Charlie Claes

Gebruikersnaam Charlie Claes

Teksten

Het kapsalon

Al jaren kom ik in dit kapsalon. Hier blijft alles hetzelfde, behalve de hoofden van mensen. Dat klinkt gewichtig maar er vindt geen wezenlijk verschil plaats. Het meubilair staat sinds eeuwig. Je ziet het als je de zonnebloemen op de sofa echt bekijkt. Twee van hen verbleekt, net iets meer dan de anderen. Een ironische speling van de zon die elke dag rond een uur of twee langs het raam binnen breekt. Ik wil die sofa verschuiven. Het voelt oneerlijk ten opzichte van die bloempjes. ‘Kappen want ik ga je knippen’ zou ze zeggen. Dus ik laat het. Wens ik thee of koffie. Ach, wat ik apprecieer ik haar consistentie. Het werd nooit koffie en ik breng mijn eigen builtje mee. Ik heb erover gedacht, dat wel. Enkel om die kersenrode lippen van haar een welgevormd o’tje van verbazing te zien maken. Maar ze weet wat cafeïne met me doet. Ik maak het haar niet wijs. ‘Mijn nek wordt het wel eens beu om dit hoofd recht te houden’. Woorden ontglippen mijn lippen en ze kijkt me aan, hoofdschuddend alsof zij weet hoe dat dan voelt. Ik mag het daar in laten vallen, gebaren die kleine handen van haar. Het uitspreken zou misschien te zwaar wegen, voor haar en voor mij. Je hoofd is vrij van zorgen terwijl iemand het voor je wast. Je zou het kunnen proberen, je druk maken terwijl het gebeurt. Maar dat lukt je niet. Er is alleen warm water, de geur van een goddelijke zeep die jij zelf nergens kan vinden en vingers die de liefde bedrijven met je schedel. Als je erin slaagt je ergens druk om te maken, dan dien je een nieuwe kapper te vinden. Ik beeld me in dat een hond zich net zo voelt wanneer hij uit het water komt, heerlijk vermoeid van zijn zwempartij. Hij absorbeert de liefde van zijn baasje die hem in een grote handdoek omarmt, terwijl hij trots de stok tussen zijn tanden klemt. Toch is dit anders, zij bezit me niet. Ik hou niet van het deel waarbij ik naar mezelf staar in de spiegel. Gisteren heb ik erom gebeden. Dat ze het dit keer niet zou vragen. Oh, ik had grootse ideeën over gebeden maar er sneuvelden er teveel tussen een ver verleden en vandaag. Dus. ‘Ja Shirley, hetzelfde als altijd.’  Ik zag haar niet eerder twijfelen met die schaar, al zou ik zweren dat er nu meer haar staat dan de vorige keer. Ik denk dat ze weet wie mij bezit. Ik kan nu enkel maar wachten. Hier in dit spiegelbeeld waar zij mijn blik ontwijkt. Tot ze zal doen wat ze allen doen. Trachten te verzachten. Vreemd genoeg lijken ze het allemaal te weten. Je zou denken dat ze geheime vergaderingen bijwoonden waarop ik niet uitgenodigd werd. Het moet daar zijn dat ze het leerden. Dat het prima is om los te laten. Dat mijn arme lijf zo’n moedige strijd leverde. En over de rust die ik wel verdien, nu. Het is een kwestie van seconden tot die woorden uit haar strot omhoog kruipen en zich nog een keer doorheen mijn vermoeide lijf tot recht in mijn ziel krassen. Misschien moet iemand het een keer opnemen voor de stervenden onder ons. Niet iedereen wil roesten. We willen het gevecht niet staken. Bedenk het alternatief! Maar ik wil niet stoppen. Ik moet dit gewaad dat de dood me heeft opgedrongen van mijn vel scheuren. Weglopen wil ik, zoals ik van zoveel dingen eerder deed maar. De dood zet door in mijn lijf. Er is niets wat ik nog kan doen dan gebaren dat ik er vrede mee heb. Dus wij, de stervenden, wij houden onze monden dicht. Om de gemoedsrust van de levenden niet te verstoren. Het is een ongeschreven regel, dat wij kalm blijven om geen angst te zaaien in de hoofden van hen wiens beurt nog moet komen. Voor de allerlaatste keer kijk ik toe hoe mijn plukjes dons op de vloer van Shirley’s kapsalon neerdwarrelen. Ze is niet zo’n prater. Ik hoop dat ze die kwaliteit mag behouden. Het zijn haar ogen die het dan toch fluisteren. Terwijl ze mijn lichaam observeren lezen ze welverdiende rust. Kappen, Shirley. Hier wordt alleen geknipt.  

Charlie Claes
0 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen