ClauTluk

Gebruikersnaam ClauTluk

Teksten

Deutsche Gründlichkeit

Konnichiwa. En arigato. Dat is goeiendag en merci. Tot zover reikte mijn kennis van de Japanse taal na vier dagen Tokio. Op zich niet zo’n probleem. De meeste restaurants hebben van ten minste één gerecht wel een foto, makkelijk kiezen trouwens als het bij eentje stopt, en bij eetkraampjes kon ik gewoon aanwijzen wat ik wilde. Weten wat ik at, was een andere zaak, maar daar had ik me op dag één gelukkig al overheen gezet. Ook in de metro kon ik me prima behelpen met de kleuren van de metrolijnen en de nummers van de stops. De hele Japanse romans op de infoborden in de stations en onderweg miste ik wel volledig, maar aangezien ik iedere keer aankwam waar ik heen wilde, ga ik er vanuit dat die info niet essentieel was. Dat was Tokio. Nu ben ik net aangekomen in Kyoto, mijn tweede tussenstop in deze reis. Meteen bij aankomst merk ik dat mijn gebrek aan kennis van het Japans me hier net iets meer parten gaat spelen. Een uitgebreid metronetwerk om me makkelijk te verplaatsen is er niet, en de infoborden die in de hoofdstad nog heel af en toe naar het Engels versprongen, tonen hier halsstarrig alleen maar Japanse tekens. Moeilijk gaat ook, denk ik dan maar, en vol goede moed vertrek ik de volgende ochtend richting Nara voor een bezoek aan enkele imposante tempels. Om nog maar te zwijgen van de 1200 heilige herten die er vrij rondlopen. De metrorit naar het treinstation was geen probleem. Het is te zeggen, ik heb geen idee wat mijn rit had moeten kosten, maar ik heb de gulden middenweg gekozen tussen het goedkoopste en het duurste ticket, en het ticketpoortje leek zich daar in te kunnen vinden. Het poortje content, ik ook content. Maar nu. Nu sta ik op het perron van het station in Rokujizo. Er zijn maar twee sporen, dat is al een meevaller. Maar er valt nergens een letter Engels te bespeuren. Werkelijk géén letter. Wat verderop is een groepje Westerse toeristen samengetroept die aan de verwarde blikken op hun gezichten te zien, ook niets verstaan van de info die op de digitale borden voorbij raast. Me bij dat groepje voegen, lijkt mijn kansen om vandaag in Nara te geraken, niet bepaald te vergroten, dus ik gooi het over een andere boeg. Enkele meters van me vandaan, al wachtend op de trein op perron 1, staat een iets oudere vrouw met wat volgens mij best haar dochter kan zijn. Op goed geluk vraag ik in het Engels aan de dochter of dit het perron voor Nara is. Met een giga smile en hevig knikkend, wijst ze trots naar de brochure in haar handen. Wat er op geschreven staat weet ik niet, maar ik herken wel de hertjes. “We”, wijst de moeder opeens dolenthousiast naar zichzelf en haar dochter, “Nara!”. “Great!”, zeg ik met minstens evenveel enthousiasme. “I’ll just follow you then!”. Aan de uitgebreide Japanse dialoog tussen de twee die daar op volgt, durf ik te concluderen dat ze dat laatste niet helemaal verstaan hebben. Na iets dat mij leek op wat Japans gekibbel, richt de moeder zich opeens terug tot mij. “You here alone?”, vraagt ze met grote ogen. “Yes”, antwoord ik al knikkend. “Waaaauw. My daughter, no out Japan”, schudt ze haar hoofd. “Where you from?” “I’m from Belgium”, zeg ik, toch een beetje trots. Maar dat land doet duidelijk geen belletje rinkelen. Die wereldgoal van Chadli op het wk vorig jaar, heeft hier duidelijk minder indruk nagelaten dan ik gedacht zou hebben… Als ook mijn tweede poging, Brussels, geen succes kent, doet de olijke mama dan zelf maar een voorstel over mijn herkomst. Ik mag kiezen tussen Germany en France. Omdat de Deutsche Gründlichkeit me toch net iets beter ligt dan dat Franse chauvinisme, ga ik maar voor de eerste optie. “Ooooooh wauw”, is het Japanse antwoord op mijn keuze. Ik zal het nooit weten natuurlijk, maar ik gok dat ik met Frankrijk hetzelfde resultaat had geboekt. Haar woorden zijn nog maar net koud, als ik in de verte een trein op spoor 1 zie aankomen. “Nara?” wijs ik voor de zekerheid nog eens naar de naderende trein. “Yes. Yes.”, antwoordt de moeder met nog altijd evenveel enthousiasme. Ze lijkt wel immens trots op het feit dat ik haar heb uitgekozen om info in te winnen. En die trots is helemaal wederzijds wanneer ik eindelijk één van mijn twee Japanse woordjes kan gebruiken. “Arigato”, lach ik hen toe terwijl ik de trein instap en een zitplaats kies. Minuten later, en al helemaal in gedachten bij de heilige herten van Nara, voel ik opeens een hand op mijn schouder tikken. Het is de vrolijke mama die een handvol snoepjes voor mij uit haar handtas heeft gevist. Blij als een kind neem ik ze aan, en daar lijkt ook zij weer heel gelukkig van te worden. Met een smile tot achter mijn oren, en heerlijke snoepjes tussen mijn kiezen, zit ik de 20 minuten durende rit naar Nara uit. En de andere toeristen? Die hebben hun weg naar deze trein uiteindelijk ook gevonden. Zonder snoepjes weliswaar.

ClauTluk
0 0

Curieuze neuzen

Amper een paar minuten na mijn aankomst in Tokio, had ik al een grenzeloos respect voor de Japanners. Alles wat ze doen, gebeurt met een ijzeren discipline: de paspoortcontrole was de vlotste die ik ooit meegemaakt heb, alle roltrappen worden enkel aan de linkerkant bezet zodat de gehaaste medereiziger langs rechts vlot voorbij kan, en bij het wachten op de metro staat iedereen netjes, in één rij, achter de gele lijn. Zelfs in de metro, die spik en span is trouwens, gaat het perfecte verhaaltje verder: in de bochten wordt er door heel de rechtstaande bende synchroon naar links en naar rechts gehangen. Het is een streling voor het oog. Maar terwijl ik mijn ogen verder lustig de kost geef, ervaren mijn oren opeens een hele andere kant van het verhaal. De man in het strakke pak naast me, die heel erg verdiept zit in de Anime game op zijn smartphone, trekt zo hard zijn neus op dat het wel lijkt alsof het snot van enkele weken in enen trek zijn weg vindt naar zijn maag. Zijn slokdarm gaat het voorbijzoeven niet eens gemerkt hebben, zo snel moet het zijn gegaan. En het blijft niet bij die ene keer van die ene Japanner naast me. Het lijkt wel alsof hij een heus snuifconcert doorheen het hele metrostel in gang heeft gezet, waarbij de ene neus nog goorder klinkt dan de andere. En allemaal al hangend boven een smartphoneschermpje waarop lustig gegamed wordt. Gelukkig worden mijn oren, en mijn omgedraaide maag ondertussen ook, enkele minuten later gered dankzij een resem Japanse woorden gevolgd door “Tawaramachi”, het station waar ik eruit moet. Gepakt en gezakt verlaat ik de metro en wandel ik in de richting van mijn hostel. Een straat verwijderd van dat einddoel, wordt mijn aandacht getrokken door een hoop kabaal en flitsende lichten uit iets dat heel veel weg heeft van een lunapark, maar dan zonder de rest van de kermis. Mijn curieuze neus, een exemplaar dat wel nog netjes gesnut wordt, kan het niet laten om hier toch al even binnen te springen. Wat ik hier binnen aantref is ronduit fascinerend. Doldwaze Japanners gaan helemaal los op grijpmachines, arcade games en veel te gesofisticeerde muntenschuivers. Maar dan valt mijn oog op iets anders: de neuzen! Die zijn hier, op een paar uitzonderingen na, allemaal volgepropt met papieren doekjes. Ik begin haast te denken dat heel Japan het zo druk heeft met spelen, dat ze het zich niet kunnen permitteren om hun handen even te laten stoppen om een zakdoek boven te halen. Maar in mijn hostel komt de aap uit de mouw. Nadat ik daar al snuitend mijn beurt afwacht, vertelt de Britse jongedame aan de receptie dat Japanners dat nogal onbeleefd vinden. Hier hoor je je blijkbaar af te zonderen om je neus te snutten, en als dat niet gaat, is het dus doodnormaal om je snot naar hartenlust op te snuiven. Met het schaamrood op de wangen trek ik naar mijn kamer, vastberaden om toch eens wat op te zoeken over de Japanse etiquette voor ik mij opnieuw onder de mensen begeef…

ClauTluk
0 0