A. Rivesta

Gebruikersnaam A. Rivesta

Teksten

Als de vos de roos laat bloeien...

Als de vos de roos laat bloeien...    Toen het Kerstfeest naderbij kwam werd een roosje wat bevreesd. Wat zou zij nu weer verzinnen, voor dat jaarlijks vredefeest?   Heel veel mensen zouden komen, bij haar vieren als haar gasten, maar wie weet wat dat zou geven, met die vele rare kwasten.   Dat die mensen konden eten, ja, dat had ze wel gehoord, dus hoe kon ze toch iets koken dat hen allemaal bekoort?   Toen dat roosje zat te denken kwam een vosje bij haar staan. Hij zei 'helaba, mooi roosje, zeg mij eens, waar denk je aan?'   Ze vertelde hem haar zorgen en hij luisterde heel lief. Hij zei 'maak je toch geen zorgen, kleine roze hartendief.   Luister eens, we doen het samen, maar we gaan nu eerst wat stoeien. 't Is door leuke interacties dat ideeën openbloeien.'   Zo gezegd en zo gedaan en toen zagen ze het licht, kwam het antwoord op hun vragen plots heel duidelijk in zicht.   Best maar eerst een glaasje geven met een hapje ook erbij, dan begint het feest heel vrolijk en zijn alle geesten blij.   En daarna een heerlijk soepje altijd lekker en gezond, dan worden de buikjes vrolijk en toch al een beetje rond.   Om die rondingen te vullen volgt daarna dan de kalkoen. Samen met een zalig sausje is dat altijd goed te doen.   En natuurlijk ook veel groentjes, absoluut niet te vergeten zodat al die gasten denken dat ze best wel mager eten.   En dat alles overgoten met een heerlijk flesje wijn opdat al die brave zielen gelukzalig vrolijk zijn.   En wie dan nog meer verlangt, wel, die krijgt dan nog wat ijs, en wie dan nog niet genoeg heeft, is die nog wel heel goed wijs?   En het roosje en het vosje waren beide heel tevree. Nu ze gingen samenwerken, viel het allemaal goed mee.   Als de roos de vos doet groeien en de vos de roos laat bloeien dan gebeuren vreemde dingen, die ik hier niet zal bezingen.   (Eerlijk waar, ik weet niet alles, mij is 't om de Kerst te doen, ik beperk me tot de vrede en de soep en de kalkoen.)   Maar die gasten mogen komen, samen kunnen zij het aan. Zelfs de meest gestrenge eisers zullen blij zijn en voldaan.   't Wordt een dag vervuld van vreugde, van gezellig samenzijn, van herinnering in vrede in een heerlijk Kerstfestijn.    

A. Rivesta
26 0

Een blad papier...

Een blad papier dat naar me lacht...   Voor mij ligt een blad papier, dat vrijmoedig naar me lacht, een onbeschreven vel papier, dat geduldig op me wacht. 't Blad lijkt me wel toe te spreken en het kijkt me helder aan, "Ga je gang", lijkt het te zeggen, "tijd nu om van start te gaan".   't Blad papier heeft dus het woord, en het babbelt lustig voort :   "Geef me maar je mooiste zinnen, laat de woorden nu maar stromen, schenk me nu maar je gedachten, vul mij met je zoetste dromen. Wees niet bang, het zal wel lukken, écht, nu mag je wel beginnen, schrijf maar heel erg warme woorden en beroer nu maar mijn zinnen.   Overwin nu toch je schroom en begin er alvast aan, wees niet bang, wees onverschrokken, laat je toch een keertje  gaan. Denk er niet te veel bij na, schrijf dat wat je zeggen zou, gooi er nu maar alles uit, al wat je ooit schrijven wou.   Schrijf maar heel erg onbezonnen, en heel vlug en vlot en vrij, 't is plezant, beschreven worden, 't maakt me ongelooflijk blij. 't Is toch zo onnoemelijk zalig, doe maar verder, doe maar voort, ga maar verder met je krabbels, ik geniet van ieder woord.   Schrijf maar vrolijk en vrijpostig, doe het zomaar voor de lol, voor je 't goed en wel beseft hebt, staat mijn hele blaadje vol. Dan is alles heel plezierig, ja, het valt ontzettend mee, jij bent blij en ik gelukkig, en wij allebei tevree.   Als papier ben ik tevreden, dat is toch wel vlot gegaan, maar voor mij is dit voldoende, voor vandaag is het gedaan. Wil je toch nog verder schrijven, wel oké, ik gun je dat, maar ik kan niet langer blijven, 'k stuur je wel een ander blad."  

A. Rivesta
49 2

Vijftig jaar.

Vijftig jaar, da's toch wel raar.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al heb ik nog een knappe kop, er zit toch al wat storing op.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al heb ik nog een lenig lijf, het voelt toch nu en dan wat stijf.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al lijk ik nog vol levenslust, die lust is soms wat uitgeblust.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al kan ik het nog steeds goed zeggen, vraag me niet om 't uit te leggen.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al had ik ooit veel wilde dromen, veel is er niet uit gekomen.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : ik lijk nog wel een jonge spruit, maar 't beste is er toch al uit.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al heb ik nog een scherp verstand, het heeft toch al een botte kant.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al ben ik nog een slimme bol, toch slaat mijn hoofd al eens op hol.   En ja, oprecht, het mag gezegd, vijftig jaar, da's wonderbaar, al is en blijft het toch wel raar...                       ***   Vijftig jaar, da's toch wel raar.      Vijftig jaar, da's toch wel raar : ik lijk dan wel geen dolle griet, maar pas op, vergis je niet.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al heb ik nog een leuke snoet, wat opsmuk doet me toch al goed.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al heb ik nog een mooi figuur, het onderhoud is toch al duur.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al ben ik nog een knappe meid, ik ben toch al wat pluimen kwijt.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al lijk ik nog een ranke zwaan, er zijn toch al wat kosten aan.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al heb ik nog een knap gezicht, bekijk het toch maar niet te dicht.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al lijk ik nog een topmodel, de cellulitis is er wel.     En ja, oprecht, het mag gezegd, vijftig jaar, da's wonderbaar, al is en blijft het toch wel raar...                        ***   Vijftig jaar, da's toch wel raar.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al ben ik nog een knappe man, toch is het beste uit de kan.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : ik lijk nog steeds een supervent, vooral voor wie mij niet goed kent.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al is de jacht nog goed te doen, er zit wat sleet op mijn harpoen.    Vijftig jaar, da's toch wel raar : al ben ik nog een vlotte gast, toch loopt er nu en dan iets vast.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : ik lijk nog wel een jonge snaak, maar schiet ik ook nog altijd raak?   Vijftig jaar, da's toch wel raar : al ben ik nog een knappe heer, mijn buik heeft wel een maatje meer.   Vijftig jaar, da's toch wel raar : ik lijk nog steeds een Don Juan maar bak ik er ook nog iets van?   En ja, oprecht, het mag gezegd, vijftig jaar, da's wonderbaar, al is en blijft het toch wel raar...  

A. Rivesta
21 1

Wie 't schoentje past...

                          Wie 't schoentje past...              een - hopelijk fictief - verhaaltje...   Welsprekend betoog door Dhr. Verneuken, self-made ijdeltuit, advocaat en vooraanstaand lid  van de "Orde van de Mediageile Maffiahoeren".   "Beste mensen, kom eens hier, beste mensen, luister even. Ik wil jullie iets vertellen en een beetje uitleg geven.   Wij hebben een nieuwe orde: "Mediageile Maffiahoeren". Onze meest geliefde sponsors, dat zijn cocaïne-boeren.    Och, ik weet het, 'k kan 't goed zeggen, ik krijg alles mooi verwoord. 'k Sta soms moord en brand te schreeuwen als er onschuld is vermoord.   Maar ik moet het toch bekennen: van de onschuld van een stakker, daar trek ik me niets van aan,   daarvan lig ik echt niet wakker.   Slachtoffers, die zijn bijkomstig - nevenschade, geen belang! 'k Zoek naar procedure-fouten, wees alvast beducht en bang!   Als ze óns kind niet drogeren, maar alleen die van de anderen, wat zou ons dat kunnen schelen, waarom zou dat iets veranderen?   Misdaad loont, dat is geweten, criminelen moeten vrij, en als wij ze kunnen helpen,  zijn we apetrots en blij.    Och, ik wil het eerlijk zeggen, wij doen af en toe alsof, en als jullie ons geloven, vinden wij dat nog zo tof.   Nee, wij hebben geen scrupules, dat kan je toch niet verbazen. Medeleven en ethiek, da's echt iets voor domme dwazen.   En Justitia, mooie vrouwe, wel, die dame die is blind. 't Is een horde advocaten die het spel toch heel vaak wint.   Jullie weten het toch wel: recht is geen rechtvaardigheid. Recht dat is een dolle strijd, vechten voor de aardigheid.   En voor 't grote geld natuurlijk, ja, daar doen we alles voor. Als we schreeuwen over onrecht, dan is dat komedie hoor.   Wees nu toch eens rustig zeg, wij verachten die ethiek. Da's voor ons maar stom geleuter, daarvan worden wij echt ziek.   Geef ons maar die misdaadcenten, geef ons maar het grote geld, geld verdienen, kassa, kassa, dat is waar ons hart voor smelt.   En natuurlijk ook de aandacht, onze naam die wordt genoemd. Goed of slecht, wij willen winnen, daardoor worden wij beroemd.   Of berucht, wat kan 't ons schelen? Winnen geeft ons heel veel macht, ook als misdaad dan beloond wordt, en rechtvaardigheid verkracht."    

A. Rivesta
27 0

Opleiding

Basiscursus Verhalen Schrijven,
Schrijfschool, Gent,
september - december 2016

Basisjaar Literair Schrijven,
Creatief Schrijven vzw, Antwerpen,
september 2016 - mei 2017

Publicaties

Gedicht 'De trein van de vooruitgang...' in VERZiN 2016-04,
met dank aan Vitalski

Prijzen