Ruth Govaerts

Gebruikersnaam Ruth Govaerts

Teksten

BSO-leerling en trots

Er is niets mis mee om ergens niet goed in te zijn. Wel is er iets mis mee om iemand te beoordelen omdat hij iets minder goed kan dan jijzelf, terwijl hij andere dingen hoogstwaarschijnlijk beter kan. Het mag dan een cliché zijn, maar iedereen heeft zijn of haar eigen talent. Een talent dat veel kan inhouden. Een talent dat broodnodig kan blijken te zijn in onze huidige maatschappij en in de onzekere toekomst die voor ons ligt.   Toen ik in mijn derde middelbaar moest overschakelen naar BSO omdat ik de vakken wiskunde en fysica maar niet wist onder de knie te krijgen, schaamde ik mij. Nu schaam ik mij omdat ik mij toen durfde te schamen. Dat ik dezelfde gedachten en vooroordelen koesterde die zovelen bewust of onbewust voor meer praktische opleidingen koesteren. ‘Afzakken’ noemt men het, een woord met een bijzonder negatieve ondertoon. Mijn ouders gingen steevast in tegen deze benaming. Je ‘verandert van richting’, je ‘daalt’ toch niet af?   Mijn jaren in het beroeps-onderwijs bleken achteraf de beste jaren uit mijn middelbare schoolcarrière te zijn geweest. Ik kon doen waar ik me goed bij voelde en me uitleven. Ik had een leuke, gemotiveerde klasgroep. Zo nu en dan kregen we vervelende opmerkingen zoals die ene keer toen een docent tijdens onze theorie-rijles zei dat BSO-studenten gemakkelijker buisden omdat zij ‘minder hard werkten’ of toen een leeftijdsgenoot mij op vakantie gebood de koffie te gaan zetten ‘want daar studeer jij toch voor?’. Leerlingen uit het ASO kregen dan weer de opmerking ‘seuten’ te zijn. Er was met andere woorden een wisselwerking aan straffe beledigingen waaraan docenten duchtig meededen.   Ik heb nooit spijt gehad dat ik van studierichting ben veranderd. De vervelende opmerkingen hebben mij gemotiveerd om verder te studeren, ik begin dit jaar aan mijn master. Weliswaar in de culturele sector, die momenteel jammer genoeg stevig onder vuur ligt. Maar niet iedereen kan grove, denigrerende uitspraken omzetten naar iets positiefs. Mijn hart brak toen een jongen nadat ik hem over mijn studierichting had verteld, antwoordde dat hij ‘gewoon werkte’. Iets als ‘gewoon werken’ bestaat in mijn ogen niet. Chapeau dat je werkt! Geweldig dat je elke morgen opstaat om ervoor te zorgen dat ons land draaiende blijft. In tijden van crisis, wie hebben we meer nodig dan bakkers, verpleegsters/verplegers, slagers en werkmannen/werkvrouwen die ons van beschutte woningen voorzien? Hoe zouden onze steden eruit zien zonder gemeentewerkers, smerig allicht.   We hebben iedereen nodig, niemand is minderwaardig. Poetsvrouw/poetsman, architect, schilder of ingenieur, tout! BUSO, TSO, ASO, BSO of starten met werken op je 16de, zolang je maar doet waar je je goed bij voelt. Onderwijs en werken horen geen competities te zijn, het gaat niet om ‘de beste’ zijn. Laten we voor een keer onze vooroordelen overboord gooien en trots zijn op de ander en (!) op onszelf.

Ruth Govaerts
13 1

Hondenhaar

  “In godsnaam Malva,” zei Connie, “hoe vaak heb ik je gevraagd niet onderwater te zwemmen.” Malva draaide geërgerd met haar ogen. Ze kon het niet laten. Wanneer ze onderwater zwom voelde ze zich vrij, verlost van de dagelijkse sleur, in haar eigen wereld. “Weet je wel wat voor viezigheid in zwembaden ronddwaalt,” vervolgde Connie, “urine, afgebladerde nagellak en sperma.” Malva trok een zuur gezicht. Er viel een stilte. “Jij zwemt toch ook,” zei ze toen. “Ja,” zei Connie, “maar boven water, dat is heel anders.” “Hoezo anders?” vroeg Malva. “Wanneer je onderwater zwemt kunnen vunzigheden zich via je neus naar binnen werken,” antwoordde Connie. Malva keek naar haar voeten. Dikke druppels rolden langzaam naar beneden. “Jij zegt het,” zuchtte ze. Ze draaide zich om in haar ligstoel en sloot haar ogen. “Laat me nu maar gewoon Connie.” Even dacht ze dat Connie het hierbij zou laten. “Denk maar niet dat ik compassie zal hebben wanneer je een of andere enge infectie blijkt te hebben,” zei ze. Geen antwoord.   Rondom hen gilden, spetterden en kirden kinderen. Ouders keken verveeld naar hun kroost. Dikke, harige, rode buiken daalden op en neer. Goudbruine borsten werden geniepig gadegeslagen vanaf de uithoeken van het buitenzwembad dat toebehoorde aan een vakantiepark. Plots waren in de verte geweerschoten te horen. Verschrikt draaide Malva zich om. “Verrekt mormel,” klonk over het terrein, “kom hier dat ik je te grazen neem, kom hier dat ik me van je ontdoe!” Een man liep achter een hond en loste om de paar seconden een schot. Kwijlend met zijn tong uit zijn mond spurtte de hond richting het zwembad. “Duik dan, muidhond,” gromde de man. Met een plons sprong het dier het water in. Een laatste schot klonk. Het zwembad kleurde rood. “Urine, afgebladerde nagellak, sperma, hondenhaar en bloed,” zei Connie.(Tekst geschreven om een boekenpakket te winnen - alle nominaties van de fintro literatuurprijs zijn verwerkt in dit kortverhaal)

Ruth Govaerts
1 1