Aantekeningen uit een badkuip
25/6/2021
Ochtend vreest dat ze zwanger is misselijk als een hond getest
We zijn negatief maar niet gerust
Ik hoor hoe ze autosleutels voordeur vertrekt
Blijft
Het gegons van ventilatie
En een kind dat ontwaakt in de kamer hiernaast
26/6/2021
Soms maken mensen je pisnijdig.
Mijn vrouw vertelt over een Russische meid. Haar ouders hadden het niet breed. Vier keer per week kleedde haar vader, een voormalig balletdanser, zich als Peter De Grote en ging voor de Hermitage op de foto met toeristen.
Op een dag besloot de meid te trouwen. Haar ouders, voorkomende mensen, hadden haar gevraagd om het sobertjes aan te doen. Zij, op haar beurt, had hen erop gewezen dat ze het recht niet hadden de dromen van hun enige dochter te verpesten. En dat met haar vrienden van Petersburg naar Sotsji vliegen om daar een Yacht te huren die twee dagen lang als decor kon dienen voor een klein doch fijn vrijgezellenfeestje toch wel het minste was waar ze op mocht rekenen.
Op het moment dat mijn vrouw dit vertelt dobbert de meid rond op de Zwarte Zee. Ik zie haar voor me in een zwarte bikini, een joekel van een zonnebril boven haar getuite lippen en een cocktail in de hand. Ik zeg aan mijn vrouw dat de ouders maar niet zo stom moeten zijn. Mijn vrouw vraagt me waarom ik nooit eens wat begrip kan opbrengen. Ik zucht en ga kijken naar een lieveheersbeestje dat net is komen aanvliegen op het balkon. Ik zie hoe het insect zich geleidelijk een weg naar boven baant, hoger en hoger in de klimop, waar het zich uiteindelijk stort op de piepkleine bladluizen die aan de onderkant van de bladeren stil en roerloos hun onvermijdelijke einde afwachten.
28/6/2021
Ergernis. Namiddag bij mijn moeder doorgebracht. Voortdurend op de lippen bijten en ik weet niet waarom. Wellicht omdat er voor haar maar één juiste manier van leven is. Correctie, wellicht omdat dit vandaag mijn manier van leven is. Soms kan ik mezelf niet in de spiegel zien.
29/6/2021
Ik schraap de ontbijtresten van de vloer, wanneer mijn vrouw vraagt of ik de kleinste neem. Ze paait me door te zeggen dat het kind snel zal slapen. Ik kijk naar buiten, inspecteer de wolken, neem mijn notitieboek en waag het erop.
Onderweg barst ze los. Onder een berk probeer ik haar te sussen. Hopeloos, ze spuwt haar speen uit en brult in mijn gezicht. Na een half uur geef ik het op, leg haar in de kinderwagen en loop verder. Uiteindelijk sluit ze de ogen.
Ik breek mijn hoofd over de esthetische kwaliteiten van het woekerende kruid naast het pad. Vraag me af of het mooier zou zijn de uitwassen in toom te houden. Beknotten of niet, een vraagstuk waarbij de juistheid van je antwoord maar blijkt lang nadat je het hebt gegeven.
Ik duw op de rem en ga zitten op een bank aan het water. Het zwerfvuil dwingt me om voorzichtig positie te kiezen. Naast mijn voet doet een vlieg zich te goed doet aan verse vogeldrek, ongetwijfeld een van de meeuwen boven onze hoofden. De uitwerpselen lijken op een spiegelei – met een aangekoekte witte rand en een lopende kern van oker. De strontvlieg doet haar naam alle eer aan.
Tegen de achtergrond van de nieuwbouwwijk waar vorige week een school is ingestort geeft een zeiler het beste van zichzelf. BEL 121. De nationaliteit waarnaar de vlag verwijst miskennend, staat er een Duitse scheper aan het roer.
Ik neem wat notities, zie hoe het kind zich verroert, ga naar de bakker en koop een taart. “Iets te vieren?” vraagt de bakker bij het afrekenen.
1/7/2020
Ik schiet wakker ziek
Zuur in de buik
En lucht in de keel
Probeer ik uit mijn short
Op te staan en word verrast door
Drie boeren die rammelend mijn binnenste verlaten.
Ecco uomo: ballen bloot sta ik als bevroren in het donker lucht te braken.
Vrouw en kind slapen gelukkig
In de keuken
In de zetel
Ga ik cultiveren
Lijst met mijn gebreken.
Ik vind een schriftje gekocht in Tate Modern
Herinner me uitgekookte feministes
Aan wie ik niets had durven vragen
Als cadeau aan mijn vrouw van vier weken
En beloftes om het kanaal over te steken.
2/7/2021
Boem. Paukenslag. Kut. Ik kijk op uit mijn Bezette Stad en vraag wat er scheelt. Geen antwoord. Ik ga kijken. Ze staat met tranen in de ogen in de keuken, de dampkap op volle toeren. Ze heeft gebeld met het consulaat.
Ook deze zomer zal het er niet van komen. Ze zal haar familie niet zien. Dat ik niet in Petersburg zou geraken, wisten we al langer. Nu blijkt de trip ook voor haar niet weggelegd.
Plots strekt de zomer zich lang en leeg voor ons uit.
Ik bedenk dat de crèche binnenkort sluit. Drie weken voltijds op de kinderen letten.
Ik sluit me op in het toilet, hoor mijn tanden knarsen.
3/7/2021
Mijn kind, mijn dochter,
Amper drie maanden oud,
We hebben ontdekt dat jij
Je door iedereen sussen laat,
Maar wee, je oude man,
Als hij je wiegen waagt,
Dan schreeuw je het uit
Alsof magere Hein zelf je belaagt.
5/7/2021
Niet veel gebeurd.
Ik beschuldigde mijn vrouw van een verloren sleutel
En vond ‘m wat later in mijn broekzak.
Ik spotte met haar manier van dweilen
Omdat ik zelf te veel zeep bij het water deed.
Ik bood haar mijn excuses,
Maar wist niet wat we er verder mee moesten.
6/7/2021
Flaters rechtzetten, hoe doe je dat? Ik ga voor cider, zeebaars en zonnebloemen.
Aan de kassa gaat het traag. Er zijn niet veel klanten – wie gaat er nu om 9u naar de winkel? –, maar de klanten die er zijn hebben hun winkelkarren goed volgestouwd.
“Die verdomde codes,” moppert de winkelbediende binnensmonds, wanneer ze er niet in slaagt om mijn passievruchten te scannen.
In de volgende rij werkt het geluid van de scanner niet. Ter compensatie lijkt de kassier af en toe te knipogen. Hij doet dit neutraal, zonder glimlach, alsof zo vereist door de maatstaven van zijn professionaliteit.
Op weg naar de uitgang loop ik achter twee vrouwen. Een kleine, bleke vrouw met blauw haar en een lange paarse mantel. Een knuffel komt uit haar jaszak piepen. Een lange, magere zwarte vrouw met een leren jasje. De eerste vrouw heeft vooral frisdrank gekocht, een winkelkar met plastieken flessen in alle kleuren. De tweede vrouw heeft vooral weinig gekocht.
In de parking zie ik vanuit mijn achteruitkijkspiegel hoe de grote vrouw de kleine vrouw optilt en vastgespt in de chauffeursstoel. Wanneer ze vertrekken, merk ik dat er iets op de grond is blijven liggen.
Ik plaats de knuffel naast me op de passagiersstoel en start de motor. Wanneer ik de parking verlaat kruis ik de vrouwen die in allerijl komen aangereden. Zonder verpinken duw ik mijn gaspedaal nog wat dieper in.
Gelukkig is niet alles wat ik schrijf waar.
Ik zou nooit om 9u naar de winkel gaan.
7/7/2021
Dat schrijven dingen kan weergeven – wie, wat en hoe, zoals in “de man werd meegezogen door het kolkende water toen hij tijdens een storm aan het snoeien was” – dat geloof ik nog wel.
Of het je ook, zoals men soms beweert, zaken kan leren, dat weet ik nog zo niet.
Stel:
Je hebt een moeder.
Je moeder is fier op jou, ziet jou en je kinderen graag, is altijd bereid om in te springen met huishoudelijke taken en de kinderen. Ze is, kunnen we wel zeggen, een goede moeder.
En toch lukt het jou de laatste tijd niet om bij haar in de buurt te zijn. Je mijdt oog- laat staan fysiek contact. Je houdt je antwoorden zo kort mogelijk, net als je bezoekjes. Je doet angstvallig je best om elke emotie te verhullen. Na afloop van iedere ontmoeting voel je je schuldig, schuldig omwille van de negatieve gevoelens die je koestert, schuldig omwille van de verwarring en de vragen waarmee je je moeder opzadelt.
Je wil weten waarom het zo misgaat, misschien kan je er iets aan doen. Misschien kan je wel een betere zoon zijn.
De vraag is: kan schrijven je zoiets leren?
Let wel, ik schreef hierboven “stel”. Het is niet zo dat ik zelf last heb van dergelijke verstoorde moeder-zoonrelaties. De casus dient louter om de theoretische vraag concreet te maken.
En terwijl ik dit alles bedenk, neem ik mijn snoeischaar en waag me in de tuin, waar de regen harder en harder klatert op al dat ligt en staat.
8/7/2021
De oudste dochter is thuis.
Ik lap een schuifraam,
Herstel het traphekje,
Maai de voortuin,
Retourneer een regenjas,
Rij naar een gesloten carwash,
Koop een wilg op de terugweg,
Bereid tortilla’s op gekende wijze
En vloek op veel te kleine schoenen.
Al deze activiteit ten spijt,
Voel ik me niet bevrijd
Integendeel,
Wanneer mijn vrouw naar me kijkt
– vanuit de met speelgoed bezaaide woonkamer –
Dan verdenk ik haar ervan
Mijn rekening te maken
En te concluderen dat ik niet voldoe,
Ook al beweert zij het tegendeel.