Het Bankje

5 mrt. 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Persoon 1 (man, wacht op een bankje aan een bushalte):

Ik droomde vannacht dat wij ruzie hadden. Dat was toch een droom hé? En niet echt?

Persoon 2  (man, komt toe):

Ken ik u?

Persoon 1:

Nog niet, maar da’s bijzaak.

Persoon 2:

Het lijkt mij niet meteen bijzaak als ge beweert dat we ruzie hadden. Hoe kunnen we ruzie hebben als ik u niet eens ken?

Persoon 1:

Hebt ge dat nog nooit gehad? Ik heb dat vaker.

Persoon 2:

Hoe dan?

Persoon 1:

Gewoon. Ge zegt heel vrolijk ‘goeiemorgen’ aan iemand die u passeert, en die kijkt u niet eens aan. Dan is die toch lastig? Ge zegt daar nooit iets van, maar hebt wel het gevoel alsof er iets mis is.

Persoon 2:

Lastig zijn en het gevoel hebben dat er iets mis is, is toch niet hetzelfde als ruzie?

Persoon 1:

Goh, maar toch wel een beetje. Neem u nu. Ge komt hier naast mij zitten, en zegt geen woord. Dan lijkt die droom van vannacht meteen zo echt. Alsof we echt ruzie hadden.

Persoon 2:

MAAR IK KEN U DUS ECHT NIET HE.

Persoon 1:

Ge moet u niet opwinden. We vergeten dat we ooit ruzie hebben gehad.

Persoon 2:

Logisch. ER WAS NOOIT RUZIE.

Persoon 1:

Dat zegt gij.

Persoon 2:

Ah ja! En das normaal, want wat zou het dan moeten zijn? Ruzie over wat? Het feit dat we mekaar niet kennen?

Persoon 1:

We krijgen nu precies ruzie over de vraag of we eerder al ruzie hadden. En da’s dan ook weer niet de bedoeling. We komen in een soort vicieuze cirkel, en dat heb ik liever niet.

Persoon 2:

MAAR WAT ZIT GE DAN TE DOEN?

Persoon 1:

Ik was aan het wachten.

Persoon 2:

Meer detail.

Persoon 1:

Op de bus.

Persoon 2:

Meer detail.

Persoon 1:

Maar die wou maar niet komen.

Persoon 2:

MEER DETAIL.

Persoon 1:

En toen zag ik u lopen. En ik dacht, ik heb vannacht gedroomd dat wij ruzie hadden.

Persoon 2:

En dus toen zijt ge blijven zitten tot ik ook zou komen?

Persoon 1:

Ik hoopte dat ge zou komen.

Persoon 2:

Waarom dan?

Persoon 1:

Ik wou sorry zeggen, voor die ruzie.

Persoon 2:

Beseft ge zelfs maar voor de helft hoe idioot dat klinkt? Hoe kunt ge nu zitten te wachten om sorry te zeggen over iets dat NIET HEEFT PLAATSGEVONDEN.

Persoon 1:

Ge zag er mij al iemand uit die graag zaagt over details. Ik ben niet zo’n pietje-precies. Ik vind het soms net leuk om het leven wat chaotisch te bekijken, en te zien of er iets gebeurt dat ge niet had verwacht. Zoals gij die hier nu naast mij zit te beweren dat we nooit ruzie hebben gehad.

PERSOON 2:

VOOR DE LAATSTE KEER: WE HEBBEN NOOIT RUZIE GEHAD.

Persoon 1:

Uiteraard. En ruzie blijven maken over dat detail maakt ook geen verschil meer. Hoe gaat het met u?

Persoon 2:

Goed tot ik hier kwam zitten.

Persoon 1:

Die vijandigheid ook weer meteen. En dan zegt gij dat we geen ruzie hadden!

Persoon 2:

Oké, ik denk dat ik vertrek, als ge daarover blijft doorgaan.

Persoon 1:

Geen reden om u op te winden. Blijf nog wat zitten, geniet van het uitzicht.

Persoon 2:

Aan een bushokje? Geweldig uitzicht.

Persoon 1:

Zie, ik wist het, ge zijt zo iemand die altijd zit te vitten op de details. Ge kunt om het even welk uitzicht zien, nee, KIEZEN, maar gij ziet weer enkel de straat, en de auto’s. Vervuiler.

Persoon 2:

En dan ben ik vijandig.

Persoon 1:

Ik denk dat het daarom was dat we niet zo goed overeenkwamen. Of zelfs ruzie hadden. Ik denk dat gij niet kon bedenken waarom we geen ruzie zouden hebben.

Persoon 2:

Wat?!?

Persoon 1:

Awel ja, t is toch niet zo moeilijk: ik ben een positivist. Ik geloof in de goeie dingen in het leven. Gij lijkt mij eerder ‘t omgekeerde te zijn.

Persoon 2:

Oké. Ik kwam hier zitten om rustig wat te lezen tot de bus komt. Denkt ge dat dat gaat lukken? Uw mond houden tot de bus komt?

Persoon 1:

Ziet ge wel dat we ruzie hadden!

Persoon 2:

Waarom nu weer?

Persoon 1:

Omdat ge mij vroeg mijn mond te houden. En da’s iets waar ik niet tegen kan. Beginnersfoutje, zou ge dan denken.

Persoon 2:

Het was echt de eerste keer OOIT dat ik u vroeg om uw mond te houden. Want, wat ik u dus al 5 minuten probeer duidelijk te maken: WIJ KENNEN MEKAAR NIET.

Persoon 1:

Fout. Intussen toch al een beetje.

Persoon 2:

Absoluut niet.

Persoon 1:

Ik weet intussen bijvoorbeeld dat gij iemand zijt die zich snel opwindt. En die alle kleine negatieve details aanhaalt om toch maar uw gelijk te krijgen over uw idee dat we mekaar niet zouden kennen.

Persoon 2:

Dat zijn geen kleine negatieve details. Dat zijn feiten.

Persoon 1:

Zo denk ik er niet over. En trouwens, feiten zijn ook maar dingen die ge in uw hoofd steekt alsof ze waar zijn.

Persoon 2:

Ze zijn ook waar, daarom zijn het feiten.

Persoon 1:

In dat geval: het is een feit dat ik vannacht gedroomd heb dat we ruzie hadden. Maar dat was toch een droom hé? En niet echt?

Persoon 2:

HET WAS EEN DROOM. Nu goed?

Persoon 1:

Ziet ge wel. Ik wist dat we vannacht ruzie hadden.

Persoon 2:

En dan? Misschien wel met gegronde reden. Ik weet dat ik nooit zomaar kwaad word op iemand.

Persoon 1:

Dat kunt ge nu wel zeggen..

Persoon 2:

Deed ik dan ook net.

Persoon 1:

Ziet ge, weer die details!

Persoon 2:

Wie windt er zich nu op?

Persoon 1

Ja, maar da’s uw schuld. Gij blijft altijd rondjes draaien rond hetzelfde.

Persoon 2:

Ik was niet diegene die zei dat we ruzie hadden.

Persoon 1:

STOP erover. Oké? Ik heb al sorry gezegd. Wat wilt ge nu nog meer?

Persoon 2:

Lezen. Tot de bus komt.

Persoon 1:

Doe maar. Ik weet toch niet wat ik anders nog moet zeggen als ge de hele tijd lastig blijft.

Persoon 2:

Ik was niet lastig.

Persoon 1:

Inderdaad. Was. Verleden tijd. Dat is nu wel anders he?

Persoon 2:

Da’s volledig uw fout.

Persoon 1:

Mensen blaimen. Da’s gemakkelijk. Dan hebt ge zelf niks gedaan natuurlijk.

Persoon 2:

Wat heb ik dan gedaan? Ik kwam hier gewoon zitten, en gij begint meteen over ons, alsof er zelfs maar een ons is.

Persoon 1:

Er was al een ons toen ik u de eerste keer zag.

Persoon 2:

Dat is dus 5 minuten geleden.

Persoon 1:

NEEN. Dat probeer ik nu al de hele tijd uit te leggen! Dat was in mijn droom, vannacht!

Persoon 3 (vrouw):

Sorry, mag ik even storen?

Persoon 2:

Ja, lap.

Persoon 1:

Verpest.

Persoon 2:

Was het nu zo dringend? Zag u niet dat we bezig waren?

Persoon 3:

Ik wou jullie graag een bon aanbieden voor…

Persoon 1:

EEN BON.

Persoon 2:

Daarvoor alles om zeep.

Persoon 1:

Ja, nu moeten we weer helemaal herbeginnen.

Persoon 2:

Het wordt nooit meer zo goed.

Persoon 1:

Het leek ons eindelijk te lukken! Maar nu, niks meer.

Persoon 3:

Wat leek te lukken?

Persoon 2:

Ruziemaken.

Persoon 1:

We doen mee aan het WK ruziemaken voor ongevorderden.

Persoon 2:

Maar ja, dat hebt ge dus zonet volledig verpest.

Persoon 1:

Voor een bon, serieus.

Persoon 3:

Kunt ge niet voort ruziemaken? Alsof ik er niet was?

Persoon 2:

Nee hée, want ge zijt er wel.

Persoon 1:

Ja, dat hebben we allemaal meegemaakt. Verpester.

Persoon 2:

In het vervolg misschien beter kijken voor ge iemand stoort tijdens een oefening.

Persoon 3:

Voor dat ge zegt dat ik het verpest heb, ge zijt toch nog aan het ruziemaken? Maar gewoon met een andere persoon?

Persoon 1:

Ja, maar das ruziemaken voor gevorderden. En daar doen we niet aan mee. We kunnen niet met iedereen ruziemaken, enkel met mekaar. Vandaar het ‘voor ongevorderden’

Persoon 3:

Wat een hoop rare regels.

Persoon 2:

Voelt ge u beter dan de rest, ja? Moet ge dit nu ook echt nog komen afkraken? Hebt ge nog niet genoeg aangericht? Waarvoor was uw bon eigenlijk?

Persoon 3:

Voor een massage.

Persoon 1:

Dus gij ziet twee mensen ruziemaken op een bank, en ge denkt “daar moet ik dringend een bon voor een massage aan gaan geven”?!

Persoon 3:

Jullie zagen er zo gespannen uit, ik dacht alleen “het kan maar helpen”.

Persoon 1:

Denk in het vervolg dan wat langer na. Verdomme. Ik had zo vloekwoorden ingestudeerd. Allemaal voor niks.

Persoon 2:

Wat had ge al?

Persoon 1:

Achterlijke augurk, belachelijke baviaan, colerieke clown, drollerige draak en ga zo nog maar wat door.

Persoon 2:

Klinkt toch niet echt beledigend. Kan nog beter!

Persoon 1:

GAAT GIJ NU OOK NOG WAT MOEILIJK DOEN?

Persoon 2:

Neenee, ik vond gewoon dat…

Persoon 1:

Ik wil het niet meer weten. Ik ga naar huis. Betere scheldwoorden zoeken blijkbaar. Morgen opnieuw? Andere bank?

Persoon 2:

Ik vind u wel!

Persoon 3:

Mag ik komen luisteren? Ik zal niks zeggen.

Persoon 1:

Nee, natuurlijk niet. Als ge onze ideeën pikt en dan zelf beter blijkt.. nice try!

Persoon 2:

Moet ge geen bon aan iemand anders gaan aansmeren?

Persoon 3:

Ik ben al weg. Nog eens sorry.

Persoon 1:

Daar zijn we niks mee. Daahaag.

Persoon 2:

Tot morgen! En zorg dat het beter is!

Persoon 1:

Das gemakkelijk gezegd. Tot morgen!

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

5 mrt. 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket