Mart Baert

Gebruikersnaam Mart Baert

Teksten

Cécile

Hoofdstuk 1   Ik hoor de voordeur opengaan. "Liefje, we zijn thuis!" Ik hoor de woorden van mijn moeder nog nagalmen als ik de trap naar beneden loop. "Hoe was jullie avond?" vraag ik terwijl ik voorbij de veel te felle kelderdeur loop. Als kind had ik mij altijd afgevraagd waarom mijn ouders de kelderdeur felgeel hadden geverfd. Alsof de kelder opeens veel minder eng wordt omdat de deur een leuk kleurtje heeft. "Geweldig, je had er bij moeten zijn! Ik voel me weer helemaal relaxt." Mijn moeder gaat elke vrijdagavond naar de yoga om te ontspannen en haar stress van een zeer vermoeiende week te vergeten. Heel saai als je het mij vraagt en dat vindt mijn vader ook. Hij moet elke keer, flink tegen zijn zin, mee. "Geweldig zou ik het nu niet echt noemen. Al die nonsens over je echte zelf tegenkomen op je reis naar eenheid tussen hart en ziel komt me de oren uit!" roept mijn vader terwijl hij zijn sleutels in het mandje naast de kapstok gooit. "Cécile, zou je even naar de zolder om mijn reistas willen gaan, alsjeblieft? We moeten binnen twee uur al vertrekken en ik heb nog niks ingepakt!" "Rustig mam, je bent net terug van de yoga en je bent nu al terug aan het stressen. Daarbij, je hebt al je kleren al uitgekozen en op je bed gelegd!" roep ik nog net voordat ik de trap naar de zolder oploop. Ik open de deur en doe het licht aan. Na een paar seconden springt de lamp aan en baadt de kamer in een aangenaam licht waardoor mijn favoriete plekje in huis zichtbaar wordt. Instinctief loop ik naar de linkerhoek achterin de kamer, even blijf ik staan in het schijnsel van het maanlicht dat door het enigste raam op de zolder net voor mijn berg van kussens en boeken valt. Nog ongeveer een uurtje en dan zal de maan de duizenden levens die ik leid in mijn boeken verlichten. "Cécile!" De schelle stem van mijn vader laat me opschrikken uit mijn gedachtes. Ik draai me om en neem de tas van mijn moeder op terwijl ik terug naar de realiteit wandel. Voetje voor voetje komt mijn lichaam terug naar het heden en woord voor woord komt mijn geest net een beetje later aan. In een vloeiende beweging glijdt mijn hand over de lichtschakelaar en sluit het vervolgens de deur achter mij, terwijl mijn voeten nog steeds hun dagelijkse pad terug naar de gang volgen.   Hoofdstuk 2   "En als er iets is, dan ga je..." "Ja mam, dan ga ik naar de buurvrouw." Onze buurvrouw was vroeger mijn oppas, maar nu ik volgens mijn ouders de geschikte leeftijd heb gekregen om alleen thuis te blijven, hangt haar nummer op een geel post-itje op de koelkast. Mijn ouders geven me een knuffel, stappen in de auto en starten de motor. Net voordat ze de hoek om rijden, roept mijn moeder nog: "Tot overmorgen, Cécile, wees voorzichtig!" Met gesloten ogen blijf ik nog even nagenieten van de koele avondbries en de stilte tussen de sterren. Langzaam wandelt mijn lichaam naar dat ene plekje op de zolder in tegenstelling tot mijn gedachten die al tussen de stapels boeken het perfecte verhaal voor een ongestoord moment zoeken. Ik voel mijn voeten niet meer bewegen, het waas trekt weg voor mijn ogen en stilletjes aan komt het besef dat ik voor de felgele kelderdeur sta. Een blauwe post-it springt me direct in het oog. Al snel herken ik het krullerige geschrift van mijn moeder. In een paar slagen van mijn wimpers, heb ik het bericht gelezen. Ik hoor mijn mama het bericht zo opzeggen: "Er staat een bord lasagne in de koelkast, gewoon even opwarmen in de microgolfoven! Kusjes, mama." Al zittend op het aanrecht, wachtend op het geluidje van de microgolfoven dat mij verteld wanneer de lasagne klaar is, kom ik tot de constatatie dat het karakter van mijn moeder zeer goed overeenkomt met haar geschrift. Ze is heel levendig en zit vol met enthousiasme en net als haar geschrift neemt ze alle mogelijke krullen en bochten in haar leven zoveel als ze maar kan. Mijn concentratie wordt bruusk naar het raam getrokken. Heel even dacht ik een man met een gele regenjas te zien. Mijn handen begonnen te trillen en ik ga als in een automatisme naar de linkerhoek van de keuken, naast de koelkast. In mijn hoofd stellen zich de ergste scenario’s op, precies zoals ik er al dozijnen heb gelezen. Ik dwing mijn hoofd om op te kijken en met een bange blik kijk ik terug naar de realiteit. Alle slechte scenario’s stop ik onder mijn hart weg. Waarschijnlijk is het een spinsel van mijn fantasie, mijn onderbewustzijn die snakt dat naar een nieuw verhaal. Ik hoor een piepgeluid in mijn oren, het blijft nazinderen terwijl ik mijn lasagne uit de microgolfoven haal, mijn bestek neem en mijn tocht begin om mijn onderbewustzijn te sussen. Aan de achterdeur stop ik met lopen en kijk even na of de deur wel goed op slot zit. Ik durf niet naar buiten te kijken, draai me met een ruk om en zet mijn gedachten op het maanlicht dat straks de inkt op het vergeelde papier zal verlichten.   Hoofdstuk 3   Mijn ogen gaan als een sneltrein over de met inkt geschreven letters, maar ze worden moe en ik voel dat mijn lichaam meer en meer verlangt naar de middernachtsblauwe zone waar de slaap heerst. Mijn hoofd wordt zwaarder en valt naar rechts, al snel volgt de rest van mijn lichaam en lig ik op mijn rechter zijkant. Door het snelle verlies van het maanlicht moeten mijn ogen nog even aanpassen. Ik knipper een paar keer en voor een paar seconden dacht ik dat ik Peter Pan voor mijn raam zag zweven, maar al snel wordt duidelijk dat het iets anders is, iets met een lichtere, opvallerende kleur. Sloom hef ik mijn ledematen op en wandel naar het raam. Ik til mijn hoofd op. Mijn lichaam schokt wakker en loopt terug naar de hoek waar het met zijn rug naar het raam ga zitten. Een gele regenjas, dat kan toch niet. Hoe is het daar in hemelsnaam geraakt? Mijn ademhaling wordt sneller en mijn handen beven, er vormt zich een mist in mijn hoofd. Ik moet naar de buurvrouw gaan, maar wat als er echt iemand rond mijn huis dwaalt of wat als hij al binnen is? Verlamt door angst blijf ik zitten. Plots komt er een beeld in mij op. Het is een beeld van een paar uur geleden waarop te zien is hoe ik de deur van de zolder op slot draai en de oude sleutel in mijn broekzak stop. Bibberend vindt mijn hand de weg naar mijn zak waar zich inderdaad de sleutel bevindt. Mijn klamme hand houdt de sleutel vast alsof het mijn laatste connectie is met het leven. Nadat mijn ademhaling terug regelmatig is, merk ik pas het koude scherm van mijn gsm dat duwt tegen de achterkant van mijn hand op. Voorzichtig laten mijn vingers de sleutel los en halen de nieuwe levenskans uit mijn zak. Ik scrol door mijn contactenlijst en kom tot het besef dat het nummer van de buurvrouw er niet tussen staat, het hangt nog op de koelkast, zorgvuldig opgeschreven op een geel post-itje. Mijn blikt focust terug op het schermpje. Ik ben gestopt met scrollen precies op het nummer van mijn beste vriendin Zoë. Zonder nog verder na te denken druk ik op haar nummer, hou het toestel aan mijn oor en wacht tot ik haar stem zal horen. 'Hallo, met Zoë. Waarom bel je me nog zo laat op?' 'Zoë, een man met een gele regenjas, jas op mijn raam. De deur vast, bang dat hij binnen zal komen.' Het blijft een paar seconden stil aan de andere kant van de lijn. 'Ik heb niet echt verstaan wat je zei, maar ik ken je al lang genoeg om te weten dat je echt doodsbang bent. Ik kom er nu meteen aan! Waar ligt de huissleutel?' 'Nee, ik kan niet zeggen, hij horen en binnenkomen.' 'Cécile als je het mij niet vertelt dan zal je zelf de deur moeten komen opendoen.' Die zin wekt me op. 'Nee! Hij ligt onder de mat onder de bovenste linkerhoek. Haast je!' 'Ik ben daar binnen vijf minuten, blijf waar je bent!' Ik blijf in dezelfde positie zitten zelfs nog lang nadat de stem van Zoë al is weggestorven. Ik hoor iemand kloppen op de muur, het geluid komt dichter en dichter. Het zit vlak onder mij aan de voorkant van mijn huis. Ik maak mezelf zo klein mogelijk en wil mijn handen over mijn oren leggen als ik opeens de voordeur hoor opengaan...  

Mart Baert
0 0