Titin

Gebruikersnaam Titin

Teksten

Coronakost

Hij: Ik word wakker, weer een dag thuis, gekluisterd aan het huis, gevangen in huis.  Ik sleep mezelf uit bed, ik kijk naar beneden en zie tot mijn ontzetting dat ik mijn voeten bijna niet meer zie door de omvang van mijn buik.  Ik sluip stilletjes de kamer uit, ze slaapt nog, laat haar alstublieft nog even slapen. Zo stil als mogelijk probeer ik mijn loopkledij aan te trekken, maar dan hoor ik haar plots achter me. De haren op mijn armen gaan recht omhoog staan. De vrouw wil dat we eerst samen ontbijten. Ze heeft een enorme drang om me vet te mesten met haar ‘Coronakost’, nu ik thuis ben. Ze wil ‘gezellig’ samen tijd doorbrengen.  Daartegenover staat de verwachting dat ik haar culinaire kunsten beloon.  Nu ik thuis ben word ik constant gestalkt door moeder de vrouw om klusjes te doen. Maar ik ben geen klusjesman, ik ben een bediende die technisch werkloos is.  Waarom zou ik nu ineens een handige Harry zijn, als ik dat daarvoor nooit geweest ben? Laat me toch eens met rust, mens, denk ik.  Als ik een opmerking geef omdat ze wéér op het toilet zit met de deur wagenwijd open, en ze daarop roept dat ik dan toch wel eerst de deurklink moet maken, knapt er iets. Het is haar eigen schuld. Ik ga eerst lekker lopen en daarna uitgebreid de krant lezen, zonder die drammerige, slijmerige, zeemzoete stem die in mijn nek hijgt. En straks maak ik voor mezelf een heerlijke, gezonde fruitsalade.  Zij: Ik word wakker met een glimlach op mijn gezicht, zie de zonnestralen tussen de gordijnen door schijnen; weer een dag samen. Gezellig samen eten, samen tijd doorbrengen, gezellig het huis in orde brengen. Was het maar altijd zo. Ik heb me voorgenomen om hem tijdens deze weken eens echt in de watten te leggen met allerlei lekkernijen.  Het heeft wel iets, een man met wat pak aan.  Het moet me wel van het hart dat hij niet echt dankbaar is. Dat ik hem vraag om nu eens eindelijk werk te maken van het ophangen van dat fotokadertje, en de klink van de toiletdeur vast te zetten, dat is toch niet te veel gevraagd?  Ik zie dat hij al is opgestaan, mijn zoetje staat in zijn blootje, en probeert zich in zijn loopbroekje te wurmen. Ik lach in mezelf om zijn onhandigheid en zeg dat hij toch niet op een lege maag kan gaan lopen. Hij mompelt iets, maar ik loop snel naar het toilet, want ik hou het bijna niet.  Waarom is hij nou zo boos dat ik de deur niet toe doe?  Ik zeg dat hij dan eindelijk de deurklink maar eens moet maken. Daar heeft hij niet van terug, denk ik nog. Wacht, maar, heeft hij nu echt de deur toegegooid? De klink is eraf gevallen. Dat ziet hij toch?  ‘Schatje!? Zoetje! Hé! Héla!’  

Titin
14 1