Het grind knirpt onder de banden van zijn fiets terwijl hij het domein van jeugdheem Berg en Dal oprijdt. Zijn hart bonst in zijn keel. Hij wist nog gauw zijn zweet af met een zakdoek voor hij naar de Kleine Club gaat. Hij ademt even diep in voor hij de klink naar beneden duwt. “Na 22 jaren in het leven, maak ik het testament op van mijn jeugd,” het is Boudewijn de Groot die hem verwelkomt. Hij kijkt deze keer beter rond dan gewoonlijk om te zien wie er nog in de club zitten. Het is nog rustig. In de zeteltjes zitten twee koppeltjes en aan een tafel zitten enkele jongeren van K.S.A. voor wie hij zijn hand opsteekt. Hij gaat nu naar de toog. Haar grote bruine ogen stralen. Marleen doet als PV, de Permanent Verantwoordelijke van het jeugdheem elke zaterdagavond de bar in de Kleine Club. Hier heeft hij bij de liederen van Boudewijn de Groot, Liesbeth List en Miel Cools vele uren met haar gediscussieerd. Over derdewereldproblematiek, het communisme, maar ook over religie en de relatie tussen man en vrouw. Naast de affiches die de heemfeesten aankondigen, hangt een poster voor een betoging in Aalst voor Leuven Vlaams. “Heb jij die poster gemaakt?” vraagt hij terwijl hij het antwoord al kent. Haar creatieve stijl is zo typisch dat je er niet kunt naast kijken. “Ze gaat uit van de scholieren in Aalst. Hoe was de betoging in Leuven?” gaat ze op het thema verder. “Geef me eerst een pint, en pak er zelf ook één voor mij.” Het ontsnapt hem voor hij het beseft. Het is niet zijn gewoonte om te trakteren want zijn vader geeft hem nauwelijks zakgeld. Dat weet zij. Hij heeft daar met zijn vader al discussies over gehad. Die man is vreselijk autoritair. “Als ge uw oudste niet heel kort houdt, dan hebt ge aan uw jongste niets meer te zeggen, en ge zult me daar later nog dankbaar voor zijn,” klonk het toen. Daar moest hij het dan mee doen als oudste van negen. “’k Ben nat gespoten door een waterkanon,” zegt hij met de nodige fierheid in zijn stem en luid genoeg dat de anderen het ook kunnen horen. “Doet dat zeer?” vraagt ze bezorgd, terwijl ze kundig de glazen vult met een kraag schuim wit als de kraag van een edelman. “Zeer doet dat niet maar het is moeilijk om recht te blijven. Arm in arm lukte het wel.” Hij heft zijn glas en tikt het tegen het hare. “Gezondheid!” “Op Leuven Vlaams!” zegt ze plechtig. Ze komt ook uit een zogenaamd zwart nest. Hij steekt zich een sigaret op, trekt de rook krachtig binnen om ze even krachtg uit te blazen. “’t Is goed dat de strijd op alle fronten gevoerd wordt. Jong en oud, studenten en arbeiders, arm en rijk.” Hij komt op dreef. “Zo alleen is het kapitalistische systeem van de fanskiljonse bourgeoisie klein te krijgen.” Zijn gedrevenheid is geforceerd. Hij is er niet met zijn volle aandacht bij. Ze dient als veilige plek om zich schuil te houden alvorens een moeilijker te bevaren water in te gaan. Is het de angst voor de volle zee? “Gaan de studenten niet te veel mee met de communisten en hun revolutie?” Hier raakt ze hem in een zwaar dilemma. Hij voelt zich in het nauw gedreven en hij wil haar niet tegen zich opzetten. Vanavond zeker niet. “Misschien wel,” komt er wat afwezig uit. “Ik ga naar het volleybal kijken.” Hij blaast de laatste rook van zijn sigarret uit en dooft ze in de asbak. Hij buigt zich wat dichter naar haar toe en fluistert:” anders zeggen ze weer dat ik me daar te goed voor voel. Dat studentje uit Leuven.” Ze lacht haar witte tanden bloot. Terwijl hij naar de deur gaat, roept ze: “ik ga mee.” Met een sprongetje, dat typische sprongetje van haar, komt ze achter hem aan. Ze komen voorbij de Grote Club. De deur gaat net open, blauwe en rode lichten draaien in het rond. Dansmuziek rolt in langzame golven naar buiten: voor jou Natasha, speel ik op het klavier van mijn hart… Het neuriet onbewust in hem verder “voor jou Marleentje, speel ik op het klavier van mijn hart.” Hij wordt er helemaal warm van en schrikt als ze zegt: “over een kwartier komt Bernard.” Het is haar nieuwe vriend die ze pas kent nadat ze het met haar lief heeft uitgemaakt. Hij vertraagt zijn pas. Ze zijn halverwege het grasveld dat de clubs scheidt van het volleybalveld. “Ik wil je nog eens bedanken voor de hulp die je me gegeven hebt in mijn verliefdheid op Lieve. Ik durfde het haar niet zelf zeggen.” Hij stapt wat verder. “Zou jij als je op iemand verliefd bent, dat zelf durven bekennen?” Hij zoekt hoe hij zijn boot in de goede richting moet sturen. “Als ik mij bij die jongen heel veilig zou voelen wel, bij Frans bijvoorbeeld en misschien…” ze aarzelt een moment, kijkt rond alsof ze iets zoekt, “en misschien ook bij u.” De warmte en het volume in zijn gistende deeg stijgt. “Zeg het nu!” klinkt het van binnen. Is het de stem van zijn vriend Guy? Ze staan nu stil. Hij kijkt haar recht in de ogen. “En als het antwoord negatief is, is dat dan het einde van de vriendschap?” Een ultieme controle van de temperatuur. “Guy zegt dat vriendschap tussen een jongen en een meisje altijd eindigt in verliefdheid en als de verliefdheid niets wordt dat de vriendschap dan stopt.” Ze luistert en schudt haar hoofd. “Dat vind ik niet.” Nu heeft ze een deur geopend in zijn hart. De vaarroute ligt open. Het stroomt van zijn hart naar zijn mond: “Marleen, ik wil graag met u verkeren.” Ze schrikt. Haar grote bruine ogen worden nog groter en haar mond valt net niet open. De woorden waar ze anders niet gauw moet naar zoeken, komen niet. Nog voor ze iets kan zeggen, komt hij haar tegemoet en wil hij haar helpen. Dat gaat hem beter af. “Ik maak het u misschien erg moeilijk, denk er gerust over na. Het moet niet het einde van onze vriendschap zijn, als je het niet ziet zitten.” Ze gaan langzaam verder. Er hoeft niets meer gezegd. Zijn broodje is gebakken. Nu is het aan haar om te zien of ze erin bijt. “Mag ik gaan,” vraagt ze vertwijfeld, “hij zal gaan toekomen.” Haar vertwijfeling ontgaat hem niet en opgelucht toont hij zijn meest begripvolle kant:”ja natuurlijk, zeg. Ga maar vlug.” Hij streekt zich een sigarret op en trekt de rook heel langzaam naar binnen. En blaast hem heel langzaam naar buiten.