Ik zou hele dagen in het klooster doorbrengen en geen zonnecrème nodig hebben. Deze keer zou ik niet met pijnlijke,knalrode knieën op een volgestampt vliegtuig met veel te veel rijen en daardoor veel te korte beenlengte terug naar huis moeten vliegen. Ik zou geen grapjes moeten aanhoren over Spinalonga, een nabijgelegen melaatseneiland waar ik beter zou thuishoren met mijn afpellende gezicht van de zoveelste zonneslag in mijn leven. Ook mopjes over mijn witbepleisterd gezicht en eskimoklederdracht op een Zeeuws nudistenstrand in het hartje van de zomer zouden tot een ver verleden behoren. Doembeelden van vergevorderde melanomen in koele ziekenhuizen met witte dokters zouden niet langer mijn deel zijn. Beschermd door dikke, hoge muren en mantra's, sluiers, lange gewaden en nachtelijke gebedsstonden - onder de maan en niet de zon - kon ik zonnecrème voor eens voor altijd afzweren. Een gelukzalig gevoel stroomde door mijn aderen. Tibet!
Ik lig in bed te woelen. Ik kan de slaap niet vatten. Elk plekje op mijn huid brandt. Ijsblokjes smelten alleen al bij de aanblik van mijn roodgeblakerde vel. Het Zhongnanggebergte klinkt nu niet langer als een plek waar ik - net zoals de vele mediterende kluizenaars die er verblijven - compleet zen kan worden, maar als een zhong ggggong die veel te hard klinkt tijdens een klankschalensessie die mij eigenlijk tot rust zou moeten brengen. De hoogtezon was moordend. Een onverbiddelijke en meedogenloze killer die elke gezonde cel met huid en haar vernielde. Tibet!