Lotte

Gebruikersnaam Lotte

Teksten

Het ooit zo mooie Antwerpen

30 juni 2016. Antwerpen was niet meer wat het was. Al lang niet meer, maar het werd erger en erger. Stakingen liepen uit de hand, net als manifestaties. De media werden subjectiever en de propaganda was aan het streven naar een hoogtepunt. Op straat werd ik nog dagelijks aangesproken door alle soorten mensen die me bestoken met alle soorten vragen. Het voelde niet juist. Er klopte iets niet. De vragen waren dan ook allemaal dezelfde. “Mevrouw, waar vind ik het centraal station?” in alle mogelijke talen. Nog nooit had ik deze vraag zo vaak moeten aanhoren. Het was alsof iedereen weg wou van Antwerpen. Het ooit zo mooie Antwerpen. “Sorry,” een dunne man met een dik accent stootte me uit mijn gedachten, letterlijk. Hij zag er bang uit. Bang en slordig. Zijn ogen schreeuwden om hulp maar voor ik het hier besef van had was hij alweer verdwenen tussen de Chinezen en Italianen. Vreemd.   Mijn weg zette ik voort richting de Keyserlei, net als de jonge man. Het zag er zwart van het volk en de militairen stonden rustig te praten en lachen, om enkele momenten later terug naar hun post te gaan. Het voelde allemaal aan als een hoofdstad met een geheim. De overheid die iets weet wat wij, gewone burgers, niet mochten weten. Was dat wel een goed idee? Dat wij niets weten? Waarschijnlijk wel. Maar toch knaagde er iets aan me. Er klopte iets niet met de militairen. Ze zagen er jong en talrijk uit. Normaal zou ik me veiliger gevoelt hebben, maar met deze hoeveelheden zou ik vooral willen weten waarom. Al denkend ging ik op de eerste de beste bank zitten waar nog plaats was. M’n gsm had ik al snel in de hand, om mijn gedachten eens positief te verzetten. Aangezien ik niet zo trotse eigenaar was van heel wat applicaties van kranten van over de hele wereld, om deze dan te kunnen vergelijken, ontvang ik al wel eens meldingen over ‘belangrijke’ dingen die er gebeuren. Deze keer was het echt belangrijk. Iets waarvan ik dacht dat het hier niet meer ging gebeuren.   “BREAKING: 12 doden, 203 gewonden aanslag Rock Werchter”   De melding vulde m’n scherm in alle talen. Ik wist niet wat te denken. Wat te voelen. Wat te doen. Toen het echt doordrong tikte ik één van de meldingen aan. Het ergste was wat ik verder las.   “Wat we al hebben opgevangen is dat de aanslag, die omstreeks 14:30 gepleegd werd, te vroeg was. Het zou de bedoeling zijn geweest een boodschap aan alle Belgen te brengen, op verschillende plaatsen tegelijk.”   M’n hart ging steeds sneller. Was Antwerpen wel veilig? Er waren zeer veel mensen. Zouden de militairen al iets geweten hebben? Wat moest er gebeuren?   “Er zou nog een verdachte in Antwerpen rondlop-“   Een knal. Gegil. Stilte. Het zijn de drie dingen die elkaar opvolgden en niets aan de verbeelding overlieten. De militairen waren al bij de het station, maar te laat. Het centraal station. Een plek waar Antwerpenaren, Belgen trots op zijn. Een station van schoonheid en rust. Verwoest. Ik kon niet bewegen. Alles was een waas. Mensen liepen voorbij me, weg van de horror. Anderen liepen ernaartoe. Het moment dat ik terug controle had over mezelf twijfelde ik niet om er zelf ook naartoe te lopen. Nog nooit was ik zo snel. Tranen stroomden langs mijn wangen en maakten alles wazig. Maar ik bleef doorlopen. Ik zou iets doen. Ik zal deze mensen niet alleen laten.   Toen ik er was, waren er al heel wat mensen aan het helpen. Militairen, agenten, ambulanciers,… Maar een iemand leek niemand te zien. Doorheen alle rook zag ik een meisje. Ze was helemaal alleen en keek van de ene kant naar de andere. Haar blik zei alles. Ze had gewonden gezien, ze was écht alleen, ze had kunnen ontsnappen van de dood. Ik deed er alles aan om mijn tranen weg te vegen, niet te trillen en mijn ogen vrolijk te houden toen ik op het meisje afstapte. Het moment dat ik voor haar stond, keek ze naar boven. Haar ogen waren leeg. Behalve haar ellendige blik was het een prachtig kind. Ze had lang licht blond haar met dunne krullen. Natuurlijke krullen. Het kleedje die ze droeg gaven weg dat ze naar de zee zou gaan. Er stond een lachende zeehond op die een zeester een high five gaf. Onder haar kleedje kon je dan weer de bandjes van haar bikinitopje zien. Er zaten zelfs nog vegen zonnebrandcrème op haar arm. Ze moest zo’n zes jaar geweest zijn. Om haar niet nog angstiger te maken, hurkte ik. “Dag,” is alles wat ik kon zeggen met een klein oprecht lachje. Een teken van erkenning tegen het meisje. “Mama…” het was alles dat uit het prachtige meisje kwam, ‘mama’ en tranen. Veel tranen. Ik wist genoeg. “Mag ik je naam weten? Ik ben Isleen,” mijn enige doel was het meisje op haar gemak stellen. Door me zo op haar te concentreren was ik even vergeten wat er rondom ons gebeurde. Wat ze wel niet zag. “Ekaterini,” het klonk als een zucht en was amper hoorbaar. “Ekaterini? Wat een mooie naam!” haar ogen keken me onzeker aan. Na een kort moment van, waarschijnlijk, vele gedachten van Ekaterini kreeg ik een kleine glimlach. Een kleine oprechte glimlach.

Lotte
0 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen