Kinderdromen
Soms lijkt het wel alsof ik word opgeslorpt door het leven. Dan stel ik mijzelf het leven voor als een reusachtig persoon met een oneindig gevoel voor honger. Hij zit aan tafel en prikt me op zijn vork. Hij is robuust, gespierd, stevig gebouwd. Bijna pompeus. Een vlezige massa aan mens. Hij draait me als een spaghettisliert rond zijn vork om me vervolgens met grote happen op te peuzelen. Binnen te smokkelen in zijn maag. Een maag zo groot als een dwergstaat. Darmen van staal en een lever van ijzer. Hij trekt me als rauwe stukken vlees uit elkaar.
Vervolgens wordt er aangeklopt en loopt moederschap binnen. Ze is rank, luchtig en fijn. Ze straalt compact uit. Als een Macbook AIR. Ze nestelt zich dicht naast hem en vraagt of ze ook een hapje mag. Ze prikt haar vork in zijn bord en trekt een groot stuk van me af. Vervolgens draait ze me opnieuw rond als een spaghettisliert. Ze neemt een grote hap en knikt goedgemutst. Niet slecht van smaak. Ze drinken wijn en praten over de onderwerpen van de tijd. Over verloren kinderdromen en fucking algoritmes.
Wanneer ik volledig ben weggewerkt wordt er nog eens aangeklopt. Het is tijd die voor de deur staat maar zoals altijd komt hij te laat. Er schiet niets meer van me over. Geen minuscule hap aan ik. Zonder kruimels. Ik krijg zelf de tijd niet om te worden opgeslorpt door tijd. En dit wegens een gebrek aan tijd. Van tijd.
Tijd voor verandering.