Philippe Nuyts

Gebruikersnaam Philippe Nuyts

Teksten

Neer

Wat is zo’n huwelijksfeest meer dan de walmende lijfgeur van de liefde, bedacht Lennert zich. Hij wendde zijn blik vol minachting af van de feestzaal waar alle genodigden aan hun tafels hadden plaatsgenomen. Hij wachtte buiten op Lina, stak snel nog een sigaret op. Zo meteen zouden ze de zaal binnen paraderen, onder luid gejuich en applaus, want zo ging dat. Hij werd misselijk van al dat uiterlijk vertoon. Zweetvlekken op wat hij en Lina in alle rust en intimiteit jarenlang hadden opgebouwd. Maar Lina wou een groot feest, dus kreeg ze een groot feest. Een dag als een boodschappenlijstje, waarop elk uur iets geschrapt kon worden (stadhuis, kerkelijke plechtigheid, fotomoment, receptie). Zo voelde hij het aan, zo had hij het Lina ook gezegd. Maar kennelijk vond zij de echo van haar ‘ja’ belangrijker dan haar ‘ja’ zelf – zijn woorden, in een van de heftige disputen in aanloop naar deze dag. Vandaag onderging hij de bijverschijnselen van de liefde, zoals aan het einde van zijn vorige relatie.   Maar toen waren het bloedvlekken geweest. En Lina had hem genezen. Ze was een jarenlange therapie geweest. Hij moest de liefde weer leren, als iemand die opnieuw moest leren lopen na een zwaar ongeluk. Tot hij zich realiseerde dat Lina dan wel de vrouw van zijn leven moest zijn, als ze daarin geslaagd was. Op de dag van dat besef was hij genezen verklaard. Hij had, ergens in het niemandsland tussen pathetiek en romantiek, altijd in ‘die ene’ geloofd. Als een linker- bij een rechterarm. Een linker- bij een rechterlong. Benen, ogen, oren, nieren. De linker- en rechterkamer in het hart. Neem een van beide weg, en wat rest, is verminking.  En hij was verminkt sinds Kataline uit zijn leven was gestapt. Ze was op een avond thuisgekomen en had zes kogels op hem afgevuurd: “Ik wil dit nog niet, Lennert.” Beiden 24, hij toe aan zekerheid, zij aan ongedwongenheid. Het lag aan haar, niet aan hem. Dat soort algemeenheden, die hij nooit van haar had verwacht. Alsof hij haar nooit echt had gekend. “Je moet niet op me wachten”, had ze halverwege dat gesprek gezegd. “Ik wacht op je”, had hij aan het einde van het gesprek gezegd. Dat was vandaag exact acht jaar geleden. De huwelijksdatum was het enige wat hij zelf had gekozen. Het had een overwinning moeten zijn, een laatste dans op zijn ziekbed. Maar zo voelde het niet. En hij had aanvankelijk gewacht op Kataline. Tot hij met zijn beste vriend Joris in een kroeg beland was, en hij Lina’s naam had horen roepen. Hij was verliefd geworden op die naam, die als een echo van ‘Kataline’ klonk. Het was een klant die haar naam had geroepen om nog twee glazen bier. Ze antwoordde door stilzwijgend twee glazen in de spoelbak te duwen. Hij was naar haar blijven kijken. Haar glimlach naar hem was zijn eerste stap naar herstel geweest. Haar eerste woorden – “Jij drinkt hier het laatste glas vanavond” –  de eerste katheter in zijn lijf. Daar kwam Lina aangelopen. Haar opgestoken blonde haar gaf geen krimp. Ze hief haar brede witte jurk op zodat ze niet struikelde. Een mooie jurk, vond hij trouwens. Sober, zonder teveel bloemen of linten. Gewoon enkele pareltjes op de uitdijende lagen. Ze had een etalagepop gekocht waarop de jurk voortaan zou hangen thuis. “Ben je klaar voor ons moment, lieverd?” Ze haakte haar arm in de zijne en drukte een kus op zijn wang. Hij wilde zeggen dat geen enkel moment die dag “hun” moment zou zijn. Dat zelfs de vrijpartij tijdens de huwelijksnacht straks zou aanvoelen alsof alle gasten meekeken. Hij glimlachte maar. “Druk die sigaret uit. Wacht, je das hangt wat slordig. Lopen we arm in arm of hand in hand binnen?” Ze veegde wat roos weg van zijn schouders, trok zijn pak recht. Lina was vandaag niet langer zijn vriendin, maar zijn vrouw. Lennert hoopte dat dat verschil alleen vandaag zo groot zou zijn. De lucht kleurde valavondblauw. De lantaarns in de tuin lichtten zachtjes op. Lennert keek uit over het weliswaar prachtige domein van de feestzaal, met heggen die vanochtend nog zorgvuldig bijgeknipt leken. Het water van de fontein klaterde behoedzaam in de koi-vijver, de flamingo’s in het aanpalende park monsterden alles apathisch. “Deze wordt het!” had Lina gekird wanneer ze de flamingo’s had opgemerkt tijdens hun eerste verkenningsbezoek aan de zaal. De maître had naar Lennert geknipoogd met een air van: die doen het ’m altijd. Diezelfde man wenkte hen nu. “Als jullie klaar zijn…”, zei hij terwijl hij met een overdreven plechtig armgebaar het koppel aanmaande de zaal binnen te stappen. Hij deed teken naar de dj, die de muziek startte. Anonieme dancebeats opgeleukt met sambaritmes, ook door Lina gekozen. Niet bepaald Lennerts meug. Hij had de regie van die dag compleet uit handen gegeven, dacht hij. Misschien wel van zijn leven.   Ze stapten binnen in de zaal, verlicht door groene lampen aan de bakstenen muren en kandelaars op de tafels. Zijn mondhoeken kraakten bij het glimlachen. Hij waande zich op een praalwagen in een carnavalsstoet. Hij wuifde, speelde het rolletje dat Lina zelf geen rolletje vond. Hij zag nonkels en tantes met servetten zwaaien, zag anderen foto’s nemen, hoorde vrienden onverstaanbare dingen roepen, zag Joris vertwijfeld meeklappen op de maat. En dan zag hij haar. Achter de bar. Ze keek naar hem en Lina, maar wendde meteen haar blik af en ging verder met het ontkurken van flessen wijn. Alsof ze betrapt was. Lennert verstijfde, gejuich verstomde. Ze was hier. Werkte hier.   “Speech! Speech! Speech!” werd hem toegeroepen. Hij bleef naar de bar staren. Ze keek niet meer op. Lina trok zachtjes aan zijn arm. “Gaat het, lieverd?” Hij keek vluchtig opzij, mompelde “jaja”. Probeerde zich te herpakken. Faalde. De maître reikte Lennert een microfoon aan, wat hij negeerde. Het gejoel doofde zachtjes uit. Lina nam de microfoon aan. Hij hoorde niet wat ze zei. “De stress van zo’n dag”, suste Lennerts moeder. “Wat je zegt”, antwoordde Lina’s moeder.   Hij hoorde ook niks van wat er gezegd werd aan de bruidstafel. Hij waande zich in een sneeuwbol die zonet hevig door elkaar geschud was. Want dit was geen toeval. En indien wel: dan was het zijn lot. Hij volgde elke beweging die Kataline maakte. Hoe ze in colonne met de andere obers uit de keuken geraasd kwam, de borden op tafel zette en simultaan de deksels van de borden optilde. Hoe ze elk halfleeg glas wijn al snel bijschonk. En vooral: hoe ze hem negeerde. Ook wanneer ze de bruidstafel bediende, knikte of glimlachte ze met een professionalisme dat voor hem niet meer dan een eufemistische kilte was. Dat begreep hij niet. Wachtte ze op een ongedwongen moment waarop ze alleen waren? Had ze dit gepland of was ze even verrast als hij? Strafte ze hem omdat hij niet op haar gewacht had? Lennert voelde hoe hij neerging en zijn val niet kon stoppen. Dat niemand haar herkende, dacht hij. Zijn ouders, zijn vrienden, Joris vooral. Ze was niet hard veranderd, ook niet tegenover de foto’s waarop Lina haar had gezien, voor hij ze allemaal had versnipperd en in de rivier geworpen, op de plek waar ze elkaar voor het eerst gekust hadden tijdens een fietstocht. Dat was een idee van Lina geweest. Kataline droeg haar zwarte haar niet meer tot op haar schouders. Het stond haar wel. Maar haar houding en de blik in haar ogen die de vlakte tussen rationeel en onpeilbaar bescheen, waren nog steeds dezelfde. Hij kroop weer in zijn ziekbed en trok het laken over zich heen. Hij lag in foetushouding en bewoog niet. Lina kon hem niet helpen.   Lennert zag het dessert voor hem staan. Framboos, aardbei, witte chocolade, amandel. Hij zag Kataline Joris koffie uitschenken. Daar had je het. Hij zei iets tegen haar. Ze lachte, en zei iets terug. Dan keken ze naar hem en lachten weer. Hij liet zijn dessert onaangeroerd en beende naar het toilet. Hij gooide de deur open. Ging voor de spiegel staan, leunde met zijn armen op de wasbak. Hij wou de tijd de opgeflakkerde strijd met zijn verleden laten blussen. Maar die strijd zou hij altijd verliezen. Het maakte van zijn huwelijk tot zijn afgrijzen nu al een mislukking. Lina was niet alleen vandaag de persoon niet die hij acht jaar had gekend. Dat was ze simpelweg nooit geweest. Ze bleek een placebo die hem beter maakte zolang hij geloofde dat ze hem Kataline deed vergeten. Maar vergeten is een zinsbegoocheling. Herinneringen zijn als bloed dat gestelpt kan worden maar nooit kan stollen.   Hij wou hier weg. Hij duwde zich van de wasbak af en liep naar de deur. Die zwaaide net open. Hij botste op Joris. “Wat is er man?” “Dat ze hier is, Joris. Hoe kan dat? Zij! Net vandaag. Jij kunt erom lachen, blijkbaar. De lul, dat ben ik.” “Wat wauwel je?” Lennert stormde de deur uit. “Lennert!” Hij zag twee ooms uit Lina’s familie met een glas bier in de hand aan de rand van de dansvloer staan. Oom Dirk lalde iets tegen hem en begon te schaterlachen. Daarbij viel zijn glas uit zijn hand. Het spatte uit elkaar op de dansvloer. Lennert zag Kataline aankomen met een stofblik en een borstel. “Nee, laat mij, laat mij”, stamelde Lennert. Ze hurkten beiden neer. “Niet nodig, meneer,” zei ze. Lennert keek haar strak aan. “Meneer? Stop ermee, Kataline. Stop ermee. Ik heb me vergist, ik weet het. Maar ik heb op je gewacht. Ik zweer het je, ik heb gewacht.” Lennert graaide naar zijn portefeuille in zijn achterzak. Hij haalde achter zijn rijbewijs een foto van haar tevoorschijn. “Ik heb gewacht, Kataline.” Hij stond op en trok haar mee recht. “Dag op dag acht jaar geleden vandaag”, zei hij bijna stotterend. “Zie je het? Begrijp je? Dit moest gebeuren.” De dienster keek om zich heen met een blik die om hulp vroeg. “Kom, laten we dansen. Dit wordt onze dans, Kataline. Onze openingsdans.” Hij had geen oog voor Lina die op hem toestapte. Hij trok het meisje mee op de dansvloer. “Wacht hier. Ik vraag ons nummer aan.” Hij glimlachte naar haar. “Zie je wel, ik heb op je gewacht, Kataline”, zei hij zacht. “Echt.”

Philippe Nuyts
15 0

Opleiding

Schrijversacademie van Creatief Schrijven.

Publicaties

Prijzen