Boekbesprekingen

Adinda
9 dec 2017 · 6 keer gelezen · 1 keer geliket

Sylvain Tesson, Zes maanden in de Siberische wouden

2010

Vertelperspectief

Dit is een echt dagboek, Sylvain Tesson vertelt zelf, mijmert al schrijvend met zichzelf tenmidden van een onmetelijk wild landschap, het is er koud en hij is er alleen. Maar niet eenzaam, want de natuur speelt haar rol met veel overtuigingskracht.

Ik had me voorgenomen om voor mijn veertigste als een kluizenaar in het bos te gaan wonen.’

Die eerste zin klinkt stoer. Sylvain Tesson is een man die zich wil meten met de natuur. Hij heeft in zijn leven al bergen beklommen, wilde rivieren bevaren, trektochten ondernomen. Hij is een succesvolle avonturier, macho, filosoof, schrijver.  In de loop van de maanden die hij doorbrengt in en rond de blokhut aan het Bajkalmeer geeft hij zich langzaam gewonnen. Zijn dagboek gaat over de verhouding tussen mens en natuur. Ze groeien naar elkaar toe, die twee, geraken verweven, en gaan naarmate de stilte duurt, alsmaar meer geluidloos in elkaar over. Er is niets zweverigs aan dit boek, het is zelfs heel aards: een gat hakken in het ijs, thee drinken, het meesje, de wolken, wodka, de kachel. De dagelijkse dingen, handelingen en het weer zijn geen details daar in de blokhut, maar krijgen net alle aandacht die ze verdienen. Er zijn ook boeken die meepraten, maar zonder haast en zonder dwang. Er moet geen betoog, geen enkel gelijk. Ze nemen gewoon deel aan de grote verkenning van de tijd en de ruimte.

Als lezer kijk je door de ogen van de schrijver mee naar de tijd en de ruimte, hij is de enige door wiens ogen kijken mogelijk is. Er verschijnen wel af en toe anderen, maar zelfs al maken die lawaai en rotzooi, het landschap is te groots om zich daardoor te laten verstoren. Er is veel stilte in dit boek, het kijken gaat traag. Ik kijk graag traag, net als Sylvain Tesson houd ik van kijken naar de sneeuwvlokken, de meesjes, het licht dat binnenvalt. Ik heb dan ook geen enkele moeite van met hem samen te vallen, ik mag hem graag, deze man, omdat ik graag zijn trage blikveld deel. In zijn thuisstad Parijs omringd door mensen, zou ik hem waarschijnlijk minder graag zien, hij zou me waarschijnlijk afschrikken door z’n stoer kantje.

Er is maar één verteller, een perspectief, maar dan heel breed en heel langzaam. Er gebeurt niet zo erg veel in dit verhaal, toch blijft het spannend. Want altijd speelt die relatie, dat spanningsveld tussen mens en natuur. Als in een liefdesverhaal.

De andere personen in het verhaal komen in en uit, ze komen piepen, als speldprikjes vanuit de zijlijn. Behalve het bericht van zijn vriendin in Parijs die hem de bons geeft, dat raakt tot diep in zijn kern. Hij huilt in de vacht van zijn honden. Maar ook dat ebt weer weg. De plek en het moment zijn zo groot, groter dan alle herinneringen en toekomstdromen.

 

De tijd

Het verhaal volgt de seizoenen, het ritme van dag en nacht, het zou niet anders kunnen omdat net die tijd zo’n belangrijke rol speelt. Sylvain Tesson schrijft dagelijks op enkele uitzonderingen na. Soms schrijft hij veel, soms slechts enkele zinnen. Zoals op 21 juli: ‘Geen vogel zingt. Geen rimpel op het meer. De mist heeft de wereld verzwolgen’.

 

Maatschappelijk-historische tijd

De mensenwereld dringt nauwelijks door tot aan de blokhut en als dat al gebeurt is dat ofwel met erg veel vertraging ofwel komt ze bruut binnenvallen. De tijdsgeest speelt wel een belangrijke rol als belangrijke afwezige. In zijn overpeinzingen heeft Tesson het over het drukke leven dat hij leidde in Parijs, over de haast, het lawaai, de sociale verplichtingen, de schone schijn. In zeker zin is dit boek dan ook een cultuurkritiek, maar zonder grote ideologieën of analyse, maar door eruit te stappen en vanuit die ervaring te schrijven.

 

Focus van het verhaal

Dit verhaal gaat over de verhouding tussen deze man en de natuur, Sylvain Tesson geeft zich over aan het leven, laat het gebeuren en antwoordt met tedere zinnen.

 

Motieven en thema’s

  • De fysische omstandigheden: het weer, de seizoenen, het landschap zijn erg bepalend voor zijn dagen. Hij belooft ergens om nooit meer neerbuigend te zullen doen over mensen die over het weer praten, dat is niet onbenullig, maar een essentieel stuk leven, iets waar we geen macht over hebben, maar vooralsnog aan overgeleverd zijn. Het overkomt ons en wij hebben er als mensen lee om te gaan, er ons toe te verhouden.
  • De Russen (en de rest van de mensheid): af en toe verschijnen die, omdat hij er op bezoek gaat of omdat zij komen binnenvallen. Er hoort steeds wodka en bier bij. Het zijn anarchistische figuren, zwalpend doorheen de geschiedenis, verbonden met het landschap, ruw geworden door al die koude, al die afwijzing. Sylvain Tesson beschrijft hen met zachtheid, hij ziet deze mensen graag, misschien wel net omdat hij net als zij ook een beetje misantroop is. Kan hij van mensen houden? De Russen kan hij graag zien. Ook zijn vrienden zijn belangrijk, al mogen ze niet te dicht komen. Zijn vriendin zet de relatie stop, hij is te vaak te ver. Over zijn verdriet spreekt hij alleen met zijn honden en zijn dagboek. Dat doet hij bijna woordloos.
  • De stilte. In en tussen de woorden weeft zich telkens opnieuw de stilte. ‘De stilte keert weer, de immense stilte die niet wordt veroorzaakt door de afwezigheid van geluid, maar doordat er niemand is om mee te praten. Ik voel een groeiende liefde voor deze bossen waarin talloze herten leven, dit meer dat wemelt van vissen, die lucht waarin vogels af- en aanvliegen.’

 

Beeldspraak en metaforen

De hut is warm, het is als een baarmoeder. Het meer is koud, het is de buitenwereld, de mannenwereld. Sylvain Tesson beweegt zich tussen die twee, hij heeft beide nodig, een juiste afwisseling van binnen en buiten, passief en actief.

Het is de meest expliciete metafoor die ik me herinner. Maar doordat mens en landschap zo intens met elkaar in relatie gaan lijkt alles wel te verwijzen naar het leven zelf. De zinnen die hij citeert uit de boeken die hij leest, helpen om die verbinding te weven.

Op de dag voor zijn vertrek, bijt zijn hond een nest kleine eendjes dood. Het stemt hem droef over die eendjes, maar maakt zijn liefde tot de hond niet kleiner. Hij legt er zich zonder veel woorden bij neer: zo is het, het hoort bij het leven. In die ene gebeurtenis toont hij de grote acceptatie die in hem is gegroeid.

 

 

Violette Leduc, De bastaard

1964

‘Mijn geval is niet uniek: ik ben bang om dood te gaan en ik vind het vreselijk dat ik besta.’

Met deze eerste zin is de toon gezet: Violette is geen held, ze leeft gewoon het leven. Dat is lastig, maar moet gebeuren. Dit boek is een echte lotsbeschrijving. Violette is ongewild geboren, als een bastaardkind. Haar verhaal is eigenhandig geschreven, vanuit haar ‘lot’ schildert ze daarbij zichzelf niet als slachtoffer af, noch als dader, ze is geen held, maar ook geen antiheld. Ze is vooral verschrikkelijk eerlijk, houdt voor zichzelf en voor de lezer niets verborgen, het lijkt soms zelfs alsof ze de kleine kantjes opzoekt die de meeste mensen liefst wegmoffelen.

 

Sympathie

Ik voel sympathie voor deze Violette, net omdat het niet haar bedoeling is zich te verantwoorden of de lezer voor zich te winnen. Ze oordeelt niet over zichzelf. Als ze in Parijs komt, geraakt ze helemaal verslingerd aan mode en luxeproducten. Ik wenste dat ze daar weg zou gaan en vanuit dezelfde drang naar voelen terug de bomen en de wolken zou beschrijven en tegelijk begrijp ik dat ze moest blijven. Ik ergerde me aan haar als ze een zwart handeltje opzet tijdens de oorlog en tegelijk kan ik het begrijpen. Violette lijkt op de wereld gebracht in een hoopje moeilijkheden die ze haar hele leven met zich meesleurt. Ze heeft het erg lastig om relaties aan te gaan en uit te bouwen, als bastaardkind start ze van diep onder nul wat de liefde betreft. Armoede en tekort zijn er al van voor ze geboren was, al was haar vader de zoon van de rijke familie waar haar moeder als huismeid terecht gekomen was. Ze kan niet met geld omgaan, hunkert bijna ziekelijk naar overdaad en luxe. In haar kindertijd ontwikkelde ze strategieën om te overleven, als volwassenen blijft ze die inzetten. Wat ze tegenkomt in haar bewogen leven, gebeurt alsof het moet gebeuren om bevrijd te kunnen worden van de toestand waarin ze geboren werd en opgroeide.

 

Verteller en personages

Er is maar een verteller, alle anderen zijn medespelers, heel vaak ook tegenspelers, ze hebben hun rol en functie in het leven van Violette, maar buiten dat leven zijn ze van minder belang, je komt niet te weten wat ze denken of voelen. Alles wat zich buiten haar leven afspeelt, lijkt van minder belang. Violette speelt de hoofdrol helemaal zelf.

 

Tijd en tijdsverloop

Het boek volgt grotendeels het verloop van haar leven van voor haar geboorte tot het einde van de tweede wereldoorlog, het ontvouwt zich: thema’s verschijnen en komen terug. In het begin en op het eind spreekt ze vanuit de jaren 60 de lezer aan. Minstens ook een keer tussendoor verschijnt een fragment uit 1961. Zo eindigt ze in 1963:

‘Steunend op de stilte van de dennen en de kastanjebomen loop ik onversaagd dwars door de brandende kathedraal van de zomer. Grandioos en zoetvloeiend is mijn steile pad van laaiend gras. Vuur drukt de eenzaamheid mij op de mond’.

Deze laatste zinnen van het boek schrijft ze 20 jaar later, op het moment dat ze aan de uitgave van het manuscript denkt. Ze is eenzaam, het klinkt niet of ze rust gevonden heeft, tegelijk verklaart ze de liefde aan het land, de vurige drang om te leven.

 

Maatschappelijk historische tijd

De geschiedenis heeft het levenslot van Violette Leduc sterk bepaald. De armoede tijdens de eerste wereldoorlog was tekend voor haar kindertijd, tijdens de tweede wereldoorlog zet ze een zwarte handel op. Maar nooit beschrijft ze wat die oorlogen op andere plekken met ander levens heeft gedaan. Ze heeft het helemaal niet over de nazi’s, over Hitler, over de medewerking van het Franse regime aan de deportaties. Daarvoor is ze te hard bezig met haar eigen leven. Solidariteit of andere idealen zijn haar vreemd, ze is niet vatbaar voor politiek of godsdienst, wel voor schoonheid. Eigenlijk is ze behoorlijk egocentrisch, zo heeft ze als kind weten te overleven en het is de manier waarop ze zich blijft redden. 

 

De focus

Heel het boek gaat over hoe Violette met de omstandigheden omgaat waarin ze geboren is, opgroeit en die ze zelf creëert. In het schrijven zelf zit haar vrijheid, haar zinnen laten het licht door, ze schrijft heel zintuiglijk, zinnelijk zelfs. Ze klampt zich vast aan het leven als aan een geliefde, in een wonderlijk mengeling van angst, overgave en tederheid. De mooiste zinnen zijn die waar ze natuur beschrijft en de liefdesnachten met Isabelle in het internaat. 

 

Motieven en thema’s

  • Het zinnelijke, sensuele: voelen, kijken, proeven, strelen,… alles lijkt wel aanraking. ‘Rondtrekkende geuren bereikten me, ik wreef mijn voorhoofd in met het blad van een notenboom, ik liep naar school onder het bladerengewelf, ik ademde licht in en de lekkere lucht, de wind maakte de takken het hof’. In haar manier van schrijven verraadt ze haar grootste levensthema: de zoektocht naar haar seksuele identiteit, naar aanraking, naar liefde en verbinding.
  • Geld en bezit zijn een ander thema. In haar kindertijd kende ze tekort, ze ging de kolen stelen voor haar moeder. Maar ze is ook het kind van een meid en een rijkeluiskind, ze werd niet erkend door haar vader en diens familie. Haar hunker naar luxe kan ook daar uit voortkomen.
  • Haar afkomst: Violette Leduc een bastaard. De titel zegt het. Haar moeder is erg bepalend in haar leven, haar vader is een lege plek, een schaamte, een verlangen, een onmogelijkheid.
  • Natuur en cultuur, stad en platteland. Haar leven speelt zich af als een zoektocht tussen Parijs en het platteland, tussen wie ze is en wie ze wil of moet zijn. Als kind op de boerderij wist ze het. Dankzij haar zwarthandeltje en de oorlog komt ze terug daar terecht waar ze zich het beste thuisvoelt.

 

Beeldspraak en metaforen.

Violette Leduc gebruikt veel beelden, ze plukt ze uit de natuur van haar kinderjaren, legt ze tussen zichzelf en de werkelijkheid, ze zijn haar hoop, haar steun, haar enige houvast.

 ‘Ga terug naar huis, Violette, roer je op de divans lindebloesem die je hebt geplukt. Ik plukte onder de koepel van de jonge linde, ik verenigde me met die wereld van bloemen, van huisjesslakken, van bladeren waarin de bijen mijn sluier sponnen.’ (p.369)

We luisterden naar de wervelende ster in onze ingewanden, we volgden de raderen van het duister in de slaapzaal’ (p. 95)

 

 

 

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Adinda
9 dec 2017 · 6 keer gelezen · 1 keer geliket