Narcissen
NARCISSEN
A Euh, goede middag mevrouw … Dag mevrouw... Hallo
B Oh hallo, dag meneer, mooie dag, is het niet?
A Ja het is een mooie dag. Ik vroeg me af of u soms een chocolaatje wenst, hier, neem maar.
B Oh, oh ja, leuk, dank u wel. U bent al helemaal in de paassfeer zie ik.
A Hoe bedoelt u? Oh ja, natuurlijk, paaseieren.
B Ja, inderdaad. ... Oei, is er iets?
A Neen neen, het gaat wel, ik…
B Wenst u soms een zakdoekje?
A Neen dank u vriendelijk. ... De narcissen bloeien vroeg dit jaar.
B Ja inderdaad ze bloeien vroeg. Ik hou enorm van narcissen. Als hun bloemen ontluiken, hoor je de vogels terug zingen en de zon schijnt ook meer. Mijn tuin staat er vol van. Ik vind ze zo mooi, ze bloeien heel lang en ruiken zo heerlijk en... Sorry meneer dat ik zo doordraaf over narcissen, bent u zeker dat u geen zakdoek wenst?
A Neen neen dank u, let u maar niet op mij. …
B Komt u hier vaak?
A Neen, dit is mijn eerste keer sinds… Wenst u soms nog een chocolaatje?
B U bent werkelijk te vriendelijk meneer.
A Ik deel ze graag met u, toe, neem maar. … Komt u hier vaak?
B Wel, ik kom hier dagelijks op dit bankje zitten in dit park. Al vele jaren. Iedere middag kijk ik met plezier naar Jeanette en haar trolley vol met broodzakken. Kijk daar in de verte, daar komt ze aan. A Is dat die oude vrouw waarvan men zegt dat zij met de dieren kan praten?
B Ja, dat is ze, ze voert ganse gesprekken met de eenden. Ik denk dat ze een soort dierenfluisteraar is of zo. Alhoewel, dieren worden onderschat, misschien zijn ze wel slimmer zijn dan mensen. Kijk, ziet u? De eenden komen al aangevlogen. Ze weten dat Jeanette hier dagelijks op dit uur komt. A Ze ziet er mij in ieder geval een kwiek eendje uit die Jeanette.
B Haha u bent grappig meneer, ja ze is inderdaad een flink eendje.
A Wat weet u nog meer over het vrouwtje?
B Eerlijk gezegd weet ik niet zo veel over haar, ik ken haar niet persoonlijk. Ik weet dat alle bakkers in de stad de kruimels van de snijmachine in zakken bewaren voor haar. Daar hoor ik vertellen dat ze veel tegenslagen kende. Ze is het meest getekend door het verlies van haar grote jeugdliefde.
A Ja, narcissen ruiken inderdaad lekker. Kon ze maar... Kon ik ze maar... Sorry, u zei?
B Wel, toen Jeanette weduwe werd, kwam ze dagelijks zien naar de eenden. En het lijkt alsof zij haar verdriet aanvoelen. De eenden zijn voor haar de kinderen die ze nooit had.
A Wij hebben ook geen kinderen. Wij hadden geen kinderen. Ik...
B Ik heb ook geen kinderen… A Mevrouw, gaat het?
B Ja hoor, dank u. Ik moet straks terug naar het werk.
A Wat doet u van werk?
B Ik ben onthaalbediende op de dienst oncologie in het ziekenhuis hier achterom. Ik hou van mijn job maar ik lunch niet zo graag samen met mijn collega’s.
A Oh, hoe toevallig, ik werk in de school aan de overkant als sportleraar. Weet u, ik kwam vaak in het ziekenhuis. Voor mijn vrouw, toen ze nog leefde ... Wat spijtig dat u niet graag uw pauze doorbrengt met de collega’s.
B Ja, het is niet dat mijn collega’s niet meevallen hoor, helemaal niet. Maar ik heb het soms moeilijk met de gesprekken. Vooral als ze stoom afblazen over de stress met de kinderen. Mijn man en ik, … Ziet u, we hebben jaren geprobeerd. En toen verloor ik hem, de vader van mijn toekomstige kinderen.
A Het spijt me te horen wat u meemaakte. Ik voel met u mee, ik ben mijn vrouw vorige herfst verloren aan een slepende ziekte. Kijk, dit is haar ring om mijn pink, zo blijft ze voor eeuwig bij me.
B Ik draag de ring van mijn man rond mijn nek, dichtbij mijn hart. Ik zal altijd van hem blijven houden, hij is altijd aanwezig.
A Zo voelt het bij mij ook, ze kijkt altijd toe, ook nu op dit moment. Ze was zo... ja ze was mijn alles. Ik zal altijd van mijn Rosie blijven houden.
B Heet uw vrouw Rosie?
A Ja inderdaad, mijn vrouw heet Rosie.
B Het zal wel toeval zijn, maar mijn man had op de palliatieve afdeling veel steun aan een Rosie. Ik weet niet of dat haar echte naam was, Rosie is niet echt een naam die je veel hoort.
MIjn man had het dikwijls over haar, hij was er vol lof over. Hoe zij met haar kale kop gekscheerde over haar vroegere zwarte krullen. Hoe groot haar liefde voor haar man was en hoe zij zich nog steeds zijn prinses voelde. Hoe hij haar bleef herhalen dat haar glinstering vele harten verwarmde, maar vooral het zijne. Ik was stiekem jaloers op zo’n grote liefde.
A Rosie… Rosie mijn prinses…
Weet u, ze heeft me nooit verteld dat zij dit deelde met anderen. Zij sprak me wel dikwijls over iemand op de afdeling, een zekere Hugo, een man vol liefde voor zijn vrouw. Hoe hij haar beschreef als een ster aan de hemel, die fonkelt als een diamant die iedereen om zijn vinger wil dragen.
B Hugo … Maar dan bent u Dirk.
A Ja, ik ben Dirk. U bent de vrouw van Hugo?
B Ja, ik heet Katleen. ...
De narcissen bloeien écht vroeg dit jaar.