Tip van de week

Twee monologen van Rinke R.

Dries Martens studeerde Woordkunst aan het Antwerps Conservatorium en is docent Literaire Creatie aan de academie van Asse. Hij heeft een voorliefde voor poëzie en affiniteit met theaterschrijven. Dries tipt twee monologen van Rinke R

“Algemeen: lees Erik Vlaminck en de toneelteksten van Jan De Corte. De personages hebben hun eigen stem, een manier van spreken die hen typeert. Iemand met afasie is interessant om te horen spreken. Zoek dat op (denk aan Sprakeloos van Tom Lanoye) en kijk dan hoe je de tekst daardoor laat kleuren. Hetzelfde met de oudere persoon in ‘De Biecht’. Ga je kamer uit en kijk of je personage op straat aan het rondlopen is. Hoe spreekt zo iemand?

‘De Biecht’

- Maak de aanspreking van de u-figuur sterker. De priester waartegen gepraat wordt, betekent iets voor de persoon in kwestie.

- Sterk begin. Het is goed dat iemand die nooit naar de kerk gaat, toch ineens in die setting zit. Die twijfel, van spreken of niet, mag in je taal nog groter. Onrust mag gevoeld worden. Misschien kan een stukje paranoia (schrik voor onbetrouwbaarheid en doorspelen info etc.) wel helpen om het contrast nog groter te maken.

- Technisch: verwar spreektaal niet met schrijftaal. 'Een gedeelde last weegt minder zwaar' is een erg mooi geschreven verwoording. Ga op zoek hoe je dat gezégd krijgt.

‘Monoloog van een meisje dat nooit meer spreken zal’

- Bewustzijn van het publiek is een sterkte. Vergroot dit. In plaats van slechts twee keer te pingpongen naar dat publiek, mag je hen echt in de ogen kijken. Ik beeld me in: spots aan in de zaal, recht op recht, mensen in de ogen kijken en dan de vraag stellen: 'Vinden jullie mij een freak?'

- Zinsconstructies zijn die van intern denkwerk. Vergeet niet dat een monoloog uitgesproken wordt. Dat betekent: korte zinnen in plaats van erg lange. Bijvoorbeeld: 'Dan wordt papa er ook niet meer mee geconfronteerd dat er met zijn dochter iets scheelt, dat iemand het enige dat hij nog over heeft sinds mama weg is, beschadigd heeft.' Dit is erg waardevolle inhoud, maar wel een kromme zinsconstructie. Zet dit om naar kortere, zegbare zinnen zoals: 'Dan heb ik zelf de controle weer.' Dat is een sterke zin. Maakt intentie duidelijk. Is zegbaar.

- Café-gevoel. Hiermee bedoel ik dat je er in slaagt een gewone manier van spreken wel te gebruiken. 'Nu scheelt er dus iets met mij.' Ik neem spontaan mijn pint erbij en kom naast u aan de toog zitten. Vertrek van die eenvoud en bouw daarop verder.”

Gepubliceerd op

20 apr 2016