Tip van de week

08/04: 'Trek' van The Critical Goose

Geert De Kockere schrijft al 30 jaar poëzie. Hij houdt van weinig woorden, maar er zijn weinig woorden waar hij niet van houdt. Hij heeft het daarom voor het kleine gedicht, waarin iets groots te lezen valt. Om zijn poëzie uit te geven in de vorm die hij zelf het mooist vindt, richtte hij zijn eigen uitgeverij op: Pigmalion. Elke dag schrijft hij ook een nieuw dagvers en bundelt dan de mooiste dagverzen in kleine Boeketjes. Hij geeft je dus elke dag opnieuw zijn woord.
Zijn meest recente passie is de haiku, de kleine zelfstandige van de poëzie. Hij tracht er ook andere mensen warm voor te maken en hen haiku te leren lezen en schrijven. Zijn credo: yoku mireba! Als je goed kijkt. Hij richtte daarvoor ook het Huis van de Haiku op, dat zowel een echt huis is met een Huiskamer als een productiehuis voor alles wat met haiku te maken heeft.

Geert De Kockere tipt deze week 'Trek' van The Critical Goose

"O, wat hou ik van dit soort complexloos ogende poëzie! Maar schijn bedriegt: wie weet wat poëzie is of kan zijn, wie poëzie geleerd en geoefend heeft, die voelt meteen dat er onder die eenvoud nog veel meer zit. Maar de dichter is wijs: hij of zij laat je de vrijheid om zelf de schat te vinden, de kist te openen en te rommelen in al het moois en verrassends dat je erin kunt vinden.

Leuk aan dit gedicht is ook het rijm. Normaal hou ik daar niet erg van in poëzie voor volwassenen. Maar hier werkt het rijm versterkend. Het zorgt voor wat bijkomende magie in de poëzie. Het rijm is helemaal niet geforceerd, klinkt logisch, in zoverre zelfs dat het haast vreemd zou zijn als het er niet was. Het laat je toe om het vers ook mooi te brengen, klankrijk en met wat dramatiek. Het rijm is in die zin een uitnodiging om je verbeelding nog beter te laten werken.

De inhoud lijkt schier banaal, kinderlijk haast, een beetje zoals veel haiku’s klinken, mijn favoriete vorm van poëzie. Maar net dat banale, haast te banale, is een wegwijzer: opgepast, het is misschien rijker dan je denkt. Doe de schatkist open en rommel even. Je vindt een veer, een veer in de bek van de ooievaar. Dat is een ongewoon, maar wel mooi beeld. Ongewoon, omdat je daar eerder een kikker of een spartelende vis verwacht. Of misschien wel een wit doek met een baby erin. Maar geen veer. Waar komt die veer vandaan? Opgeraapt? Al vliegend opgevangen uit de lucht? Of trok de ooievaar de veer uit zijn eigen verenkleed, staande ergens aan een oever, geen zin misschien om een poot op te heffen, laat staan een vleugel. Maar soms moet je jezelf dwingen om iets te doen, in beweging te komen, je op te heffen. Trok de ooievaar daarom een veer uit zichzelf en zich zo ook de lucht in?

Het beeld roept bij de dichter de trek op. Boeiend en poëtisch een vondst is hier het spel met de dubbele betekenis van dat kleine, haast onopvallende woord: trek. Trek als het trekken naar een andere streek en trek als zin. Welke trek bedoelt de dichter? Ach, vraag dat nooit aan een dichter! Vraag nooit wat hij of zij bedoelt. Een slimme dichter antwoordt dan wijselijk: ‘Goed, ik bedoel het goed!’ En legt zichzelf vervolgens het zwijgen op. Jij bent het die de betekenis van die trek mag bepalen. Eens geschreven is het gedicht van de lezer en van de lezer alleen. Van jou dus. Geef zelf, verder rommelend in de schatkist van dit kleine gedicht, maar jouw betekenis aan dit prachtige slot van dit kleine groot of korte lang gedicht. Ik las er zelf alvast al drie gedichten in!"


Foto: Krishna Coenen