Blericks offer
De zon kwam langzaam op achter de kolossale stenen van Stonehenge. Het was een speciale dag voor Haggard. Vandaag was het de zomerzonnewende en zou hij ingewijd worden als druïde door zijn leermeester bij wie hij de afgelopen vijftien jaar in de leer was geweest. Eindelijk zou hij zijn witte gewaad, sikkel en tatoeage krijgen. Het enige wat hem tegenstak, was dat hij het dorp waar hij was opgegroeid moest verlaten om in een dorp zo’n vijfentwintig kilometer naar het noorden, de stokoude druïde in zijn taken te ondersteunen en uiteindelijk vervangen wanneer de goden hem bij zich zouden roepen.
Haggard was zenuwachtig. Hoewel hij tijdens de plechtigheid zelf niet veel hoefde te doen, voelde hij zich gespannen. Zijn hele wereld zou veranderen. Mensen zouden hem om raad vragen, naar hem komen met hun ziektes en kwetsuren, evenals met kwesties over goden en rituelen. Hij zou een van de belangrijkste mannen in het dorp worden, maar daar was hij klaar voor. Zijn meester had hem goed opgeleid. Hij kende alle rituelen, gebeden, geneeskrachtige en voorspellende kruiden, maanstanden en zonnecycli vlot uit zijn hoofd.
Haggard werd zich bewust van de toenemende drukte rondom het stenen bouwwerk. Door de plaats van de opkomende zon tussen de reusachtige stenen waar te nemen, konden de druïden berekenen wanneer de tijd aangebroken was om bijvoorbeeld te zaaien, oogsten, of bepaalde rituelen uit te voeren. Op deze dag, de zomerzonnewende, waar de nacht het kortste was en de dag het langste, zou de zon opkomen precies achter de Hielsteen. En dat moment was bijna aangebroken.
De opperdruïde riep op tot het openingsgebed. Op het altaar in het midden van de stenen cirkel lagen vruchten en bloemen. Er brandden verschillende kruiden om de goden te aanroepen. Het gebed was gedaan net op het moment dat de zon achter de Hielsteen tevoorschijn kwam. Zijn meester riep Haggard naar voren, pakte zijn arm vast en legde deze over het altaar. Met een scherp stokje en zwarte as werd in zijn onderarm een triskelion - drie aaneengesloten spiraalarmen - geprikt: hét symbool van de druïden. Hij was nu officieel geen leerling meer. De opperdruïde overhandigde Haggard zijn beige tuniek, die deze meteen over zijn hoofd trok. Daarna gespte hij zijn riem rond zijn middel en stak er de sikkel in.
Nadat alle rituelen en gebeden afgerond waren, begaven de druïden zich richting Haggards dorp dat ongeveer op een half uur wandelen lag.
De dorpelingen zagen de groep mannen al van verre aankomen. Iedereen was al van ‘s morgens druk bezig met het voorbereiden van het feestmaal. Niet alleen de zonnewende zou worden gevierd vanavond, nee, ook de officiële inwijding van hun dorpsgenoot zou in alle fierheid worden bejubeld.
In het midden van het dorp stonden verschillende lange tafels en banken in een grote cirkel. Bij het vallen van de avond stak de nieuw ingewijde druïde het vreugdevuur aan en kwamen mensen rond met schalen vlees, stoofpotten, groente, vers fruit en talloze kannen bier en wijn. Haggard mocht eveneens het feest inluiden, iets wat normaal zijn meester elk jaar deed. “Laat de goden dit feestmaal en de mensen hier aanwezig gunstig gezind zijn. Laat de oogst dit jaar rijkelijk zijn en de vruchten zoet!”. Haggard pauzeerde even, “En dan is het nu de hoogste tijd voor dit feestmaal!” Iedereen riep instemmend waarna het feest begon.
De festiviteiten gingen door tot in de vroege uurtjes. De dag nadien was voor iedereen een rustdag. Desalniettemin was Haggard zich druk aan het voorbereiden op zijn reis naar het noorden. De eerste kilometers zouden enkele druïden van naburige dorpen hem nog vergezellen. Hij controleerde voor de tiende keer zijn knapzak of zijn belangrijkste persoonlijke spullen en onmisbare rituele voorwerpen waren ingepakt.
Met diep paarse tinten brak de ochtend aan. Haggard was er klaar voor. Hij nam het leitje waarop een kaart met wat herkenningspunten was gekrast nog eens vast. Uiteindelijk stopte hij ze weg in de plooi onder zijn riem, waaraan zijn sikkel hing. In de draagtas aan zijn ene schouder zaten wat essentiële geneeskrachtige kruiden en zalfjes voor de behandeling van kleine ongemakken en wondjes, die niet ongebruikelijk waren tijdens zo’n tocht. In de grotere plunjezak aan zijn andere schouder zaten de spullen die hij gisteren zorgvuldig had uitgekozen. Dadelijk zou hij nog een zakje met wat proviand krijgen, en dan kon de reis beginnen. Aan de dorpspoort wachtte Haggard nog even tot alle druïden er waren die hem de eerste kilometers zouden vergezellen. Onder luid gejoel en gezwaai, gingen de mannen op weg.
Het was net voorbij de middag toen de laatste van zijn metgezellen zich afsplitste om verder naar het oosten te gaan. Haggard nam de kaart vast en stelde dat hij het volgende herkenningspunt - een klein bos aan zijn linkerhand - zou passeren nog voor de middag teneinde zou zijn.
Onder de bomen van het bos besloot Haggard even te rusten en wat van zijn proviand naar binnen te spelen. Het was een lange tocht, die door zijn zware plunjezak en de hete middagzon, niet vergemakkelijkt werd. Toch was hij al meer dan halverwege.
Langzaam zette de avondschemering in. In de verte bespeurde hij de houten palen die de overnachtingsplaats aanduidden. Van deze schuilplaatsen, die doorheen het land op druk bewandelde routes lagen, mochten alle reizigers gebruikmaken. Veel luxe was er echter niet. Het kleine vierkante houten bouwwerkje hield echter wel de ergste wind buiten. Van twee houten verhogen kon men een provisorisch bed maken. In het midden van de kamer was er een met steen afgebakende kring die voor vuur was bestemd. Haggard legde zijn spullen op een van de verhogingen en stak een klein vuurtje aan om de hut op te warmen. Vervolgens ging hij naar buiten om wat extra hout te sprokkelen en verzamelde hij een paar eetbare planten en wortels die hij aan zijn avondmaal toevoegde. Nadat hij voldoende had gegeten, legde hij zich languit op de houten verhoging en viel meteen in slaap.
Nog voor het goed en wel licht was, trok Haggard verder richting het noorden. Hij had vernomen dat het dorp ‘Blerick’ werd genoemd. Tarin, de huidige druïde, had ondertussen de gezegende leeftijd van 57 en zag ernaar uit zijn vervanger nog enkele jaren te kunnen opleiden alvorens hij tot de goden werd geroepen.
Een klein heiligdom, bestaande uit enkele monolieten en gegraveerde houten palen, was het laatste herkenningspunt op de kaart. Nu moest Haggard iets naar het noordoosten afbuigen en dan zou hij zijn bestemming bereiken.
Net voordat de zon op zijn hoogste punt was, zag Haggard Blerick in de verte verschijnen. Hij zette er stevig de pas in en kwam na een uurtje aan. Aan de poort van het dorp stond het ontvangstcomité al te wachten: de druïde Tarin, het dorpshoofd Ewan en diens vrouw Shae. Ze verwelkomden hem hartelijk in het dorp. Haggard werd eerst naar zijn huis geleid. Dit had twee kamers en was speciaal voor hem opgericht. Bovendien stond het vrijwel centraal in het dorp, tussen het verblijf van Tarin en dat van het stamhoofd. Na bij Ewan en Shae een laat middagmaal te hebben genuttigd, liet Shae hem de belangrijkste plaatsen van het dorp zien. De dorpelingen kwamen hen nieuwsgierig begroeten en stelden zichzelf even voor. Met bijna 250 inwoners was Blerick een van de grotere dorpen in de streek.
Die avond lag Haggard uitgeput in bed. Tarin had hem, na de rondleiding van Shae, alles verteld over te taken die hij op termijn zou moeten overnemen. Voorlopig was hij daar immers nog even van vrijgesteld zodat hij het dorp, de inwoners, de omgeving en algemene gang van zaken kon leren kennen.
Zonder meer viel hij in slaap. Zijn nachtrust werd echter geteisterd door woelige dromen. In het diepst van de nacht schrok hij wakker, of dat dacht hij althans. Langzaam en verbijsterd keek hij rond. Hij bevond zich in een oud en dichtbegroeid bos. ‘Dit moet een droom zijn’, dacht Haggard, toen er plotseling een figuur verscheen. Dit kon niemand anders zijn dan Pan, de half geit - half menselijke god van de wildernis. Haggard bekeek hem met groot ontzag. Pan begon langzaam, met een stem die deed denken aan donder, te spreken: “Dankzij de wil van de goden heeft Blerick jaren van voorspoed gekend. Maar jij, jonge druïde, jij moet jezelf nog bewijzen. Er wacht Blerick een slechte oogst en een ongure winterstonde vol ziektes. Tenzij…” Haggard wilde tussenkomen, maar de god ging verder met zijn betoog: “Avalon - daar waar de goden huizen - verwacht een offer: een offer van bloed dat zal worden vergoten in een nieuwe tempel geheiligd aan Teutates, de machtigste der goden. Dit offer dient te worden uitgevoerd de eerstvolgende keer dat licht en duister gelijken zijn.” Pan bekeek de ontzette Haggard nog een keer van top tot teen aan en besloot zijn pleidooi met: “Zo is het gezegd!”. Haggard schrok wakker. Hij keek verward rond, maar herkende de omtrekken van zijn huis deze keer. De boodschap van Pan weerklonk nog duidelijk in zijn hoofd.
Na een vluchtig ontbijt riep Haggard zowel Tarin als Ewan bij zich. Hij vertelde vol emotie wat hem die nacht was overkomen en wat hij gezien en gehoord had. Tarins ogen stonden wijd bij de gedachte aan dergelijk slecht visioen. “Slechte voortekens…”, stamelde hij binnensmonds. Ewan keek heel het gebeuren met lede ogen aan. “Dan zit er maar één ding op", zei hij besluitend, “dat heiligdom en offer moeten er komen! Haggard ik stel jou aan om dit koste wat het kost voor elkaar te krijgen. Het is duidelijk dat de goden willen dat jíj je bewijst. Alle inwoners van het dorp evenals alle materiële zaken die je nodig hebt, zullen ter jouwer beschikking staan. Haggard dacht even na. “Dit heiligdom bouwen, is de belangrijkste en moeilijkste taak die me tot nu toe is voorgelegd,” sprak hij zorgelijk, “Aan de andere kant moeten we ons ook voorbereiden op hetgeen zou kunnen gebeuren als alles mis gaat. Er moeten nu al voedselvoorraden aangelegd worden van zaken die niet kan bederven. Ook zal een grote hoeveelheid aan geneeskrachtige planten en kruiden moeten worden geplukt en gedroogd, zodat we ons kunnen voorbereiden voor het ergste. Zijn er vrouwen in het dorp die zijn geleerd in de geneeskracht van planten?” vroeg Haggard nadenkend aan de twee luisterende mannen. “Ja,” beantwoorde Tarin, “Er zijn volgens mij twee of drie vrouwen die daarmee bekend zijn. Haggard ging peinzend verder: “Voor het heiligdom zelf, zal ik sterke mannen nodig hebben die goed met gereedschap en bouwmaterialen overweg kunnen.”. Ewan antwoordde dat er meer dan drie dozijn werklieden waren in het dorp die zich bezighielden met het bewerken van hout, steen en metaal. De drie mannen besloten de bespreking en gingen ieders huns weegs.
De volgende dag werden de dorpelingen ingelicht over de slechte voortekens en de opdracht die de goden hadden bevolen. De bange dorpsbewoners luisterden aandachtig naar de uitleg over de zaken die, onder leiding van hun nieuwe druïde, moesten worden uitgevoerd. De meesten stelden zich gretig kandidaat en werden al snel in groepen ingedeeld. Er was een groep die onder leiding van de drie kruidenvrouwen naar geneeskrachtige planten en bloemen zou zoeken en deze verwerken. Een tweede groep zou reeds rijpe vruchten, wortels en planten gaan plukken en deze drogen zodat ze konden worden opgeslagen. De derde groep bestond uit veefokkers die uit hun kuddes vast verschillende dieren zouden beginnen te slachten en het vlees roken, opdat het gedurende de winter niet zou bederven. Meestal werden pas op het einde van het oogstseizoen dieren geslacht, maar vermits er misschien meer nodig zou zijn dan anders… De laatste groep was die van de hout-, steen- en metaalbewerkers.
Haggard had in het nabijgelegen bos een open plek ontdekt met rondom enkele kronkelige, massieve, dikke bomen. De energie die deze oeroude plek uitstraalde, bezorgde hem tintelingen doorheen heel z’n lichaam. ‘Ja, dit is de plek’, dacht de jonge druïde bij zichzelf.
Na overleg met Tarin, schetste hij op een leitje uit welke elementen het heiligdom zou bestaan en hoe het er uiteindelijk uit moest zien. Hij besprak dit met de werklieden, die meteen aan de slag gingen. De metaalbewerkers zorgden voor extra zagen en beitels, de houtbewerkers begonnen met het omleggen van bomen en de werklui die zich met het bewerken van stenen bezighielden, legden de eerste hand aan stenen figuren en beeltenissen van Teutates.
In de weken die volgden, schoot het werk goed op. Aan de samenwerking van de dorpelingen was te zien dat ze een hechte gemeenschap vormden. Er waren verschillende nieuwe opslagplaatsen opgebouwd, die ondertussen vol lagen met gedroogde vruchten en gerookt vlees. De vachten van de geslachte dieren waren bewerkt tot soepele huiden, die men tijdens een strenge winter wel kon gebruiken om zich warm te houden. In een andere hut, dicht bij de huizen van Tarin en Haggard, hingen aan de ene kant bosjes geneeskrachtige kruiden te drogen aan lange touwen, en stonden er aan de andere kant vele voorraadmanden en -potten met de reeds gedroogde planten.
Ook aan het heiligdom was er hard gewerkt. Rondom de open plek waren dertien houten palen opgericht, die bovenlangs met elkaar verbonden werden. De palen waren volledig van de bast ontdaan en glad geschuurd. Elk van de rechtopstaande palen was versierd met gesneden dierenfiguurtjes. In het midden werd er een groot stenen altaar gebouwd. De stenen die het altaar onderaan ondersteunden, waren gegraveerd en representeerden de verschillende incarnaties van Teutates. Voor de platte steen, die als blad op het altaar was geplaatst, waren dertig sterke mannen ongeveer twee maanden bezig geweest. In een steengroeve zo’n twintig kilometer naar het zuiden, hadden ze een steen uitgekozen, uitgehouwen en terug naar Blerick getorst door er rollende palen onder te leggen en hem zo stukje bij beetje naar het dorp te sjouwen. Heel deze inspanning had bijna twee volledige maanden in beslag genomen, maar het eindresultaat mocht er zijn. De steen was helemaal glad en de mooie ovale vorm paste goed bij de ronding van de open plek.
De zomer naderde zijn einde en de oogst werd binnengehaald. Het was inderdaad, zoals voorspeld, een miserabele oogst. Als ze geen extra voorraden hadden ingeslagen, heerste er gegarandeerd honger deze winter. Gelukkig konden ze door hun voorbereidingen, mits hier en daar te rantsoeneren, de winter gemakkelijk doorkomen.
Drie dagen voor de herfst-equinox zaten Haggard, Tarin en Ewan opnieuw samen om te overleggen wie of wat er als offer zou dienen. Haggard nam echter als eerste het woord: “Aangezien de goden mij uitdagen, is het niet meer dan logisch dat ik het bloedoffer zal brengen.” Tarin protesteerde: “Nee, dat kan je niet doen. Jij bent nog jong. Ik zal mezelf opofferen en mij aan de goden aanbieden.” Haggard keek bedenkelijk naar zijn beker bier. “Tarin, zijn onze goden dan zo wreed? Moet er een leven worden opgeofferd om hen gunstig te stellen? Laten we er nog even over nadenken. We hebben nog een paar dagen tot de equinox.”
Aan de houten palen die het heiligdom afbakende, hingen vrolijk gekleurde linten en bloemen. Ook het altaar was met kruidige wierook, bloemen en vruchten bekleed. Alle mensen uit het dorp, stonden in een cirkel omheen de houten aflijning gedromd. Het heiligdom zelf mocht alleen betreden worden door de druïden. Tarin stond aan de zijkant van het altaar en hielp mee met het schikken van de offergaven. Vandaag was het de dag waarop de dag even lang duurde als de nacht; de dag waarop licht en donker gelijken waren. Haggard stond naast het altaar en hief zijn armen op om de menigte tot stilte te manen. Vervolgens sprak hij met luide stem:
“Machten van de kosmos,
Goden en godinnen,
En vooral u, grote god Teutates,
Daal neer over dit heiligdom
dat we huldigen in naam van Teutates.
Wees welkom.
Teutates, god van de kunsten,
Aanzie uw nieuw heiligdom,
Aanzie uw beeltenissen
Aanzie de kunst die ter uwer ere dit heiligdom verrijkt.”
Haggard ontblootte zijn arm boven het altaar.
“Teutates, bescherm ons
laat het dit bloed dat geofferd wordt
uw dorst lessen en voorspoed brengen
aan alle inwoners van dit dorp.”
Met een vlijmscherp mes maakte Haggard een lange snee in zijn onderarm en liet het bloed over het altaar stromen.
“Teutates, met dit bloed
wordt uw heilige plek in dit bos ingewijd.”
Het was muisstil tussen de bomen terwijl Haggards bloed over het altaar bleef druppelen. Iedereen wachtte gespannen op de laatste zin van het ritueel.
“Bij Teutates, zo moet het zijn!”
Alle aanwezigen begonnen luid te joelen en juichen. Al gauw werden kannen bier en wijn rondgedeeld en barstte er een gigantisch feest los. Tarin hielp vlug Haggards wond te verzorgen. “Ik hoop dat het offer genoeg was, maar ik volg jouw redenering: de goden zijn inderdaad niet zo wreed dat ze een leven willen opgeofferd krijgen,” zei Tanis terwijl hij een verband aanbracht. “Ik hoop het met jou, mijn vriend.” fluisterde Haggard na een korte stilte. Niet veel later sloten ook de twee druïden zich aan bij de festiviteiten die tot diep in de nacht zouden duren.
Er werd op de deurpost geklopt. Zo laat had Haggard geen bezoek meer verwacht. “Wie daar?”, zei hij terwijl hij naar de deur liep. Er werd niet geantwoord. Haggard trok de deur open en zag een klein meisje staan dat hij niet kende. Haar lijnen waren wazig en spreken deed ze niet. Zag hij dit echt? Ze overhandigde hem een klein jutten pakje. Even leek Haggard niet te weten wat hij moest doen. Hij keek naar het bundeltje dat in zijn handen lag. Toen hij weer opkeek, was de verschijning verdwenen. Verward deed hij de deur weer dicht. Hij liep naar de tafel bij het haardvuur om beter te kunnen kijken wat er in het kleine jutten lapje was gedraaid. Zijn adem stokte. Het was een perfect ronde, gepolijste boom kraal. Een van de beste voortekens die de druïden kenden. Terwijl hij naar het huis Tarin liep, zuchtte hij een paar keer opgelucht. Dit was een duidelijk teken. Hun harde werk had geloond! Hun offer was aanvaard!