Tip van de week

'Ontmoeting' van Ruth Van de steene

Geert De Kockere schrijft al 30 jaar poëzie. Hij houdt van weinig woorden, maar er zijn weinig woorden waar hij niet van houdt. Om zijn poëzie uit te geven in de vorm die hij zelf het mooist vindt, richtte hij zijn eigen uitgeverij op: Pigmalion.

 

Elke dag schrijft hij ook een nieuw dagvers en bundelt de mooiste in kleine 'Boeketjes'. Hij geeft je dus elke dag opnieuw zijn woord. Zijn meest recente passie is de haiku, de kleine zelfstandige van de poëzie. Daarover geeft hij op 2 november op de Boekenbeurs een workshop

Geert tipt deze week 'Ontmoeting' door Ruth Van de steene

"Als een gedicht, inderdaad de verdichting van een gedachte is, dan komt dit gedicht alvast aardig in de buurt van ware poëzie. Ik hou wel van dit soort miniatuurgedichten, die toch — voor wie dat lezen wil — iets groots in zich hebben, een veel ruimer verhaal vertellen dan de weinige woorden laten vermoeden. Jammer genoeg vallen deze gedichten soms door hun schijnbare eenvoud of beknoptheid door de mazen van het grote poëzienet. Zo viel ik meteen voor dit kleine gedicht van Ruth en vis het hier graag even op om het een poosje boven water te houden.

Het vertelt in elf woorden een verhaal waar sommigen een hele roman voor nodig hebben. Het lijkt mij te willen zeggen, te willen tonen dat we niet uit één brok graniet bestaan, niet één en ondeelbaar zijn, dat onze ik een soort van nog diepere ik bezit, die niet noodzakelijk dezelfde ideeën of voorkeuren heeft dan de meer oppervlakkige, bovenvlakkige ik. Zou die diepere ik misschien onze ziel zijn — de jij in mij — en de bovenvlakkige onze rede, ons verstand? En kan onze ziel iemand anders willen dan ons verstand? Of nog: moet ons verstand toestemming vragen aan onze ziel om iets dat ons verstand te boven gaat (vriendschap, liefde) te bekomen, te aanvaarden?

Ook vormelijk vind ik het gedicht interessant. Het begin lijkt al haast een gedicht op zich: 'jij daar en'. De eerste regel zegt op zeer beknopte, maar net daarom ook dichterlijke wijze, dat niemand alleen op de aardkluit rondloopt, dat er altijd nog anderen zijn: 'jij daar en ...'

Maar natuurlijk gaat het gedicht niet daarover, niet alleen daarover. Het gaat ook en vooral over ‘jij in mij’: de tweede regel staat centraal in het gedicht en vormt een losstaande regel. Meteen grijp je in gedachten (haast schreef ik in gedichten) terug naar die eerste ‘jij’. Is dat dezelfde? Nee, dat is het niet. Het is een andere, een jij in mij. En na die twee heel korte regels die heel lang van gedachten zijn, volgt een lange regel die eigenlijk heel kort en neutraal is. Les extrêmes se touchent. Mooi, verrassend.

Kortom: een hele roman inderdaad in drie regels, een roman die je als lezer zelf mag schrijven nog (en dat is zo mooi aan dit soort poëzie: dat je nog mag meedoen), je afvragend of je iemand moet kiezen met je verstand of met je ziel, met de rede of met het gevoel. Er valt voor beide iets te zeggen. En ook niet te zeggen. De extreem korte vorm van dit gedicht wijst misschien fijntjes op dat laatste?"