naar binnen om koffie te drinken terwijl ze wachten op de volgende lading dozen. Morgen was het maandag en zou hij voor het eerst naar zijn nieuwe school moeten. Bram hoopte dat hij er fijne kinderen ging ontmoeten. Nadat hij zijn kopje had leeggedronken zij hij even de omgeving te verkennen. Hij liep langs de achterdeur naar buiten en zag direct de vijver waar zijn moeder het zo vaak over had gehad. Sloeber, dat was hun hond, kwam vanachter het tuinhuis achter hem aangehold. Het was een Berner Sennen puppy. Hij smeekte Bram om met hem te spelen. Hij besloot dat te doen tot zijn moeder hem plots kwam roepen omdat de volgende lading dozen was gearriveerd. Hij had de wagen niet eens horen aankomen. Terwijl hij de eerste doos nam die zijn moeder hem aangaf, hoorde hij plots een krassende stem: Ik weet het niet hoor, we moeten hem goed in de gaten houden. Bram schrok hevig en trok daarbij een raar gezicht. Zijn moeder had het kennelijk gezien want ze vroeg wat er met hem scheelde. Hij zij dat alles goed was terwijl hij dat zelfs niet eens geloofde. Gelukkig nam zijn moeder daar genoegen mee. Na het avondeten ging hij direct naar zijn kamer. Het voorval van die middag liet hem maar niet los. Hij zat al uren te piekeren toen plots een kraai op de vensterbank ging zitten van het open raam.

Bert Jamers
0 0