Een laatste glas

13 jul. 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

“De wijn is heerlijk.”

Hij wiegde het glas en keek hoe de rode druppels weer naar beneden gleden. Exact de goede hoeveelheid tanines.

Ze lachte. “Ik dacht wel dat je het hier fijn zou vinden.”

Hij bleef naar zijn glas kijken. “Het is lang geleden dat ik nog ergens zo van genoten heb.”

Ze kon niet vermoeden hoeveel moeite het hem had gekost vanavond tot hier te komen, zijn nette kleren uit de kast te halen en met haar aan tafel te zitten. Hij had gevreesd dat hij nooit zolang zou kunnen stilzitten en dat hij er zeker niet in zou slagen verschillende gangen naar binnen te werken. Het eten had hem gesmaakt.

 

Hij had zich laten overtuigen in een zeldzaam moment van melancholie, een vluchtige heimwee naar betere tijden. Of misschien was het gewoon onoplettendheid. Een collega van de boekhouding had hem geblokkeerd aan het kopieerapparaat. De doorgang was te smal om met twee personen te passeren en zijn minder ijverige collega’s zagen dan hun kans schoon om er een praatje te doen. Hij was populair om praatjes mee te doen omdat hij zelden iets vertelde over zichzelf en daarom bekend stond als een goede luisteraar. Zijn collega’s wisten niet dat het hem simpelweg aan interessante levensverhalen ontbrak, en dat je mysteries gemakkelijker in stand houdt door erover te zwijgen.

 

Zijn collega van de boekhouding had zijn arm uitgestoken en leunde tegen de muur, terwijl hij nog bezig was zijn offertes in te scannen.

Hij keek zijn collega aan, die zichzelf met één blaadje koelte toewuifde. “Je kan wel voor hoor, ik ben nog wel even bezig.”

“Geen nood. Geen nood. De papiertjes gaan niet lopen.” Zijn collega gaf hem een samenzweerderige knipoog. “Jij bent vrijgezel he.”

Hij keek verbaasd op en knikte. Waar ging dit naartoe?

Enkele minuten later had hij ingestemd met een blind date met de onderbuurvrouw van Will, die als maatschappelijk assistente werkte en weduwe was. Will had niet verteld dat ze ook zwijgzaam was, of liever dat ze haar antwoorden met zorg koos, dat ze geen woord teveel gebruikte en lang nadacht wanneer hij een vraag stelde. Vreemd genoeg was dat al voldoende om hem zelf aan het praten te krijgen.

 

“Ben je een wijnkenner?”

Ze keek toe hoe hij zijn neus in het glas stak en zijn ogen sloot als hij de dampen opsnoof. Ze wist natuurlijk niet dat het al lang geleden was dat hij op deze manier wijn gedronken had.

Hij was een wijnkenner, jazeker. Op zijn veertiende had hij kennisgemaakt met de geneugten van wijn, via zijn nonkels die vonden dat hij oud genoeg was voor enkele glazen. Hij had het een heerlijk gevoel gevonden, een lichtheid in zijn hoofd die langzaam naar boven steeg. Zijn hand werd vaster, zijn stem werd luider, hij maakte een grapje tegen zijn nichtje en ze lachte. Het klonk als gerinkel in zijn oren. Hij heeft nog moeten overgeven in de auto, terwijl zijn moeder zijn nonkels verwenste. Ondertussen had hij de leeftijd van zijn zatte nonkels bereikt en moest hij nooit meer overgeven van wijn.

“Ik ben sommelier geweest.”

Ze kneep haar ogen tot spleetjes, waardoor er een zachte frons op haar voorhoofd verscheen.

“In een vorige leven.”

Hij zette zijn glas neer en wuifde met zijn hand, als om aan te tonen hoe weinig het betekend had. Een fase, iets dat voorbij waaide tot hij op zijn plek zat waar hij nu was, in de wereld van de computeronderdelen.

Ze bleef zwijgen en hij wist ondertussen dat ze wachtte op meer uitleg. Ze stelde geen vragen, ze wachtte alleen maar. Het was een heerlijkheid om te praten tegen iemand die geen vragen stelde.

 

“Ik werkte voor een restaurant. Een goed restaurant, het leek wat op deze plek. Je hebt een goede smaak.”

Ze beantwoordde zijn glimlach maar ze liet zich niet afleiden van het onderwerp. Het restaurant waar hij werkte. De rust die het uitstraalde, de tafels die ver uit elkaar stonden, zodat je je zelfs niet kon storen aan klierende kinderen. De retrotegels. De muziek die je niet opmerkte maar die je wel mee dronk en at. En de heerlijke wijn, die niet alleen goed smaakte maar die je terug veertien deed voelen en je de moed gaf om iets te proberen dat misschien succes kon hebben.

Hij legde zijn hand op haar hand, heel snel en vluchtig.

Ze lachte opnieuw. “Waarom ben je gestopt?”

Hij tikte zachtjes tegen zijn wijnglas. “Ik kreeg sinusitis en liep voortdurend rond met een verstopte neus. Ik kon niet meer zo goed ruiken als vroeger, en ze hebben me laten gaan.”

Het was de eerste keer deze avond dat hij een echte leugen vertelde. Hij was misschien niet volledig open geweest over zijn echtscheiding en de reden waarom zijn kinderen maar één keer per maand op bezoek kwamen. Maar hij had nog niet hoeven liegen tegen haar. Nu had hij deze avond bezoedeld, hij kon geen avond met iemand doorbrengen zonder te liegen.

Hij staarde naar zijn glas wijn, het zachte rood dat hem zachtjes leek toe te fluisteren. Kom, kom dichter en verdrink in ons. Hij wilde verdrinken, zich over het glas buigen en wegzinken in het diepe rood.

 

Hij had aan dit moment gedacht toen hij enkele uren geleden voor de spiegel stond en zich afvroeg wat hij kon doen om zijn haar in model te krijgen. De avonden. Hij kwam de dagen moeilijk door, maar ze waren niets in vergelijking met de avonden. ’s Morgens kon hij zich bedwingen, dan nam hij één glaasje whisky zodat zijn spieren kalmeerden en hij kon doen wat alle normale mensen doen: de deur achter je dichttrekken. Hij vergat nooit zijn tanden twee keer te poetsen en zich te voorzien van pepermuntjes voor het geval hij gebruik maakte van zijn noodvoorraad overdag. Dat was gelukkig zelden nodig, tenzij zijn collega’s hem teveel lastig vielen bij het kopieerapparaat.

Wanneer hij ’s avonds in zijn auto stapte en zijn spieren begonnen te tintelen, zijn oogleden begonnen te trillen, kwam er vreemd genoeg ook kalmte over hem. Binnen enkele ogenblikken kon hij zich verliezen. Hij hield het al jaren vol op deze manier.

Natuurlijk had zijn huwelijk niet standgehouden, al had hij verschillende keren geprobeerd boven water te blijven. Hij was naar bijeenkomsten geweest, had pillen genomen die zijn geliefde wijn in vergif veranderden, hij was beginnen fitnessen en beginnen roken. Maar zijn drang was sterker geweest dan de liefde voor zijn vrouw. Meestal zag hij het als een mislukking, soms vroeg hij zich af of hij de roes niet gewoon te heerlijk vond.

 

“Gaat het wel?” Ze keek hem bezorgd aan met ogen die groter leken dan enkele uren geleden. Haar trekken waren langzaam zachter geworden, er was een blos gekomen op haar bleke wangen en haar tanden zagen rood van de wijn. Hij knikte. Hij knikte terwijl hij zijn oogleden voelde trillen en zijn spieren voelde spannen, terwijl er een dun straaltje zweet van zijn oksels naar zijn buik gleed.

“Het gaat hoor. Maar het is al laat en we moeten allebei werken morgen, misschien moeten we maar eens…”

Zijn adem stokte. Het versterkertje voor zijn  vertrek en de twee glazen wijn bij het eten waren onvoldoende om zijn lichaam te kunnen negeren. Na één avond was de drang weer sterker dan het verlangen om zijn sprankelende tafelgenote beter te leren kennen, haar binnenstebuiten te keren, haar zijn geheimen op te biechten, haar aan te raken. Haar op te drinken.

“Zie ik je nog eens?”

Hij knikte. “Ja, heel graag.

Maar eerst is er iets dat ik moet doen.”

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

13 jul. 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket