Bellevue
Een mens kan er niet naast kijken, zelfs al zou hij ‘t willen. De totems van deze stad zijn de schouwen van de stinkfabriek. Als wildemannen en vrouwen sluipen en schuiven we rond haar as. Wie op rechteroever zit, moet naar linkeroever, en wie op linkeroever zit, moet naar rechteroever. Daarom dat die zinloze rondedans meestal stilligt.
Mij hoort ge niet klagen. Waar ik ook woon en werk, pinten pak en boodschappen doe, bemin en ruzie maak, ik kijk uit ’t raam en ik zie de rookpluim, een boodschap van onverzettelijkheid.
'Wat er ook mag gebeuren, ik blijf hier en ik blijf staan', lijkt ge te zeggen. Fabrieken mogen dichtgegaan zijn, vertrokken naar het goedkope Oosten, afgesmeten worden om plaats te maken voor exclusieve nieuwbouwprojecten, het maakt al niet uit. Gij geeft niet af. Arbeidersrechten lang geleden afgedwongen, vandaag opnieuw verloren, ’t kan u niet schelen.
Ge ademt de geur van bederf uit, van drie dagen zonder wassen, van onverluchte kleren, veel te lang gedragen. Van zattigheid en armoede. Van coral bier en sjisj kebab. Van onverzorgde baarden en doelloos door de stad slefferen.Zoals alles dat een gewoonte is geworden, ruik ik ‘t al niet meer. Uw adem is mijn zuurstof waar ik al een heel leven op teer. Hoe zou ik dan weg kunnen naar een ander stad, als gij verbonden zijt met al mijn moleculen en cellen? Ik adem deze plek. Mijn hele leven ligt in uw schaduw.
Dus ik ben de wildevrouw die rond u heen cirkelt en toerkes draait op uw zotte carroussel. Die verhuisde van rechteroever naar linkeroever en terug. Tweemaal daags de brug oversteekt en u groet. Uw lucht inhaleert en vloekt op uw lelijkheid. Stilstaat op het plein aan de brug als de ochtendzon opduikt vanachter uw torens.