DOKA
DOKA
De ogen vallen dicht
en kleuren koelen af,
vormen worden vager
Mijn donkere kamer sluit me in,
ontwikkelt mijn gedachten
en voorziet mijn paden van een ruwe korrel
Toekomstbeelden hang ik op
aan zijden draden, oude zelfportretten
aan een strop. Het lijnenspel van kwelling
is grotesk;
wie wil zoiets aan de muren?
Verlangen wordt verwarring
wanneer het ochtendlicht de kaders breekt
want ik mis wat ik al heb
Vanuit ieder perspectief
leg ik die afstand tussen angst en liefde vast
(S.C.)