De zon schijnt een vlek in mijn oog
metaal in haar neus blinkt
mijn gat is nat, het gras nog niet droog
weiland dat naar koeienmest stinkt
er groeien knoppen aan de bomen
teveel knopen in haar lijf
ik kom zacht tegen haar aangekropen
natuur weet met zichzelf geen blijf
een madeliefje zal gaan beslissen
over al dan wel of niet
me snel van een antwoord vergewissen
voor het kaalgeplukt sterft van verdriet
onder de bomen in de grote laan
regent het bloesems, roos en wit
en het valt amper te verstaan
dat het hier nu zo meezit