er waren ongevraagde handen
er waren ongevraagde handen
waarvan de rouwnagels contrasteerden
met melkwitte meisjeshuid
er waren lange, bange vingers
die knuisten werden
en later de vuisten van woede die weerloos knalden
er waren allesomvattende armen
waaraan geen ontkomen was
voor wie nooit spinazie at
er was duister en regen
en de wind die achteloos woei onder een slaapkleed
op de groei werd een spleetje een kut
er was de ochtend het gloren en de haat
die werd geboren in een dorp een straat een huis met een tuin
een kamer met venster met zicht op het leven dat stil stond
voor heel even