‘Ik snap het niet.’ Simon doet een stap naar achter en knijpt zijn ogen tot spleetjes. Hij laat zijn hoofd een beetje naar rechts hangen en haalt diep adem. ‘Neen sorry, ik snap dit kunstwerk echt niet.’
Mia, die naast hem staat, kijkt hem vragend aan. ‘Wat snap je niet?’
‘Nou gewoon, ik snap hét niet. Ik snap niet wat mensen er zo fantastisch aan vinden.’
‘Je moet kunst toch niet altijd snappen,’ glimlacht Mia ‘Soms is er gewoon naar kijken genoeg.’
Simon legt zijn hand op zijn kin en fronst zijn wenkbrauwen. Hij doet een stap in de richting van het bordje dat naast het werk hangt. ‘De natuur en meer in het bijzonder het platteland, zijn steeds het uitgangspunt van deze kunstenaar. Al worden zijn werken door de jaren heen steeds abstracter. Het gebruik van lijnen, vlakken en kleuren zijn voor deze schilder de manier bij uitstek om zich uit te drukken. Waar in het begin van zijn carrière zijn werken nog erg naturalistisch waren, wijken ze vanaf het begin van de twintigste eeuw steeds meer van de werkelijkheid af.’ Simon gniffelt sarcastisch.‘Dat kan je wel zeggen. Ik herken hier echt niets van akkers of velden in.’
‘Dat hoeft toch niet?’ zegt Mia. ‘Geniet gewoon van de kleuren en de compositie van dit werk.’
Simon kijkt rond in de ruimte. ‘Neem nu dat werk daar.’ Hij wijst naar een canvas dat tegen een andere muur in de ruimte hangt. ‘Dat slaat toch nergens op? Ik zie enkel wat lijnen en strepen en hier en daar een klodder pastelkleurige verf. Dat kan ik ook. Ik zal zelfs meer zeggen: dat kan zelfs mijn nichtje van drie. Is dat dan ook kunst?’ Simon gaat zo op in zijn ergernis dat hij het ouder koppel dat de zaal is ingewandeld niet heeft opgemerkt. De man kucht zachtjes terwijl zijn vrouw hem aan zijn mouw snel naar de andere kant van de ruimte trekt. Mia knikt verontschuldigend naar hen als ze haar passeren. Ze schaamt zich ineens een beetje om Simon.
Simon merkt de ongemakkelijke sfeer in de ruimte duidelijk niet op. Hij schuifelt zenuwachtig heen en weer.‘Ik word lastig wanneer ik de dingen niet snap. Ik krijg dan altijd het gevoel dat ik dom ben.’ Hij loopt geërgerd naar het raam in de museumzaal. ‘Het zal wel compleet not done zijn dit te zeggen in een gerenommeerd museum als dit, maar kunst is echt niets voor mij. Geef mij maar gewone dingen, zoals de natuur buiten bijvoorbeeld of Star Wars.’ Hij draait zich bruusk om naar Mia. ‘Maar dat zal wel te mainstream zijn zeker?’
Mia moet lachen om Simon’s ergernis. Ze gaat op een bankje in het midden van de museumzaal zitten. ‘Simon toch, ik ga vaak naar musea en ik snap ook lang niet alles. Ik denk eigenijk ook niet dat dat hoeft. Het belangrijkste is dat je iets voelt als je naar een werk kijkt, niet of je het snapt of mooi vindt. Ik denk dat dat de essentie van kunst is, dat het je op de één op andere manier raakt.’
‘De essentie van kunst.’ Simon laat moedeloos zijn schouders hangen. ‘Ik denk toch dat het weer even zal duren eer ik nog eens naar een museum ga. Ik kan het beter op andere vrijetijdsbestedingen houden.’
‘Je bent niet dom, maak je geen zorgen. Ik hou ook best van Star wars,’ glimlacht Mia lief.
Simon zucht en leunt met zijn zij tegen de vensterbank. De zon tekent de lijn van zijn gezicht af. Hij heeft best een grote neus, denkt Mia, dat was haar nog nooit opgevallen. Net als zijn onzekerheid, die had ze ook nog nooit eerder gezien. Ze schrikt er een beetje van. Simon is meestal net erg zelfzeker, op het arrogante af. Nu staat hij daar als een schooljongetje dat net voor de eerste keer is gezakt voor wiskunde. Vreemd, ze had zich hun eerste echte afspraakje met twee helemaal anders voorgesteld. Mia wordt ineens overvallen door een soort angstgevoel. Straks gaat hij naar huis met het gevoel dat hij zijn tijd beter had kunnen besteden dan hier samen met haar in een museum. Ze had hem misschien beter gewoon meegenomen naar de bioscoop. Of misschien vindt hij haar nu wel een cultuursnob. Iemand die enkel naar films en tentoonstellingen gaat omdat die hoog aangeschreven staan, niet omdat ze die echt wil zien. Ze doet nochtans haar best om Simon op zijn gemak te stellen.
‘Ik moet gaan,’ zegt Simon opeens.
Mia schrikt wakker uit haar stroom van gedachten. ‘Oh, nu al?’
‘Ja sorry, ik had nog met vrienden afgesproken. Als ik op tijd wil zijn, dan moet ik de trein van acht voor vijf halen halen.’
Mia kijkt op haar horloge. ‘Het is al half vijf en het is toch zeker nog twintig minuten stappen naar het station, dus dan moet je inderdaad nu vertrekken.’
‘Klopt. Zullen we dan maar?’ Simon zet geheid de tocht naar de uitgang in.
Voor ze het weet staat Mia samen met hem in de grote inkomhal van het museum.
‘Ik moet nu rennen. Sorry hoor, maar ik had dit echt al lang geleden afgesproken met die vrienden,’ zegt Simon terwijl hij gehaast zijn jas aantrekt.
Mia knikt begrijpend. ‘Geen probleem. Ik hoop dat je het toch een beetje een fijne middag vond?’
‘Ja hoor, heel fijn,’ zegt Simon zonder haar aan te kijken. Hij ritst zijn jas dicht en zwaait met een soepele beweging zijn rugzak op zijn rug. ‘Goed, tot de volgende? We bellen nog. Doei!’ Simon geeft Mia vluchtig een kus op de wang en weg is hij.
Mia blijft beteuterd achter. Ze trekt langzaam haar jas aan en slentert naar de uitgang van het museum. Dit was vast de eerste en meteen ook de laatste keer dat hij met mij op stap wil, denkt ze. Ze voelt zich opeens erg onzeker worden. Waarom is het toch zo moeilijk om iemand te vinden waarmee je dingen kan delen? Ze doet nochtans erg haar best om zich open te stellen en nieuwe mensen te leren kennen. Het is allemaal zo vermoeiend. Mia zucht. Misschien heeft Simon wel gelijk, denkt ze dan, misschien is dit niets voor hem. Misschien snapt hij het echt gewoon niet. Ze bekijkt zichzelf in de weerspiegeling van het glas van de museumdeur. Naast haar land een stadsmus die zorgeloos kwettert. Ach ja, denk Mia dan, misschien snapt Simon haar ook gewoon niet.
Dit verhaal won de derde prijs in de Ward Ruyslinck Prijs voor Kortverhalen 2018.
Artwork: www.shellacdesign.com