'Nondedju!'
Gensters springen uit de machine. Beteuterd bekijk ik mijn bebloede duim. Toch wil ik het nieuwe kruidenrek nog ophangen. Ik wandel even naar Peter om zijn boormachine te halen. Onderweg suf ik wat. Wat raar, er staat een Volvo op de oprit.
Ik bel aan. Geen reactie. Dan gaat de deur toch open. Een mij onbekende vrouw kijkt me aan.
'Hallo, eh, Jef? U lijkt sprekend op uw zoon. Kom binnen.'
'En wie bent u, als ik vragen mag?'
'Annie', zegt ze.
'Waar is Peter?'
'Naar de Vogeltjesmarkt om dadels'.
Wat gek, hij lust geen dadels. Hij haat markten. Annie schenkt me een kop thee in. Ze gebruikt het beste servies van mijn vrouw. Na haar dood gaf ik het aan Peter. Als herinnering. Ik zie het voor het eerst weer.
'Bent u niet wat oud voor mijn zoon?', vraag ik haar.
'Ik hou van jonge goden. Jij toch ook, niet?'
Hoe gênant is dit. Wat weet ze nog over mij? Ze beantwoordt mijn vraag al vooraleer ik ze gesteld heb.
'Je zoon kan niet zwijgen over jou. Je werk, je favoriete thee, het slippertje met een man, zelfs de maat van je onderbroek ken ik. Sorry hoor.'
Dit beklemt me.
'Hoe hebt u hem leren kennen?'
In de sauna. Hij is opgietmeester.
'Opgietwat? Ach, laat ook maar.'
Ik loop naar de hal om de boormachine alvast te nemen. Ik open de schuif. Het werkgerief heeft plaatsgemaakt voor seksspeeltjes.
Bah, ook dat nog. Ze lacht onwennig als ze beseft wat ik net zag.
Ik wil weg en wel nu. Snel loop ik naar de voordeur.
Te laat. Langs buiten wordt de sleutel in het slot gestoken.