Op de helling van een berg ligt op een vlak stuk grasland een ruïne. Verborgen in de schaduw van omringende bergtoppen, gelegen aan de rand van een diepe kloof. Het dak van de ruïne is verdwenen en de resterende gebogen pilaren doen vermoeden dat het eens om een enorm bouwwerk ging.
In het centrum van de ruïne ligt een ringvormige verhoging te midden van een plas water. De enige manier hoe je op de verhoging kunt geraken is om over een stenen pad te wandelen dat de omliggende vloer verbind met zijn onderzijde.
Drie mannen in rode gewaden wandelen achter elkaar over het stenen pad richting het platform. Het pad dat ze bewandelen lijkt net een korte bloemstengel en het platform waar ze naar toe lopen op een grote ronde bloem. Net voor het pad de verhoging raakt ontspringen langs beide zijden twee stenen bogen die mee lopen met de vorm van het platform. Net als twee stelen onder een bloem die elk weer uitmonden in kleine, ringvormige bladeren. In het midden van het zandkleurige geheel pronkt een met goud gevulde cirkel die doet denken aan de stempel van een bloem.
Voorbij het midden, aan de bovenzijde van de verhoging staan vijf mannen met witte gewaden in een V-vorm achter elkaar. De man van achteren heeft een gouden staf in zijn linkerhand met daarop een ringvormig symbool die hoog boven hen schittert in het zonlicht. De mannen kijken naar een tweede, hoger gelegen platform alsof ze staan te wachten tot er iemand door de ringvormige poort, van de stenen trappen naar beneden komt.
De deurloze kopergroene poort schittert in het zonlicht en haar omringende in mekaar gelegen bogen werpen een schaduw waardoor er een reliëf zichtbaar is.
Er staat een man aan de voet van de poort, een gouden staf in zijn linkerhand; uitkijkend over de bergen naar de heldere hemel, wachtend op een teken. Beneden staan toeschouwers rondom geduldig te wachten op wat er komen gaat.