‘God is een vierkant, denk ik,’ zei Petrus tegen Mattheüs.
‘Nou, volgens mij heb jij genoeg palmwijn gehad voor vanavond,’ smaalde deze laatste.
‘Neen, serieus, hij is een vierkant of een cirkel. Wat was het nu weer, Johannes? Ik ben het even kwijt.’
Johannes die achter de toog van de jeugdherberg glazen stond te spoelen, richtte zijn hoofd op: ‘Een cirkel, Petrus. God is het leven, de dood en de wederopstanding. Het begin en het einde en het nieuwe begin, een cirkel dus.’
‘Jullie nemen me in de maling!’ zei Mattheüs en nam een grote teug van zijn glas.
‘Neen hoor,’ zei Petrus. ‘Als je ons niet gelooft, dan moet je het maar aan Jezus vragen. Hij weet echt alles over God.’
Thomas die net bij het gezelschap was komen staan, snoof en zei fijntjes: ‘Die Jezus, dat is me er eentje. Vorige week begon hij aan wild vreemde mensen op straat ineens een verhaal over vergiffenis te vertellen en dat hij de schuld van alle zonden op zich zou nemen. Ik schaamde me dood in zijn plaats.’
Mattheüs schudde zijn hoofd. ‘Waar haalt hij het toch?’
‘Hij heeft anders best veel succes bij de meisjes’ zei Petrus. ‘Toen we laatst op zwier waren, heeft die Maria Magdalena van de Palmstraat een hele avond rondgehangen in zijn buurt.’
‘Nee!’ Thomas trok zijn wenkbrauwen op. ‘Zeg dat maar niet te luid als Judas in de buurt is, of het zit er weer bovenarms op.’
‘Wij zijn toen tot diep in de nacht op stap geweest,’ ging Petrus verder ‘Hij had thuis gezegd dat hij bij mij bleef slapen en zo zijn we dan bij mij thuis via het raam kunnen ontsnappen.’
‘Tante Maria moest het weten!’ zei Johannes. ‘Zij denkt dat Jezus een heilige is die niet met meisjes omgaat.’
‘Gisteren zat hij hier aan de toog en zei hij ineens dat hij de zoon van God was,’ zei Mattheüs. ‘We hebben er met de andere gasten nog hard om gelachen.’
‘Bluf!’ zei Johannes ‘Hij is gewoon de zoon van mijn oom Jozef en tante Maria. Op familiefeesten moet hij ook altijd alle aandacht krijgen. Laatst beweerde hij dat hij een heel familiediner kon bereiden uit vijf broden en twee vissen. Dat geloof je toch niet?’
‘Waar is hij trouwens, onze Jezus?’ vroeg Mattheüs.
‘Hij moest vandaag zijn vader helpen in het atelier.’ Petrus nam nog een slok van zijn glas wijn. ‘Ze hadden een grote bestelling af te werken en het kon wel eens laat worden.’
‘Soms wordt ik toch echt een beetje bang van hem,’ zei Mattheüs. ‘De dingen die hij uitkraamt sporen soms toch echt niet? Vorige vrijdag zei hij tegen me dat hij over water kon lopen en dat hij de wereld zou veroveren.’
Thomas zuchtte en stak een sigaret op. ‘God is een cirkel. Dat zal wel!’ zei hij lachend. ‘Ach, Jezus kan me wat. Over tien jaar praat echt niemand nog over hem, moet je opletten.’
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.