De lucht kleurt al donker wanneer ik die avond mijn huis verlaat.
Ik trek de voordeur achter me dicht en wandel naar de bar waar ik met mijn twee broers en zus heb afgesproken. Op de hoek van de straat waar ik moet zijn, hou ik even halt. Ik neem mijn pakje sigaretten uit mijn broekzak en neem er één uit. Verdorie, het is de laatste. Ik steek de sigaret op en blaas kleine wolkjes in de koude decemberlucht.
Door het raam van de bar zie ik ze zitten. John en Eléonore naast elkaar met elk een kop koffie voor zich. Ze praten met Jacques, de barman. De man staat hier al jaren achter de toog. Al zeker sinds we deze jaarlijkse traditie startten, dat moet nu zo ongeveer vijfentwintig jaar geleden zijn.
Stephen zit niet bij hen. Hij zit wat verder aan de bar met zijn rug naar mij toe, afwezig in een tijdschrift de bladeren. Ik neem een laatste trek. Daarna gooi ik de peuk argeloos met duim en wijsvinger de nacht in. Ik steek de straat over en ga de bar binnen.
‘Je bent laat,’ zegt Stephen zonder op te kijken van het tijdschrift.
‘Ja sorry, het is druk op de zaak en ik moest de kinderen nog te slapen leggen’ zeg ik terwijl ik hem een schouderklopje geef.
‘Geen probleem hoor Dennis, let maar niet op hem,’ zegt Eléonore. Ik begroet haar met een kus en geef ook John een schouderklop.
‘Whisky?’ vraagt barman Jacques al met een glas in zijn hand.
‘Neen Jacques, voor mij geen alcohol op een weekavond. Doe mij ook maar gewoon een kop koffie,’ zeg ik en neem plaats op de kruk naast John. Stephen tikt met zijn nagels tegen de asbak op het ritme van de grote klok die boven de bar hangt.
‘Hier zitten we weer,’ zeg ik.
‘Inderdaad,’ zegt Eléonore terwijl ze langzaam in haar drankje roert. ‘Hier zitten we weer, alweer een jaar verder.’
‘Eén koffie voor meneer!’ Jacques zet de kop voor me neer en begint daarna zijn koffieapparaat schoon te maken.
John kijkt in het rond en zucht. ‘Er komt hier steeds minder volk. Toen we hier vorig jaar zaten, was het hier ook al niet bepaald druk.’
‘Het zal vast door het slechte weer zijn,’ zegt Eléonore. Ze schuifelt ongemakkelijk heen en weer op haar kruk.
‘Ja het is ineens erg koud de laatste dagen,’ beaam ik. ‘Volgens mij was het vorig jaar niet zo koud toen we hier zaten.’
Eléonore schud met haar hoofd. ‘Toch wel hoor, ik had ik toen ook een dikke winterjas aan we toen we hier de vorige keer afspraken. Je weet wel, die bontjas in nerts die ik van mama heb geërfd.’
John en ik knikken. Stephen zucht diep en slaat geërgerd een pagina van zijn tijdschrift om.
‘Gisteren was het zelfs zo koud dat ik de kinderen twee truien moest aantrekken,’ gaat Eléonore verder. ‘Dat is toch niet normaal meer? Volgende week zou het gaan sneeuwen. Daar heb ik echt een grondige hekel aan.’
‘Menen jullie dit nu?’ Stephen slaat met zijn vlakke hand op de bar. Hij kijkt ons met wijde ogen aan. ‘Gaan jullie nu echt over het weer praten?’
‘Stephen…’ begint Eléonore.
‘Neen Noor, ik wil dat dit stopt. Ik kan het niet meer verdragen dat er door iedereen wordt gedaan alsof er niets gebeurd is.’ Stephen’s stem beeft alsof hij elk moment de boel kort en klein zou kunnen slaan.
‘Rustig Stephen,’ sist John . ‘Wat wil je dan dat we doen? Wil je dat we hier allemaal zitten huilen? Dat lost toch ook niets op man.’
‘Ik kan er gewoon niet tegen dat iedereen, de hele familie, ons lijkt te mijden. Ze willen er gewoon niet over praten. Neen, geef hen maar hun rustig leven waar vooral niets in vraag wordt gesteld. Niemand vraagt ons hoe wij ons voelen. Niemand vraagt ons of we het wel redden. Als jullie nu ook al beginnen te doen alsof pa hier moment kan komen binnengewandeld, dan hoeft dit hele circus voor mij niet meer.’
‘Dat doen we toch niet. Het is gewoon moeilijk om over te praten,’ zegt Eléonore zacht. ‘Dennis zeg jij ook eens wat.’
Ik slik. ‘We hebben allemaal even tijd nodig Stephen. Niemand kan vatten wat er is gebeurd en iedereen gaat daar op een andere manier mee om.’
‘Bullshit!’ snauwt Stephen. ‘Ik kan niet leven met al die raadsels. Waarom we bijvoorbeeld elk jaar opnieuw de tweede donderdag van december naar deze bar moesten komen van pa. Waarom mama nooit mee wilde. Ik wil praten en snappen waarom er is gebeurd wat er is gebeurd. Ik had gehoopt dat jullie aan mijn kant zouden staan, maar als jullie er zo over denken, dan bekijken jullie het maar.’ Hij grist zijn jas van de stoel, gooit wat kleingeld voor zijn koffie op de toog en stormt de bar uit.
Geschrokken bijven we met zijn drieën achter.
‘Waarom doet hij nu zo? We zitten toch allemaal in hetzelfde schuitje? Niemand weet het fijne van wat er zich in het verleden heeft afgespeeld in de familie?’ Eléonore begint zachtjes te huilen.
‘Rustig nou Noor.’ John wrijft haar over de rug. ‘Trek het je niet aan. Natuurlijk weet niemand dat, hé Dennis?’
‘Neen inderdaad,’ mompel ik.
‘Wat had die ineens?’ vraagt Jacques die alles van aan de andere kant van de toog heeft zien gebeuren. Hij neemt Stephens kleingeld van de toog en kijkt me dan lang en onderzoekend aan.
‘Geen idee. Slechte dag misschien?’ glimlach ik vaag en richt mijn blik snel op mijn kop koffie.
‘Ja, zo’n dingen gebeuren wel eens.’ zegt Jacques en verdwijnt naar de ruimte achter de toog.
Eléonore snuit haar neus. ‘Stephen heeft wel een punt. Ik zit ook nog steeds met veel vragen. Soms lig ik er ‘s nachts uren over te piekeren. Ze laten me niet los.’
‘Noor toch, soms blijft het verleden beter in het verleden. Misschien is het wel goed dat we niet alles weten, het zou onze mooie herinneringen aan pa alleen maar schade toe brengen.’ John neemt Eléonore’s hand vast en knijpt er even in.
‘Ik wil naar huis,’ zegt Eléonore snikkend. Ze staat op en trekt haar jas aan.
‘Ik loop wel even met je mee, ik moet toch dezelfde kant uit,’ zegt John.
‘Ik blijf nog even zitten,’ zeg ik ‘mijn kop koffie is nog niet leeg.’
‘Vind je dat niet erg?’ vraagt John terwijl hij zijn portefeuille bovenhaalt.
‘Neen hoor. Ik heb het tijdschrift dat Stephen achterliet hier nog. Maak je maar geen zorgen over mij. Laat trouwens maar zitten, ik betaal de drankjes wel.’
Eléonore en John verlaten de bar. Ik blader in het tijdschrift en drink rustig mijn kop leeg. In mijn hoofd blijven Stephens woorden malen. Hij heeft gelijk. Het is inderdaad vreemd dat we elk jaar op de tweede donderdag van december hier naartoe kwamen en dat onze moeder nooit mee wilde. Het is ook vreemd dat er in onze familie nooit over vaders jeugd wordt gesproken. Langzaam giet ik de laatste slok koffie naar binnen. Ik geef een teken aan Jacques die ondertussen met wat andere bargasten aan het praten is dat ik wil betalen. Hij knikt en loopt naar zijn kassa.
‘Tien Euro tachtig, alsjeblief’ zegt hij wanneer hij bij mij staat.
‘Nou, jij bent er ook niet goedkoper op geworden,’ lach ik terwijl ik hem een briefje van twintig toeschuif.
‘Het is voor iedereen crisis, ik moet ook zien te overleven,’ antwoord hij kort en loopt weer naar de kassa voor het wisselgeld.
Ik trek ondertussen mijn jas aan en kijk even naar buiten. Het is licht gaan regenen.
Jacques legt het wisselgeld en het bonnetje op de toog. ‘Alsjeblief, fijne avond nog en alvast prettige feesten.’
‘Tot een volgende Jacques.’ Ik graai het bonnetje en het kleingeld van de toog en vertrek.
Wanneer ik thuiskom, zit mijn vrouw op de bank televisie te kijken.
‘Was het gezellig?’ vraagt ze als ik de woonkamer binnenkom.
‘Viel wel mee. Stephen deed wat moeilijk,’ antwoord ik en plof naast haar op de bank neer.
‘Ach, geef hem wat tijd. Hij heeft het vast erg moeilijk om alles wat er het voorbije jaar gebeurd is te verwerken.’ Ze streelt mijn arm en nestelt zich tegen me aan.
‘Hm, dat kan wel,’ mompel ik.‘Ik ga slapen denk ik, Catherine, ik ben echt kapot.’ Ik sta op en maak aanstalte om naar de badkamer te gaan.
‘Oh schat, heb jij misschien nog wat kleingeld?’ vraagt mijn vrouw nog net voor ik de woonkamer verlaat. ‘De kinderen gaan morgen naar de Kerstmarkt met school en ik wil ze graag wat zakgeld meegeven.’
‘Natuurlijk liefje.’ Ik vis het wisselgeld en het bonnetje van vanavond in de bar uit mijn broekzak en leg het op de salontafel.
Catherine neemt het bonnetje dat Jacques me gaf en ontvouwt het. ‘Wat is dit Dennis?’ vraagt ze verbaasd. ‘Er staat wat opgeschreven.’ Mijn vrouw geeft het bonnetje aan mij.
‘Meer info over je vader, morgen 19u30, Steenstraat 13. Zeker komen. Groeten, Jacques.’
‘Wel heb je ooit…Jacques…’ zucht ik.
‘Decemberlucht’ haalde de top tien in de Ward Ruyslinck Prijs voor Kortverhalen 2018