Gingergras
Er ging wat door me heen op dat moment,
net voor wij vrolijk handjes zouden schudden.
Ik dacht: hier is die kakkineuze vent,
de herder van een eigenwijze kudde
ontkenners die geloven in complotten
bedisseld door de groene jongens, toch?
Mijn zomers gingergras was om te rotten
en zijn pelouse blonk weer van bedrog.
Die herder was mijn buur, het was zijn feest.
Het rook naar worst en aangebrande moppen.
Hij was ook naar de haarkliniek geweest.
Ik haat clichés omdat ze zo vaak kloppen.
Ik gaf een hand en zei: ’Hoe is’t met jou?’
en proefde nog de zonden van zijn vrouw.