Draakje
Plotseling lag het er, in de maand februari. Het was nog winter. Een enorm ei. Het lag achteraan in onze zomerwei. Het was blauw en gaf zacht licht.Milou, mijn oranje kat met gele ogen sliep boven op dat ei.Nooit liet ze het alleen. Zelfs niet om te eten. Of te drinken.Elke dag bracht ik haar vers water en kattenbrokken, want ze wilde het ei niet verlaten.Ik vlocht met dunne wilgentakjes een dakje om over mijn poes en het ei te zetten, zodat ze wat beschermd was tegen hagel, sneeuw, wind en regen.Ook bouwde ik een poezentoilet met speciale korrels, dat ik elke dag schoonmaakte.Milou leek wel verliefd op dat ei. Ze likte het, omhelsde het met haar voorpootjesen streelde het zachtjes met haar snorharen.Honderd dagen en honderd nachten gingen voorbij. De dagen werden langer en langer, de nachten korter en korter.Op de allerlangste dag, toen de zon hoog aan de hemel stond en gele St. Jansbloemen hun kroonblaadjes uitstrekten naar de wolkeloze hemel, verliet Milou het ei. Ze ging tegen mijn benen hangen, alsof ze wou zeggen: toe, kom es kijken. Dat deed ik dan ook.
Ik stak mijn neus onder het wilgendak en zag dat het ei gebroken was. Een groen snoetje met ronde, felle oranje ogen piepte door de scheur in het ei.Onder die ogen zat een mondje zonder lippen, zoals dat van een schildpad. Het mondje zat tjokvol met naaldscherpe tandjes. Met die tandjes knabbelde het diertje het ei verder open, en stapte wat wankel uit de 2 losse eierschalen.Milou en ik bekeken hem aandachtig.Hij had geen oren, maar kleine ronde gaatjes, waar de oren zouden moeten zitten. Zijn neus was stomp. Op zijn grasgroene rug stonden dikke, rode stekels.Zijn lange brede staart eindigde in een punt. Op die staart stonden dezelfde rode stekels als op zijn rug. Hij had vleugels die zo zwart waren als die van een vleermuis. Ze hadden zelfs de vorm van vleermuisvlerken. We noemden hem 'Draakje', omdat hij sprekend leek op een draak uit mijn beste sprookjesboek. Maar dan in het klein. Hij was nog maar een baby.Hij niesde en kuchte tot er een straaltje water uit zijn bek kwam, een flinterdun straaltje, zo dun als één straaltje uit de sproeier van mijn douchekop.Een zeldzame vlinder fladderde voorbij. Draakje maakte een sprong, spoot het insect nat, ving het daarna op met zijn tong en slikte het in. Milou keek verbaasd naar mij en ik naar haar. Spijtig van die vlinder, maar dan. Draakje moest ook eten.Ik nam hem mee naar mijn kamer. Nu had ik een kapot vliegenraam in mijn venster. Mijn muren werden bewoond door een bende muggen die 's avonds mijn slaapkamer binnenglipten. Die beestjes konden erg gemeen steken. Draakje vrat ze allemaal op. Wat was dat handig!Hij groeide erg snel en had meer eten nodig. Ik bracht hem vliegen, wespen, naaktslakken en coloradokevers. Algauw paste hij niet meer op de vloer naast mijnbed, dus verhuisden we hem naar de badkamer. Na de lente was hij ook daarvoor te groot geworden. We duwden hem door het dubbele balkonraam van debadkamer naar buiten, tot in de tuin. Dat werd zijn nieuwe slaapplaats, waar hij zijn waterspuwkunsten kon oefenen. Hij leerde zijn waterstralen regelen,soms blies hij het water uit in fonteinvorm om de bloemen te besproeien of spoot het in één grote brede straal tegen mijn stoffige achterdeur.
Zijn talenten kwamen goed van pas, ik had een zwembad met opblaasbandjes, dat hij op een hete zomerdag tot op de rand vulde met water.Milou, Draakje en ik waren heel de tijd bij elkaar, of toch overdag. ‘s Nachts vloog hij rondjes in de buurt. Wij vlogen nooit mee. Ik heb namelijk hoogtevrees en Milou, die ging op kattentrektocht.Ik sliep niet goed als ik wist dat Draakje in z'n ééntje erop uit trok. Ook over Milou was ik ongerust. Want ons dorp gonsde van geruchten zoals een bijenkorf gonst van de bijen. Er zouden dieren vermist zijn, fluisterden mijn dorpsgenoten met bange, zoemende stemmetjes. Eerst ging het om één enkele kip of om een dwergkonijntje, daarna werden hele hoenderrennen en konijnenhokken opengebroken en leeggemaakt. Zelfs katten en honden moesten eraan geloven. Jonge koeien verdwenen uit hun uitloopstal zonder enig spoor na te laten. Zeugen met pasgeboren biggetjes waren niet langer veilig in hun modderpoel. Hele kuddes schapen werden gestolen uit van die sappige appelboomgaardjes. Zo ging dat maar door.Nacht na nacht na nacht. Je kan je voorstellen dat het me een onveilig gevoel gaf. Wie weet zou die dierendief Milou meenemen. Of onze draak uit de lucht plukken en aan zijn verzameling toevoegen. Als fantastische parel aan zijn misdadige kroon!De verdwijningen beheersten elk gesprek. Mijn straatgenoten hadden het erover. Elke ochtend maken die braafjes in hun ochtendjas de brievenbus leeg, zo gauw de postbode vertrokken is. Dan maken ze een praatje. Meestal over de weersverwachting maar nu hadden ze een meer gepeperd onderwerp.Zoals je kan vermoeden heb ik erg keurige buren, die in de zomer druk-druk bezig zijn. Waarmee? Met het wassen van hun blinkende wagens, het ultrakorthouden van hun grasperkjes en het verdelgen van onschuldige mollen, mieren, spinnen en slakken. Voor dat laatste hebben ze goede redenen: slakken zijn veelvraten; mollen ondergraven hun tuintjes; mieren komen ongevraagd de keuken ingetrippeld en spinnen, die vinden ze griezelig.Je weet ook wel dat zo'n nette mensen hoge hagen rond hun huizen hebben, zodat niemand kan binnen gluren. Dat heeft als gevolg dat zij ook niet naar buiten kunnen loeren. Daardoor had niemand onze draak ooit gezien. Maar goed ook. Stel je voor!Misschien zouden ze elkaar doen geloven dat onze draak de vermiste dieren had opgegeten. Maar hé, Draakje was een insecteneter, een uit de kluitengewassen hagedis met vleugels. Als hij de dader was, had ik bij mij thuis toch wel es een kattenpoot moeten vinden of een hondenstaart of een kippenlevertje of een varkenssnuitje. Niets van dat alles. Ook had Draakje nooit met hongerige blik naar Milou gekeken, die intussen de enige kat van ons dorp was. Nee, nee, Draakje was beslist onschuldig.
Dan kwam de eerste herfstochtend. Draakje was zo groot geworden, dat je het gras in onze tuin niet meer kon zien. Ook mijn zwembad had hij platgedrukt met zijn enorme lijf. Dat vond ik helemaal niet erg, het was te fris om nog te zwemmen. Wat wel vervelender was, zijn staart lag rond ons huis gekruld. Hierdoor kon ik geen deur meer openmaken en moest door het zoldervenster naar binnen of buiten klauteren.'Draakje, hoe gaan we dit oplossen?' zuchtte ik. 'De bladeren beginnen te vallen, je gaat in het oog lopen. Maar vooral, wat ga je eten, als alle insecten aan hun winterslaap beginnen?'
Zoals met vele problemen het geval is, zijn die eigenlijk geen probleem.Ze lossen zichzelf op. Draakje keek me aan met zijn oranje ogen, oranje met een zwart streepje. Het streepje leek wel een lange, smalle spiegel, ik zag mezelf erin.Hij maakte een loeiend geluid, net als een koe. Daarna blafte hij, dan miauwde hij. Hij tokte als een kip, knorde als een varken, blaatte als een schaap en sperde zijn muil ver open. Uit zijn bek rolden een hoop insectenpootjes en beenderen. Daarover kwam langzaamaan een velletje en opeens stonden daar alle dieren die deze zomerverdwenen waren.Eéntje was een beetje verkeerd in elkaar gezet. Er was een kakelende kat bij. Juist ja, met een kippenkopje. Een eind verder liep een kip met een kattenhoofd. Draakjes eerste prooi, de mooie vlinder van mijn zomerwei, fladderde vrolijk boven de beestenbende, die op hol sloeg. Richting dorpsplein.
Je merkt de donkere kantjes van je goede vrienden niet op, zoveel is zeker. Tja. Ik had me vergist in Draakje. Toch hield ik nog van hem. Milou dacht er net zo over want ze gaf hem kopjes. Dan gebeurde het. Draakje begon te krimpen. Hij werd kleiner en kleiner tot hij niet méér was dan een groene waterdruppel die werd opgezogen door het geel geworden gras. Hij was helemaal weg.
Nu blijven alleen Milou en ik over. We missen Draakje nog elke dag.Zouden we hem ooit nog terugzien?Dan kan uit niets, iets komen. Plop, zomaar. Het maakt me blij om dat te geloven. Dus geloof ik het.