De jas die hij droeg
was vuil en half versleten
en in zijn baard hingen nog pluisjes
die hij vanmorgen vroeg
was vergeten
toen hij thuis in zijn badkamer
aan zijn dag begon.
Hij leek eenzamer dan eerst.
De knoopjes van zijn hemd
vochten om zijn buik
te bedekken. Een gazon
van krullend borsthaar
glooide wild en ongeremd,
en plooide om
het zonlicht te ontdekken.
Eigenwijs en malcontent.
Hij zette zijn benen uit elkaar
en kneep zijn ogen bijna dicht. Zo
schikte hij vluchtig en lusteloos
zijn gedachten, maar
kon hij anders niet
dan wachten op de wereld
die hem al lang niet meer ziet.