Ans DB

Gebruikersnaam Ans DB

Teksten

Het eeuwige wachten

De voorjaarszon scheen fel die namiddag waarop ik haar voor het eerst ontmoette. Zij zat op een bankje in de schaduw van een boom met gekruiste benen en rechte rug.De stad was net bevrijd van de Duitse bezetting. Het was 1945 en Mechelen was in volle wederopbouw. Ze heette Rifka vertelde ze me later. Zoals de Bijbelse echtgenote van Izaäk, moeder van Jakob en bekend om haar grote vriendelijkheid. Ook deze Rifka zag er erg vriendelijk uit. Haar donker opgestoken haar zat perfect in model. Ze droeg een deftige jurk en een donkere lange jas die ze bij dit warme weer nonchalant open liet hangen. Op haar rechterborstzak waren de restanten van garen te zien, van waar ooit een Jodenster had gezeten.De manier waarop ze daar zat straalde vastberadenheid uit. Ze leek een doel te hebben. Geen verdwaalde ziel aan wie ik het verhaal van de Heer zou moeten verkondigen. Ik heb altijd al een fascinatie voor duiven gehad. Als kind beeldde ik me in dat ik samen met hen over de stad kon vliegen, op zoek naar achtergebleven resten brood. Het leek me heerlijk om van op de daken van gebouwen naar de mensen in de straten te kijken. Toen ik een aantal eeuwen geleden stierf, besloot ik dus, om net als de duiven, zo veel mogelijk tijd op de rand van het dak van mijn thuis, mijn geliefde Predikherenklooster in Mechelen, door te brengen. Ik was dan wel geen echte duif, maar als God vond dat ik eeuwig als engel op aarde moest blijven om zijn woord te verspreiden, dan kon ik er maar beter het beste van maken. Zo zat ik dus dagelijks op het dak van mijn klooster, dat ondertussen dienst deed als militaire kazerne. Nadat ik Rifka een tijdje had geobserveerd, besloot ik om naast haar op het houten bankje neer te strijken om haar van dichtbij te kunnen bekijken. Meteen draaide ze haar hoofd in mijn richting.Ik schrok, want voor gewone stervelingen ben ik normaal niet zichtbaar. Meestal fluister ik het heilige woord gewoon in hun oor. Bij haar was het anders. Ze keek me aan en glimlachte bedeesd.‘Goedemiddag, ik ben broeder Domenicus,’ stelde ik me voor, mezelf nog steeds afvragend of ze mij nu werkelijk kon zien. ‘Wie ben jij?’‘Rifka,’ zei ze zacht en wendde haar ogen snel weer van me af. ‘Rifka Wolff.’Haar stem klonk schor, alsof ze die al een tijd niet meer had gebruikt. ‘Aangenaam Rifka Wolff. Wat brengt jou hier?’‘Ik wacht,’ zei ze. Ze keek strak voor zich uit. Haar handen zaten om haar handtas geklemd.‘Mag ik zo vrij zijn om te vragen op wie?’‘Op Gideon, Gideon Presser, mijn verloofde.’Ze opende zenuwachtig haar handtas en haalde er een foto uit die ze me gaf. ‘U hebt hem hier toevallig niet gezien?’Ik bekeek de foto waarop een donkerharige jongeman stond. Hij droeg een net pak en leren schoenen. Ook op zijn borst prijkte een Jodenster. Langzaam schudde ik mijn hoofd: ‘Neen, niet dat ik me herinner. Er zijn hier natuurlijk veel jonge mannen gepasseerd de laatste jaren.’‘We hadden hier afgesproken na de oorlog,’ zei ze terwijl ze de foto behoedzaam uit mijn handen nam en weer in haar handtas stopte. ‘Hij zou terug naar Mechelen keren en dan zouden we samen weer naar Brussel reizen.’‘Ik vrees dat ik je niet kan helpen,’ zei ik. ‘Het spijt me.’Ze glimlachte en wreef met haar handpalm een lok haar, die was losgekomen uit haar perfecte kapsel, naar achter.‘Jammer,’ zei ze. ‘Hij zal wel snel hier zijn. Hij heeft het beloofd op de dag dat hij hier vertrok. In al zijn brieven nadien heeft hij het herhaald. In zijn laatste brief stond zelfs de exacte datum van ontmoeting: vandaag, 15 mei in de namiddag, zou hij hier aankomen. Ik heb speciaal mijn beste jurk aangetrokken. Als we terug in Brussel zijn, gaan we trouwen en een huis zoeken aan de rand van de stad. Daar zullen we dan een gezin stichten. We willen zo graag een jongen een een meisje, het liefste in die volgorde. We zullen ze Adam en Mira dopen.’ Rifka begon er van te blozen. Ik voelde haar oprechte hoop en de grote liefde die ze ongetwijfeld voor haar Gideon koesterde.‘Vreemd dat hij er nog niet is. Gideon is anders altijd erg stipt.’ Ze schuifelde heen en weer op het bankje. ‘Misschien heeft zijn vervoer vertraging…’ ‘Misschien,’ zei ik. ‘Misschien komt hij pas morgen, misschien is door de oorlog zijn gevoel voor tijd wat minder scherp.’‘Denkt u?’ Ze draaide haar hoofd schuin, zodat de losgekomen lok haar weer naar voor viel. ‘Dan moet ik morgen terugkomen, helemaal uit Brussel.’Ze zuchtte en leunde naar achter tegen de leuning van het bankje.‘Hoe laat is het nu?’ vroeg ze na een korte stilte. ‘Aan de stand van de zon te zien moet het rond zes uur zijn,’ antwoordde ik.‘Dan moet ik terug naar huis, mijn moeder wacht met het eten.’ Ze stond op en maakte aanstalten om te vertrekken. ‘Dag Rifka,’ zei ik snel. ‘Hopelijk heb je meer succes morgen.’‘Dank u,’ zei ze en verdween. Zo zat ze daar vanaf toen, dag na dag, te wachten op haar Gideon. Altijd met haar kapsel perfect in model en in haar deftige jurk. Nooit kwam hij opdagen. Ze zwaaide altijd even naar me als ze aankwam. Soms maakten we kort een praatje over het weer, soms mijmerde ze urenlang over haar toekomstige leven met Gideon.Op een dag was ze verdwenen. Ik dacht dat ze uiteindelijk toch haar geliefde had gevonden en dat ze, zoals ze had voorspeld, samen naar Brussel waren vertrokken. Ik zou onze praatjes missen, maar was oprecht blij dat haar wachten was beloond. Een week later zag ik een jongeman op de plek waar Rifka de laatste weken had gezeten. Het was Gideon. Ik herkende hem meteen van op Rifka’s foto. Hij droeg hetzelfde pak, enkel de Jodenster ontbrak. Hij kuste een papiertje dat hij daarna in zijn broekzak stopte en ging dan zitten waar Rifka altijd had gezeten. Hij huilde. Ik streek naast hem neer om te vragen wat er was, maar hij keek niet op. Ook toen ik zijn naam uitsprak, kwam er geen reactie. Wat ik ook deed, hij zag me niet. Hij keek enkel naar de hemel en prevelde intens gebeden. Gideon heeft er, denk ik, een uur gezeten. Hij nam zijn zakdoek om zijn gezicht te fatsoeneren en zijn neus te snuiten. Daarbij viel het papiertje dat hij bij zijn aankomst kuste ongemerkt op de grond. Daarna vertrok hij. Pas toen hij verdwenen was, durfde ik het papiertje op te rapen om te lezen wat er op stond. ‘Bid voor de ziel van Rifka Wolff, omgekomen bij de bombardementen te Brussel, 7 september 1943.’

Ans DB
0 0

Seppe

          ‘Als ge op tram zeven wacht, dan kunt ge nog lang wachten,’ kirt een oud madammeke vanonder haar paraplu. Het moet weer lukken dat het regent op de avond dat ik beslis om te ontsnappen uit het psychiatrisch centrum.En dan die klote tram die vandaag is afgeschaft.Bon. Te voet dan maar.Fuck mijn leven.Fuck de wereld.Fuck degene die mij tegen wil en dank op deze wereld heeft gezet.   Ik trek mijn kap over mijn hoofd en begin te stappen richting Antwerpen centrum. Mijn schoenen vullen zich direct met het water dat vanuit de lucht naar beneden gutst. Serieus gast: nog geen drie meter verder en ik voel mijn onderbroek al tegen mijn kont plakken. En zeggen dat het de voorbije week om te smelten was.Fred heeft laten weten dat ze voor de Korsakov zitten. Niet ‘in’ de Korsakov, want dat mocht niet met al die voze Corona maatregelen. Eerst wat pinten hijsen met de maten en tegen de ochtend, als het Mechelseplein alweer krioelt van de chique madammen die naar de bakker gaan, waggel ik op mijn gemak naar huis. Ons ma zal nogal eens verschieten als ze mijn gezicht ziet. Ik kan wat koffiekoeken meenemen. Misschien vindt ze het dan wel oké dat ik thuisblijf. Ik snap trouwens niet waarom ik eigenlijk niet van in het begin van die belachelijk quarantaine naar huis mocht van haar. ‘Ik heb het te druk met andere dingen,’ moet ons ma hebben gezegd tegen de verpleging. Te druk? Ik bedoel, het is wel Corona hé gast. Iedereen zit thuis een beetje technisch werkloos te zijn. De Fred doet al vijf weken niks anders dan Netflix kijken. Hij zegt dat hij al zo goed als alles heeft gezien ondertussen en dat hij zijn geld gaat terugvragen, omdat ge voor dat geld toch wel langer dan vijf weken zoet zou mogen zijn. De Fred da’s nogal ne gierige, ziet ge. Die trakteert ook nooit op café. Soit. Ons ma dus. Ze heeft het zeker gewoon te druk met die mormels van haar nieuwe vriend. Pheadrake en Mattis, alle twee nog in de lagere school maar nu al alle symptomen van de pubertijd. Ik hoop dat ze hen niet op mijn slaapkamer te slapen heeft gelegd of het kot is te klein. Als ik daar niet mag slapen, dan mag niemand daar slapen.           ‘Moet gij geen mondmasker dragen?’ een schoon poppemieke met zwart omrande ogen kijkt mij arrogant aan. Haar stem klinkt zoet als een suikerspin van de foor.          ‘Gade gij ook beginnen?’ zeg ik. ‘Een mondmasker! Wat ne bullshit is dat, jong? In’t psychiatrisch centrum zagen ze daar ook altijd over.’Daar, ik heb het gezegd: ‘psychiatrisch centrum’. Nu zal ze wel rap stoppen met mekkeren, ’t poppemieke met haar schoon gelakte nageltjes.          ‘Kijkt gij in het centrum niet naar het nieuws ofzo?’ vraagt ze mij op een nog arrogantere toon.          ‘Fuck you kalf,’ zeg ik en zoek mijn pak sigaretten in mijn broekzak. ‘Ga op een ander neuten met uwen franken teut.'          ‘Chill hé patser, geef mij een sigaret en ik zal de flikken niet bellen.’ De glimlach die op haar bloedrode lippen verschijnt, windt mij op. Ze zou het mij geen twee keer moeten vragen, dat zweer ik. Met haar donker lang haar dat door de regen verwilderd langs haar poppengezichtje hangt.           ‘Zijt gij wel al meerderjarig?’ vraag ik en steek een sigaret op. Ik speel een beetje nonchalant met de peuk tussen mijn vingers.           ‘Eénentwintig. Moet ge mijn paspoort zien ofzo?’ Ze zet haar handen haar zij en neemt een houding aan die mijn goesting alleen maar doet stijgen.           ‘Neen, neen ’t is al goed,’  zeg ik en geef haar een sigaret.           ‘Psychiatrische instelling, hé? ’ Ze zet haar lippen rond de filter van de sigaret en neemt een lange trek. De koude natte broek rond mijn kruis van daarnet, begint nu verdacht heet aan te voelen.            ‘Moet gij dan niet binnen zijn voor het avondeten ofzo op dit uur van de dag?’Ik grinnik: ‘Neen, gast. Ik ga ons ma verrassen. Ze dacht dat ze mij daar in die psychiatrische keet kon laten wegrotten, maar ik ben ontsnapt. Nu zal ik worden geschorst en dan word ik zeker naar huis gestuurd. Dan zit ze sowieso met mij opgescheept.’           ‘Stoer,’ zegt het poppemieke. ‘Ik ben Lily trouwens.’           ‘Seppe,’  zeg ik en knipoog eens vettig in haar richting. Dat zal ze wel lekker vinden met haar veel te kort rokske en haar rode fuck-me-botjes. Als ge dat met dit weer aandoet, dan vraagt ge erom dat mannen vuile gedachten over u hebben.           ‘Seppe? Coole naam.’ Lily neemt nog een trek van haar sigaret. Ze inhaleert, likt dan met haar tong langs haar lippen en bijt dan even op haar onderlip. Daarna blaast ze de rook uit langs haar pijpmondje. Als ze zo verder doet, dan ontplof ik waar ze bijstaat.            ‘Bon, Seppe. Ik moet naar huis. Ik zou u mijn nummer wel geven, maar dat zou mijn vriend niet zo tof vinden.’Hare vriend? Tuurlijk, ’t was te denken. Vuil teef, zo misbruik maken van mijn geilheid om sigaretten af te luizen.           ‘Oké, ik moet toch gaan zuipen met mijn maten. Geen tijd dus voor grieten,’ zeg ik zonder haar aan te kijken.Lily lacht kort en loopt dan de straat uit. Ik blijf staan en kijk haar wiegende heupen na. In mijn broekzak voel ik mijn gsm trillen. ‘Seppe aan de lijn jo,’ neem ik op.           ‘Yo bro, ’t is de Fred hier. Wij gaan naar huis hé maat, ’t is te slecht weer om op ’t straat te hangen.’            ‘Ale gast, wacht efkes, ik ben er bijna. Ik ben speciaal voor ulle ontsnapt uit die klote gevangenis van een instelling.'            ‘Nee maat, we zijn echt doorweekt en ons moeder heeft spaghetti thuis gemaakt. Ik ga thuis eten, jo. Spijtig van die ontsnapping en al, maar misschien volgend week nog eens hé. Yoow!’Weg is Fred, klootzak. Zijn moeder heeft spaghetti gemaakt, fucking debiel. Hij kan op zijn minst vragen of ik niet wil mee-eten. Dan maar terug naar het centrum, want ons ma zal mij toch niet willen binnenlaten. Maar als ik straks in’t centrum geschorst word, dan moet ze mij wel weer binnen pakken. Op de weg naar het psychiatrisch centrum passeren mij drie trams zeven. Ineens had de Lijn wel goesting om te rijden ofwa? De regen valt weer met bakken uit de hemel. Mijn kleren plakken tegen mijn lijf. In’t centrum zit er al een verpleegster op mij te wachten.          ‘Ah Seppe, ne plezante avond gehad?’  De tang lacht haar gele tanden bloot.          ‘Och jong,…’ mompel ik en smijt mezelf op een bank in de inkomhal. ‘Bon, ik ben geschorst zeker? Belt ons ma maar dat ze mij komt halen hé.’De verpleegster begint zo hard te lachen dat haar moddervette reet ervan trilt.          ‘Neen, manneke,’ hikt ze, ‘dat had ge graag gewild hé, dat we u naar huis zouden sturen. Neen, neen, gij blijft schonekes hier in quarantaine. En als extraatje moogt gij de komende twee weken met een mondmaskerke rondlopen, zodat ge de anderen niet ziek maakt. We gaan geen risico’s nemen.’           ‘Fuck you trut,’ zeg ik en laat mijn hoofd in mijn handen zakken.          ‘Bon en ga nu maar slapen,’ kwettert het vette wijf. Ik strompel naar mijn kamer en ga op bed liggen. Op het plafond kruipt een spin met zeven poten. Iedereen heeft zijn problemen zeker.Maar toch: fuck mijn leven.Fuck de wereld.Fuck degene die mij tegen wil en dank op deze wereld heeft gezet. 

Ans DB
18 0

Jeanne

Ze is geen gewone ‘oma’. Ze is meer een dertiger in het lichaam van iemand van vijfennegentig. Ze is slim en bijdehand. Eigenzinnig en grappig. Zelfstandig en mee met de moderne, veel te snel gaande, tijd. Twee jaar ben ik niet bij haar op bezoek geweest, maar dit weekend heb ik besloten om nog eens mee te gaan met mijn ouders. Wanneer ik haar zeg dat het alweer lang geleden is, glimlacht ze.‘Ik zie u nochtans elke dag’ zegt ze kalm zoals alleen zij dat kan en stapt naar de lage kasten in de woonkamer. Ze neemt een klein fotoalbum en slaat het open. Ik zie een foto van mezelf genomen op de vijfenzestigste verjaardag van haar huwelijk mijn opa zaliger.‘Ik zie u elke dag’ herhaalt ze glimlachend, ‘en er staan ook zo’n schoon foto’s in van opa.’ Ze laat mij een foto zien van mijn grootvader zoals ik me hem herinner. De liefde tussen die twee was echt, zoals God de liefde had bedoeld toen hij ze schiep.Ze slaat een paar bladzijden om in het fotoalbum.‘Hier,’ gniffelt ze, ‘Uw broer nog zonder zijne schone baard.’ Mijn hart breekt. Twee jaar ben ik niet langs geweest, maar dat maakt duidelijk niet uit wanneer ge in iemands hart en fotoalbum zit. Ze vertelt me dat ze haar ‘chignon’ vanmorgen twee keer heeft gemaakt en dat maar niet wilde lukken. Na een derde keer vanmiddag heeft ze het opgegeven. Mijn oma is een kokette vrouw. Een fiere kat met pony-allures.Het doet me denken aan de vorige keer dat ik hier was en ze zei dat ze het spijtig vond dat ze niet wist dat ik kwam. ‘Autrement, j’avais peigné mes cheveux,’ zei ze toen. In mijn ogen is ze altijd even mooi. Net zoals ze dat dertig jaar geleden al was, toen ze nog met ons mee naar Nederland ging. Toen mijn broer en ik met haar op onze cassetterecorder radioprogramma’s opnamen over het maken van pudding. En maar lachen tot we bijna in onze broeken plasten.Ze legt het fotoalbum opzij en stopt mij de Italiaanse Vogue in mijn handen, want mijn oma beheerst perfect het Italiaans. Geleerd om de missen van de Paus goed te kunnen verstaan. Ze is vijfennegentig en ze is slimmer dan ik, dat staat vast.Ze heeft een mening. De mode in deze Vogue vindt ze maar niks.‘C’est trop, quoi.’Ze kijkt elke dag naar het nieuws en weet perfect wie wie is. De dokter heeft haar gezegd dat ze te oud is voor Alzheimer.‘Dat vind ik spijtig,’ zegt ze, ‘want ik zou het soms liever niet meer weten.’ ‘De mensen die mij komen wassen zeggen dat ik nog lenig ben voor mijn leeftijd’ giechelt ze. ‘De vrouwen zijn altijd nog het langst het lenigst.’Mijn vader, die ook nog steeds in de woonkamer zit, kijkt op van zijn krant.‘Ik zeg alleen de waarheid,’ zegt ze schalks en met een grijns. Ze weet dat mijn vader al lang niet meer met haar discussieert. Winnen kan hij van velen, maar nooit van haar.Ze is alles wat ik wil zijn als ik ooit 95 word en nu is ze er niet meer.Merci Jeanne, Reine van de Rue des Princes, moeder van mijn geweldige moeder, om te zijn wie ge waard. Ge zult waarschijnlijk langer dan twee jaar wegblijven, maar ook gij zit in mij hart en fotoalbum. Misschien krijg ik later wél Alzheimer, maar u vergeten doe ik, kan ik en wil ik nooit.

Ans DB
0 0

Bernard

Bernard kijkt omhoog en fronst zijn wenkbrauwen. Het ongezellige licht van de tl-lampen in de rechtszaal doet pijn aan zijn nog vermoeide ogen. Hij heeft slecht geslapen vannacht. Dat heeft hij altijd als hij de avond voordien met de fles whisky geen maat weet te houden. Helaas heeft hij het goedje nodig om zijn brein te bedaren. Als hij geen borrel drinkt, dan slaapt hij helemaal niet. Bernard pulkt geërgerd aan de vest van zijn grijze maatpak. Hij haat zijn job. Al meer dan veertig jaar is hij Procureur des Konings, terwijl hij eigenlijk liever onderzoeksrechter wilde worden. Een mens zou voor minder chagrijnig in het leven staan. Mocht hij opnieuw kunnen beginnen zou hij alles anders aanpakken, maar met zijn pensioen in zicht is dat de moeite niet meer. Hij zal deze dagelijkse geseling nog wel een paar jaar uitzitten. De dag is voor Bernard zoals altijd slecht begonnen. Omdat zijn wekker niet was afgegaan, is hij vanmorgen met zijn roestige Jaguar in zeven haasten naar de rechtszaal geracet. Het is dinsdag en het verkeer zat tegen. Dat is trouwens altijd zo op de tweede dag van de werkweek. Bernard heeft iets tegen dinsdagen. Het is de dag waarop je het weekend alweer vergeten bent en een volgend weekend nog te ver weg is om al naar uit te kijken. In de rechtszaal zitten aardig wat mensen. Bernard zucht en vouwt zijn handen. Een sigaret zou deugd doen. Normaal rookt hij er altijd een net voor hij de rechtszaal binnengaat, maar door het verschrikkelijke verkeer was dat daarnet niet gelukt. Bernard zucht nog eens, nu dieper dan daarnet. Dat deze rotdag maar snel voorbijgaat.Er heerst een irritant geroezemoes in de rechtszaal vanmorgen. Vooraan zitten vier jonge vrouwen op een rij. Ze zien eruit alsof ze allemaal net op audiëntie zijn geweest bij de paus. Met hun fletse kleren en witte kraagjes lijken ze een beetje op de duiven op de trappen van het gerechtsgebouw waar Bernard hekel aan heeft. Ze fluisteren tegen elkaar en kijken af en toe in zijn richting. Bernard wordt er een beetje ongemakkelijke van en kijkt snel wat in het rond. Het valt hem op dat er opvallend veel vrouwen in de ruimte aanwezig zijn vandaag. Zelfs de drie rechters zijn van het vrouwelijke geslacht. Vreselijk vindt Bernard dat. Rechters horen mannen te zijn. Toen hij hier begon in de jaren zeventig zaten er nog échte rechters. Charismatische mannen met baarden en brillen. Tegenwoordig loopt het op het parket vol met van die arrogante dellen. Als ze jong zijn, dan zijn ze nog hups en aangenaam om naar te kijken. Zo een lekkere mokkel die voorbij je glazen bureau komt geparadeerd in minirok op stiletto’s, dat is toch genieten. Jammer genoeg zijn er ook de meer belegen modellen. Eens de vijvenveertig gepasseerd is alle frisheid verdwenen bij zo een wijf en is ze nog bezwaarlijk sexy te noemen. Daarbij liggen vrouwen hun talenten elders en hebben ze niets te zoeken op het parket. Ze zijn hier zeker beland zijn door al de bullshit die ze op de televisie zien. Walgelijk wat de media zich tegenwoordig allemaal permitteert. Bernard mist de tijd waarin Walter Zinzen en Alain Coninckx nog op televisie kwamen. Twee echte venten met kennis van zaken. Bernard heeft een hekel aan de huppelkutten die tegenwoordig zijn scherm vervuilen. Hij herinnert zich dat hij op een blauwe maandag eens per ongeluk bij het zappen op zo’n televisieserie was gestoten waar een getormenteerde actrice probeerde in zich in te leven in zijn job. Veel weet hij er niet meer van, alleen dat hij in die vijf minuten dat hij ernaar keek meer procedurefouten zag dan er ooit mogelijk waren in het echte leven. Positief was wel dat die roodharige sprinkhaan van een actrice een verdomd lekker lijf had.In de rechtszaal wordt het geroezemoes steeds luider. De vier vrouwen op de eerste rij zitten Bernard nog steeds venijnig aan te staren. Hun keurig opgemaakt ogen lijken hem te willen doorzeven. Bernard glimlacht naar hen in een poging om hun sympathie op te wekken. Hun blik is al even gemeen als die van Mireille die hem tien jaar geleden had achtergelaten. Zijn vrouw had dan wel niet gekozen voor die verschrikkelijke depressie, toch voelde Bernard zich in de steek gelaten door haar na haar zelfmoord. Hij voelt zich ook tekortgeschoten als man, alsof hij Mireille op geen enkel vlak had kunnen geven wat ze nodig had. Dat frustreert hem danig. Daarbij kwam ook nog eens dat hij vanaf toen ineens alleen moest zorgen voor dat kleine kreng, hun dochter Hannelieze. Alsof hij, Bernard Vanboven, hardwerkende magistraat, niets anders te doen had. Op een dag had hij zijn dochter bij een ruzie zo’n ferme mep verkocht dat zijn handafdruk duidelijk zichtbaar was op haar aangezicht. De dag erna was ze voorgoed naar Leuven vertrokken. Dat is twaalf jaar geleden nu. Hannelieze, moederskindje tot en met, heeft Bernard de dood van haar moeder nooit vergeven. Ze liet ook geen kans onbenut om Bernard daarop te wijzen. Misschien is het wel beter zo. Zo hoeft hij niet altijd opnieuw te worden herinnerd aan Mireille en de verschrikkelijke beslissing die ze maakte op die mooie zomerdag in juli. In de rechtszaal vraagt de rechter om aandacht door driemaal met haar hamer te slaan. Bernard schrikt op uit zijn gedachten. Hij haalt zijn gevouwen handen uit elkaar en wrijft met de palmen over zijn bovenbenen. De stof voelt ruw aan. Hij voelt zich zenuwachtig. Vreemd, denkt hij, ik heb me hier in deze ruimte nog nooit zo gespannen gevoeld. Hij ademt een paar keer diep in en uit en knippert mij zijn kraalogen. Daarna strijkt hij met beide handen even door zijn volle grijze haardos. Zijn hartslag daalt en hij voelt zijn winnaarsmentaliteit weer de kop opsteken. Gelukkig maar. De rechter schraapt haar keel en steekt van wel: ‘Meneer Vanboven, als u er klaar voor bent dan kunnen wij starten met het volgende deel van deze zitting. Aan u het woord.’Als de rust zelf gaat Bernard staan en kijkt even opzij. Die vier schijnheilige duiven houden hem nog steeds nauwlettend in het oog. Daarna kijkt hij vastberaden naar de drie rechters. Hij twijfelt even, maar zegt dan toch met kordate stem: ‘Ik heb nooit, ik herhaal nooit, mijn vier stagiaires hier aanwezig ongewenste tekstberichten gestuurd, noch ongepast seksueel gedrag gesteld in hun bijzijn.’  

Ans DB
0 0

Ontleen Mij! - Een bibboek aan het woord

Ik werd geboren uit iemands hoofd en groei op in dat van anderen. In de bib kwam ik terecht tussen mijn gelijken. Sommige slank en gevat, anderen robuust en eindeloos in woorden. Stuk voor stuk vol passie om onze lezers te beroeren, te vervoeren en, wie weet, zelfs te ontroeren. Ik hoef geen bestseller te zijn, maar ben wel een basisbehoefte. Een medicijn tegen eenzaamheid.Ik toon mijn naakte letters zonder blikken of blozen, aan iedereen die erom vraagt. Aan iedereen die mijn bladzijden durft openspreiden, niet bang om ezelsoren te maken. Stop gerust je bladwijzer tussen mijn bladzijden, zodat je snel weer weet waar je gebleven was. Zodat je ultieme fantasie morgen weer verder kan gaan. Laat me je tijdmachine zijn naar wat verloren ging en je ruimteschip naar wat nog komen moet. Het antwoord op de vragen die je niet stelde. Zoek je weg naar het Eden dat ik in mij herberg, ver voorbij het fatsoen van een ordinair paradijs.Stel me voor aan je vrienden als je nieuwste aanwinst, die zij ook eens zouden moeten lezen. Neem me mee naar huis, naar je thuis en je gezin. Vertel je kinderen over mij, zodat ook zij mijn broze rijkdom misschien ooit eens willen ontmoeten. Ik wil hen alvast erg graag leren kennen, dat staat vast. Wandel door mijn pagina’s langs herinneringen als herenhuizen. Een oude gewoonte die toch elke keer weer verrast. Ontdek de diepgang van mijn verhaal dat voor iedereen anders leest. Lees me opnieuw en opnieuw. Laat je vingers van genot over mijn kaft glijden tot je de ondeugende smaak van de kleine hoekjes van je brein kan proeven. Snuif de bedwelmende geur op van net dat stapje verder te gaan. Het ontkennen van taboe, het spotten met censuur.   Ontvoer me ter inspiratie van je dromen naar de intimiteit en de warmte van je bed. Jouw veilig nest voor eigen verhalen. Druk me daar tegen je aan en val met me in slaap. Als je goed luistert hoor je mijn letters een sensueel slaaplied voor je zingen, een kanten streling voor het oor. Eens gelezen laat ik me door jou gracieus door de gleuf van de inleverbus glijden. Ik geef me gewillig over aan de vriendelijke handen van de bibliothecaris die me terugbrengt naar mijn plek in het rek. Mijn vertrouwde uitvalsbasis waar ik keer op keer weer kan thuiskomen tussen mijn compagnons. Als de omhelzing van lang verloren vrienden, allemaal strijders voor hetzelfde literaire doel. Nu rust ik hier: waar ik hoor, in mijn prachtige bib. Tempel van volgeschreven vellen. Bondgenoot van de volgende lezer bij hun zoektocht naar troost en escapisme. De enige plek in deze gonzende stad waar de rust en het voluit leven hand in hand gaan.Kom me halen en blijf dit doen. Het doen doet verder doen.Verslind me keer op keer en ik beloof je je elke keer weer te bekoren.Maak me gruwelijk relevant en onweerstaanbaar essentieel. Alleen dan zal ik nooit écht sterven, tenzij niemand me ooit nog leest.

Ans DB
0 0

Noten Kopen

‘Ik ga een boek schrijven,’ zei de eekhoorn. Haar pluizige staart wiebelde heen en weer van enthousiasme.De mier keek op van zijn boek en hield zijn hoofd scheef. ‘Een boek?’ vroeg hij.‘Ja, een echt boek,’ zei de eekhoorn beslist.De mier wiebelde even op zijn stoel en zei toen: ‘Daar kan je toch geen geld mee verdienen?’ Waar ga je dan noten mee kopen voor je middagmaal?’‘Geen idee.’ zei de eekhoorn. ‘Ik verzin wel iets.’De mier fronste zijn voelsprieten. ‘Iets verzinnen? Wat ga je dan eten? Waar ga je dan dat huisje mee bouwen waar je al zo lang over praat?’‘Ik heb eens nagedacht,’ zei de eekhoorn ‘Een eigen huisje lijkt me beslist heel erg fijn, maar ik denk toch dat ik er gelukkiger van wordt als ik een boek zou schrijven.’De mier zuchtte een paar keer diep. ‘Met geluk kan je niks kopen en al zeker geen noten.’‘Toch wil ik een boek schrijven,’ zei de eekhoorn. ‘Noten en huizen zijn leuk, maar zelf iets maken dat lijkt me nog leuker.’De mier schudde heftig met zijn hoofd. Wat haalde die eekhoorn toch allemaal in haar hoofd.‘En er is meer!‘ ging de eekhoorn verder ‘niet alleen ik word gelukkig van dat boek, ik maak er ook nog een heleboel andere dieren gelukkig mee. Iedereen wil toch gelukkig worden?’De mier liet zijn hoofd in zijn voorste pootjes zakken. ‘Nou nou,’ monkelde hij ‘denk jij echt dat je andere dieren zitten te wachten op dat boek van jou?’‘Tuurlijk wel,’ zei de eekhoorn. ‘Het wordt echt een heel mooi boek.’De mier kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘En waar mag jouw boek dan wel over gaan?’ vroeg hij aan de eekhoorn.‘Over de olifant en de kat die samen naar helemaal Amerika reizen. Wat een avontuur!’ zei de eekhoorn enthousiast.‘He bah!’ zei de mier fel. ‘Amerika, dat is zo ver.’‘Of Mechelen, ’zei de eekhoorn snel. ‘Mechelen is niet zo heel ver weg.’‘Doe dan maar Mechelen’ zei de mier. ‘Daar kan je tenminste nog mooie historische gebouwen bezoeken.’De eekhoorn dacht even na. Daarbij pulkte ze geconcentreerd aan haar staart. ‘Goed,’ zei ze toen beslist, ‘dan gaan ze naar Mechelen.’De mier knikte tevreden.De eekhoorn nam pen en papier en begon naarstig te schrijven. De mier keek toe. Hij begreep nog steeds niet goed hoe dieren gelukkig konden worden van een boek.‘Denk je echt dat andere dieren ook gelukkig gaan worden van jouw boek?’ vroeg hij de mier na een half uur te hebben gezwegen.‘Ja hoor, ‘zei de eekhoorn, ‘want de kat is heel lief en de olifant heel grappig.’‘Oh ja?’ vroeg de mier ongelovig.‘Ja,’ zei de eekhoorn ‘en Mechelen is echt een heel boeiende locatie. Dank je voor die goede raad trouwens.’Zo bleef de mier de hele avond kijken naar de eekhoorn die schreef. Soms giechelde de eekhoorn in zichzelf. Soms pinkte ze tranen weg van de mooie avonturen die ze aan het schrijven was, maar altijd bleef er een glimlach om haar lippen hangen.Goh, dacht de mier, misschien heeft de eekhoorn wel gelijk: misschien word je wel écht gelukkig van boeken schrijven.(geïnspireerd door de verhalen van Toon Tellegen)

Ans DB
51 0

Vergeten Cake

‘Wat gaat ge met dat brood doen?’  Mijn oma kijkt mijn vader bezorgd aan.‘Dat is geen brood, ma. Dat is een cake,’ reageert hij. ‘Als jullie die hier in het rusthuis niet opeten, dan neem ik ze mee naar huis als dessert voor vanavond.’Mijn oma knikt tevreden.‘Moet ge niks drinken?’ vraagt ze dan aan mij. Ze glimlacht, maar in haar blik meen ik toch nog altijd een soort bezorgdheid te ontwaren.‘Neen dank je oma, ik heb geen dorst,’ zeg ik.‘Wat gaat ge nu met dat brood doen?’ herhaalt ze en aait met haar linkerhand de verpakking van de cake.‘Waarom wilt gij heel de tijd discussiëren over die cake?’ Mijn grootvader laat zijn hoofd in zijn handen zakken. ‘Het is toch al beslist dat zij die meenemen. Waarom wilt gij daar altijd op terugkomen?’ mompelt hij.Mijn oma giechelt en kijkt ons ongemakkelijk aan. Ik vraag me af of ze beseft dat ze de dingen niet meer onthoudt. Er heerst blijkbaar ook een totale ontkenning van het concept ‘cake’ in haar hersenen.‘Ziet maar dat ge niet dement wordt,’ zegt mijn grootvader met zijn hoofd nog altijd in zijn handen. ‘Laat het ons op tijd weten als ge iets dergelijks gewaarwordt, dan kunnen we er misschien nog iets aan doen.’‘Daar kunt ge toch niks aan doen pa,’ verdedigt mijn vader mijn oma.Mijn grootvader kijkt op en tuit zijn lippen. Hij weet dat mijn vader gelijk heeft, maar mijn grootvader geeft mensen nooit gelijk. ‘Hoe is het met de bouw van uw huis?’ vraagt hij in plaats daarvan aan mij, mijn vader negerend. ‘Ge moet zien dat ge de juiste keuzes maakt. Eén foute keuze en alles is naar de vaantjes.’Ik knik begrijpend.‘Ge bouwt tenslotte maar één keer,’ voegt hij daar nog aan toe.‘Ik beloof dat ik goed zal nadenken over alles, opa,’ stel ik hem gerust.Mijn grootvader zucht vermoeid.‘Zijt ge moe pa?’ vraagt mijn vader.‘Moe? Neen, wij zijn nooit meer moe. Om zeven uur moeten wij hier al in ons bed. Eten, drinken en slapen. Een mensenleven is ineens lang als ge geen doel meer hebt,’ antwoordt mijn grootvader.‘Ze zorgen hier wel goed voor ons,’ pikt mijn oma in met een positieve noot. ‘Ze komen altijd vragen of we nog eten moeten hebben. Eten dat wij hier hebben! En om drie uur ’s nachts komen ze altijd nog eens kijken of we er nog zijn.’Mijn vader kijkt haar vragend aan. ‘Wordt ge daar dan wakker van?’‘Wij slapen nooit diep, wat wilt ge als ge niet moe zijt,’ repliceert mijn grootvader in haar plaats.Een vriendelijke verpleegster komt de kamer binnen. Of mijn grootouders niet vergeten om naar de eetzaal te komen voor het avondeten.‘Moeten we wéér eten?’ vraagt mij oma bijna wanhopig.In de eetzaal zijn twee verzorgsters in de weer met boterhammen.‘Gaat ge krabsalade eten, Maurice?’ vraagt er één aan mijn grootvader.Hij knikt langzaam.‘En gij ook Lucie? Twee bokes?’Mijn oma kijkt de verzorgster verward aan. Bokes? Dat is een woord dat ze als rasechte Oost-Vlaamse niet kent. Ze trekt het mandje met brood dat voor haar op tafel staat naar zich toe.‘Maurice,’ fluistert ze tegen mijn grootvader, ‘ze zijn de cake vergeten mee te nemen.’

Ans DB
0 0

Het Heilige Vierkant

‘God is een vierkant, denk ik,’ zei Petrus tegen Mattheüs.‘Nou, volgens mij heb jij genoeg palmwijn gehad voor vanavond,’ smaalde deze laatste.‘Neen, serieus, hij is een vierkant of een cirkel. Wat was het nu weer, Johannes? Ik ben het even kwijt.’Johannes die achter de toog van de jeugdherberg glazen stond te spoelen, richtte zijn hoofd op: ‘Een cirkel, Petrus. God is het leven, de dood en de wederopstanding. Het begin en het einde en het nieuwe begin, een cirkel dus.’‘Jullie nemen me in de maling!’ zei Mattheüs en nam een grote teug van zijn glas.‘Neen hoor,’ zei Petrus. ‘Als je ons niet gelooft, dan moet je het maar aan Jezus vragen. Hij weet echt alles over God.’Thomas die net bij het gezelschap was komen staan, snoof en zei fijntjes: ‘Die Jezus, dat is me er eentje. Vorige week begon hij aan wild vreemde mensen op straat ineens een verhaal over vergiffenis te vertellen en dat hij de schuld van alle zonden op zich zou nemen. Ik schaamde me dood in zijn plaats.’Mattheüs schudde zijn hoofd. ‘Waar haalt hij het toch?’‘Hij heeft anders best veel succes bij de meisjes’ zei Petrus. ‘Toen we laatst op zwier waren, heeft die Maria Magdalena van de Palmstraat een hele avond rondgehangen in zijn buurt.’‘Nee!’ Thomas trok zijn wenkbrauwen op. ‘Zeg dat maar niet te luid als Judas in de buurt is, of het zit er weer bovenarms op.’‘Wij zijn toen tot diep in de nacht op stap geweest,’ ging Petrus verder ‘Hij had thuis gezegd dat hij bij mij bleef slapen en zo zijn we dan bij mij thuis via het raam kunnen ontsnappen.’‘Tante Maria moest het weten!’ zei Johannes. ‘Zij denkt dat Jezus een heilige is die niet met meisjes omgaat.’‘Gisteren zat hij hier aan de toog en zei hij ineens dat hij de zoon van God was,’ zei Mattheüs. ‘We hebben er met de andere gasten nog hard om gelachen.’‘Bluf!’ zei Johannes ‘Hij is gewoon de zoon van mijn oom Jozef en tante Maria. Op familiefeesten moet hij ook altijd alle aandacht krijgen. Laatst beweerde hij dat hij een heel familiediner kon bereiden uit vijf broden en twee vissen. Dat geloof je toch niet?’‘Waar is hij trouwens, onze Jezus?’ vroeg Mattheüs.‘Hij moest vandaag zijn vader helpen in het atelier.’ Petrus nam nog een slok van zijn glas wijn. ‘Ze hadden een grote bestelling af te werken en het kon wel eens laat worden.’‘Soms wordt ik toch echt een beetje bang van hem,’ zei Mattheüs. ‘De dingen die hij uitkraamt sporen soms toch echt niet? Vorige vrijdag zei hij tegen me dat hij over water kon lopen en dat hij de wereld zou veroveren.’Thomas zuchtte en stak een sigaret op. ‘God is een cirkel. Dat zal wel!’ zei hij lachend. ‘Ach, Jezus kan me wat. Over tien jaar praat echt niemand nog over hem, moet je opletten.’

Ans DB
0 1

Het Groot Dictee Heruitgevonden 2018 – Gesprek met een filosoof

‘Schrijven wil zeggen dat er stapje voor stapje een ik buiten jezelf ontstaat, die je vertelt wat je bedoelt.’ Vik kijkt Mona door zijn johnlennonbrilletje aan. ‘Rutger Kopland’ zegt hij en snuift lawaaiig. Mona knikt en glimlacht. Ze vraagt zich af waarom ze zich door Imke heeft laten overhalen tot een ontmoeting met deze man. ‘Vik is eindredacteur van een literair magazine,’ had Imke geopperd. ‘Een heel boeiende man. Jullie hebben vast tig gemeenschappelijke interesses. Hij heeft oosterse filosofie gestudeerd en hij is nog hups ook. Mocht het toch niet klikken, dan heb je tenminste een namiddag naar een seduisante man gekeken.’Mona had ten slotte toegegeven. Baat het niet dan schaadt het niet. En zo was ze met deze wijsgeer in de koffiebar van de bibliotheek beland. Toen ze aankwam, sloeg Vik een roman dicht, die hij net scheen te hebben uitgelezen. ‘De Idioot’ van Dostojevski, een voorbode van wat de rest van de namiddag zou brengen. Na het citaat van Kopland, blijft Vik Mona met grote ogen aanstaren. Zij doet een poging om iets ad rems te verzinnen, maar slaat daarbij helaas volledig tilt. ‘Lekker chocoladecakeje,’ merkt ze dus maar op. Intussen wijst ze als een imbeciel naar het gebak dat voor haar op tafel staat.‘Een moelleux,’ zegt Vik. Hij roert in zijn muntthee en kucht licht geïrriteerd.‘O ja, zo heet dat,’ mompelt Mona. Ze neemt een hap en kijkt snel even rond in het etablissement.‘Schrijf je al lang?’ Vik legt zijn hand op zijn lijvige boek dat nog steeds op de tafel ligt. Zijn duim aait bijna liefkozend de kaft.‘Best wel eigenlijk, ik kan me niet herinneren dat ik het niet deed,’ antwoordt Mona.‘Al veel gepubliceerd?’ ‘Ik heb een blog en ik neem hier en daar weleens deel aan een wedstrijd waar ik occasioneel iets win. Ik heb ook een boek uitgegeven.’ Mona’s stem klinkt een beetje weifelend.‘Mooi, een boek,’ zegt Vik. ‘Heb je veel verkocht?’‘Niet echt, ik had er meer van verwacht. Ik was eigenlijk best teleurgesteld toen ik de verkoopcijfers te zien kreeg.’Vik gnuift: ‘Het is zoals Nietzsche zei: het schrijven als een vast beroep beschouwen, moet gezien worden als een vorm van waanzin.’Mona weet niet meer goed waar ze het heeft. ‘Best jammer eigenlijk. Het blijft toch ergens de droom van elke auteur om met schrijven de kost te verdienen,’ stamelt ze.Vik slaat zijn ogen naar het plafond en zucht: ‘Ah, de poging om de hemel op aarde te verwezenlijken, brengt steeds de hel voort.’‘Dostojevski?’ probeert Mona en wijst met haar kin in de richting van het boek dat nog steeds door Viks hand wordt gestreeld. Hij schudt zijn hoofd: ‘Mis, dat was Popper.’ Mona knikt schlemielig. Dit wordt met de minuut gênanter. Vik haalt zijn hand van zijn boek en duwt het in de richting van Mona. ‘Heb je het gelezen?’Mona neemt nerveus nog een hap van haar gebak. ‘Neen, met mijn sociaal leven vind ik nooit de tijd om mij in zulke dikke boeken te verdiepen en na een lange werkdag kijk ik ook graag eens gewoon televisie.’ Vik gniffelt pedant. ‘Televisie? Ik lees liever een fascinerend boek. Gandhi zei ooit: ‘Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken, is bij machte om de eenzaamheid te dragen, waar dan ook en met groot gemak.’Nu heeft Mona er genoeg van. ‘Luister eens hier wijsneus: talent ontwikkelt zich in eenzaamheid, karakter in de stroom van het leven, Johann Wolfgang von Goethe.’ Vik kijkt haar onthutst aan, maar Mona is onvermurwbaar. ‘En nu ga ik naar huis, lekker triviaal televisiekijken. Om gelukkig te zijn moet je doen waar je gelukkig van wordt.’ ‘Aurelius?’ poogt Vik nog.‘Neen,’ zegt Mona gedecideerd: ‘Johan Cruijff.’ Ze neemt haar handtas en loopt de zaak uit. Deze tekst werd vrijdagavond 7 december gelijktijdig voorgelezen in Het Groot Dictee Heruitgevonden in 60 Vlaamse en Brusselse bibliotheken.Met veel dank aan de bib van Mechelen voor de kans die zij mij gaven en de super fijne avond die het op 7 december werd.

Ans DB
16 0

HUGO

Ik adem diep in, open de deur en stap de danszaal binnen. Mijn voeten draaien zich vanzelf in de eerste positie wanneer ze de vertrouwde houten balletvloer raken. Mijn rug recht zich, mijn kin gaat lichtelijk omhoog en ik wandel de zomer van het jaar tweeduizendvijf binnen. ‘Is het dansant genoeg?’ Hugo staat voor me en wipt van het ene been op het andere. Hij heeft een tutu van witte repen papier aan, met daaronder een witte onderbroek. Verder is hij naakt. Ik ben eenentwintig en ik heb er net het eerste jaar filmschool opzitten. Ik heb even lak aan alles wat kunstzinnig en cultureel verantwoord is. Vakantie is er om de ‘Elle’ te lezen en naar Madonna te luisteren. Zoals Hugo hier voor me staat, een late veertiger in wit papieren rok, weet ik niet goed hoe ik me daarbij moet voelen. ‘Snap je de intensiteit mijn choreografie? Zie je de streep poëzie in mijn bewegingen?’ vraagt hij, nu met lichte aandrang. ‘Hoe bedoel je dat net, Hugo?’ vraag ik en trek mijn ogen tot spleetjes. Ik probeer tijd te kopen, zodat ik een fatsoenlijk antwoord op zijn vraag kan bedenken. ‘Kijk,’ zegt hij, duidelijk leerkracht in het dagelijkse leven ‘dansen is een taal. De focus ligt op één lichaamsdeel, maar je hele lichaam moet volgen. Wanneer de initiatie bijvoorbeeld niet in je benen zit, kunnen zij zich toch verplaatsen om de beweging te faciliteren. Dat kan cerebraal starten, maar dan moet je het lichaam laten overnemen. Alsof je sporen nalaat, een combinatie van gevoel, lichaam en hoofd. Spanning creëren enzo.’ Ik knik, maar heb geen idee wat Hugo me net heeft willen duidelijk maken. ‘Maar de vraag is: is ze dansant genoeg, mijn choreografie?’ herhaalt hij. ‘Euh ja,’ antwoord ik met lichte twijfel. ‘Doe het anders nog eens, je dansje.’ ‘Mijn choreografie,’ verbetert Hugo me. Hij loopt parmantig naar de stereoketen en start zijn muziek: ‘Light my fire’ van The Doors. Zeven volle minuten geeft Hugo alles wat er in zijn ontblote lijf zit. Wanneer het einde nadert, verliest hij zich in een pirouette waarvan ik denk dat hij er nooit meer uit zal raken. Het heeft iets wanhopig en aandoenlijk tegelijk. De witte papieren rok scheurt en Hugo valt als de stervende zwaan op de grond. Ik hou mijn adem even in, maar voor ik hem kan helpen staat Hugo al weer op. ‘En?’ hijgt hij. ‘Ja, heel dansant,’ zeg ik vol overtuiging. Het erge is, dat ik het nog meen ook. De kwetsbare passie die ik net bij Hugo zag, hebben vreemd genoeg mijn ogen geopend. Zijn dans op zich was misschien niet geweldig, maar ik heb het gevoel dat ik recht in de ziel van deze man heb gekeken. Soms is het een kunst, om kunst te zien. Er rolt een wit pluisje over de dansvloer. Lichamen vouwen zich als zoekende kunstwerken op de zwevende parketvloer. Altijd anders, altijd mooi, altijd aandoenlijk. Het is weer tweeduizendachttien. Mijn ogen prikken en zoals elke zomer vraag ik me af of Hugo nog zou dansen.   ‘Hugo’ schreef ik deze zomer in de Zomeracademie Dworp en verscheen deze week in het online literair magazine De Vallei Nr39 op pagina 36.https://devallei.wordpress.com/  

Ans DB
0 1

De bekende onbekende

Soms denk ik dat ik jou zie lopen. In een drukke winkelstraat of op een treinperron. Met je terugdeinzende haarlijn en je linkerbeen dat soms wat mankte. Je was eigenlijk niet eens zo perfect.Ik herinner me mijn afscheid nog levendig. Mijn afscheid, want jij was nergens te bespeuren. Je was die dag boos om iets stoms. Zo stom dat ik er nooit van zei dat het me speet, omdat spijt de situatie een complexiteit zou hebben gegeven die ze niet verdiende. En omdat ik ook wel eens recht had op een slechte dag. Dat was niet alleen jouw voorrecht. Hoe moet ik nu reageren als ik jou onverwacht tegen het lijf zou lopen?Loop ik dan gewoon voorbij, als een leven dat het jouwe toevallig kruist? Alsof we nooit samen plannen hebben gesmeed, waarvan we beiden wisten dat ze in een ander leven thuishoorden. Alsof we nooit hebben gelachen om de dingen die niemand anders begreep? Alsof we nooit langs het water struinden, luisterend naar elkaars verhalen. Ik met de tranen, jij met de zakdoeken.Die herinneringen zijn nochtans gemaakt. Daar kan je nu toch niet meer om heen? Ze ontkennen, zou willen zeggen dat onze ‘wij’ nooit heeft bestaan.Veel liever zou ik me ook herinneren hoe we ‘Tot ziens’ zouden hebben gezegd. Letterlijk: tot op het moment dat we elkaar weer zouden zien. Al wisten we beiden dat dat moment er waarschijnlijk nooit zou komen.Moet ik dan de tijd vergeten die we als ‘wij’ spendeerden?Dat is eigenlijk wat ik jou nog het liefst als laatste wil zeggen: dat je nu de herinnering bent die ik misschien liever niet had willen hebben, terwijl je ooit de herinnering was die ik zo graag wilde behouden.

Ans DB
0 0

Toen ik vijftig werd

Toen ik vijftig werd, regende het. Mijn plan was om in de voormiddag een wandeling te maken in het stadspark. Dat was nu geen optie. Ik ging aan het raam van de woonkamer staan en stak een sigaret op. Het was de laatste van het pakje. Misschien was het wel een goed idee om te stoppen met roken, nu ik vijftig was. Rond lunchtijd rinkelde de telefoon. Mijn vader. Of ik morgen eens naar zijn televisie kon komen kijken, want die was stuk. Toen ik hem vroeg of hij niets vergat, antwoordde hij dat ik niet flauw moest doen. Vijftig was nu ook weer niet zo speciaal. Na het telefoontje besloot ik dan maar zelf deze dag wat feestelijk te maken. Ik ging naar de bakker en kocht er een frambozentaart en drie elcairs. Dat ik die alleen zou opeten, hoefde niemand te weten. Daarna ging ik naar de krantenwinkel. Ik haalde er een ‘Win for life’ krasbiljet en een nieuw pakje sigaretten. Stoppen met roken kon ook nog wanneer ik zestig werd. Thuis legde ik de cd van Eros Ramazzotti op. Iedereen heeft recht op een guilty pleasure, zeker op haar verjaardag. Ik haalde een fles wijn uit de kelder en zocht naar kaarsjes. Ik vond er maar één van. Die moest dan maar volstaan. Het maakte het uitblazen ook een stuk makkelijker. Ik ging zitten op de bank met het gebak en nam de ‘Win for life’ uit mijn handtas. Voor één keer die dag had ik geluk: ik kraste vijfhonderd Euro. ‘Lang zal ze leven,’ zong ik en nam een hap uit een eclaire.Zo werd het toch een mooie dag, die dag dat ik vijftig werd.

Ans DB
43 0

Ode aan

Bij het ontwaken denk ik meteen aan jou. Ook op de weg naar het werk laat je me niet los. Tijdens de koffiepauze zoek ik je op en aan mijn bureau breng je me momenten van ontspannend genot.Zelfs in mijn dromen speel je zelden een bijrol. Als je er niet bent, denk ik aan jou. Als je er wél bent, denk ik eigenlijk ook aan jou. Aan jouw nooit kleurloos te noemen smaak. Je geur en je smeltende textuur. Zo tastbaar, zo aanwezig en toch ook zo snel weer weg.Je bestaan is er één van duizend variaties. Je bent de uitvinder van bitterzoet, van indringende subtiliteit en ruwe zachtheid. Combineerbaar met alles, maar ook in je eentje een niet te onderschatten plezier. Een sensatie die moeilijk niet te beschrijven valt. Je intensiteit is onevenaarbaar en altijd veel te kort van duur. Ik ontdoe je voorzichtig met wijsvinger en duim van je flinterdunne emballage, frivool als ogenschijnlijk onschuldige lingerie. Daarna aanschouw ik jouw unieke structuur. Je gave ebbenhouten naaktheid.Je bent puur, je vaak Afrikaanse herkomst nooit verloochenend. Je bezit een fractie van koppigheid en een overvloed aan liefde.Iedereen verklaart me gek, maar ik blijf erbij: ‘Zwart is wél een kleur!’ Met jou verwerk ik. Met jou vergeet ik.Een drug in moeilijke tijden Een drug in makkelijke tijden.Mijn eerste hulp bij stress, mijn grote troost bij verdriet. Voor de gelegenheid en nog vaker zonder gelegenheid.Met jou deel ik, maar zelden of nooit deel ik jou.Van te veel van jou word ik ziek, van te weinig van jou word ik nog zieker.Ik zoek je overal, zie je overal en neem je het liefst altijd mee voor het geval dat.Ik klamp ik me vast aan jou, aanbid jou.Ik ben verslaafd aan jou.

Ans DB
0 0

Tussen kunst en liefde

‘Ik snap het niet.’ Simon doet een stap naar achter en knijpt zijn ogen tot spleetjes. Hij laat zijn hoofd een beetje naar rechts hangen en haalt diep adem. ‘Neen sorry, ik snap dit kunstwerk echt niet.’ Mia, die naast hem staat, kijkt hem vragend aan. ‘Wat snap je niet?’ ‘Nou gewoon, ik snap hét niet. Ik snap niet wat mensen er zo fantastisch aan vinden.’ ‘Je moet kunst toch niet altijd snappen,’ glimlacht Mia ‘Soms is er gewoon naar kijken genoeg.’ Simon legt zijn hand op zijn kin en fronst zijn wenkbrauwen. Hij doet een stap in de richting van het bordje dat naast het werk hangt. ‘De natuur en meer in het bijzonder het platteland, zijn steeds het uitgangspunt van deze kunstenaar. Al worden zijn werken door de jaren heen steeds abstracter. Het gebruik van lijnen, vlakken en kleuren zijn voor deze schilder de manier bij uitstek om zich uit te drukken. Waar in het begin van zijn carrière zijn werken nog erg naturalistisch waren, wijken ze vanaf het begin van de twintigste eeuw steeds meer van de werkelijkheid af.’ Simon gniffelt sarcastisch.‘Dat kan je wel zeggen. Ik herken hier echt niets van akkers of velden in.’ ‘Dat hoeft toch niet?’ zegt Mia. ‘Geniet gewoon van de kleuren en de compositie van dit werk.’ Simon kijkt rond in de ruimte. ‘Neem nu dat werk daar.’ Hij wijst naar een canvas dat tegen een andere muur in de ruimte hangt. ‘Dat slaat toch nergens op? Ik zie enkel wat lijnen en strepen en hier en daar een klodder pastelkleurige verf. Dat kan ik ook. Ik zal zelfs meer zeggen: dat kan zelfs mijn nichtje van drie. Is dat dan ook kunst?’ Simon gaat zo op in zijn ergernis dat hij het ouder koppel dat de zaal is ingewandeld niet heeft opgemerkt. De man kucht zachtjes terwijl zijn vrouw hem aan zijn mouw snel naar de andere kant van de ruimte trekt. Mia knikt verontschuldigend naar hen als ze haar passeren. Ze schaamt zich ineens een beetje om Simon. Simon merkt de ongemakkelijke sfeer in de ruimte duidelijk niet op. Hij schuifelt zenuwachtig heen en weer.‘Ik word lastig wanneer ik de dingen niet snap. Ik krijg dan altijd het gevoel dat ik dom ben.’ Hij loopt geërgerd naar het raam in de museumzaal. ‘Het zal wel compleet not done zijn dit te zeggen in een gerenommeerd museum als dit, maar kunst is echt niets voor mij. Geef mij maar gewone dingen, zoals de natuur buiten bijvoorbeeld of Star Wars.’ Hij draait zich bruusk om naar Mia. ‘Maar dat zal wel te mainstream zijn zeker?’ Mia moet lachen om Simon’s ergernis. Ze gaat op een bankje in het midden van de museumzaal zitten. ‘Simon toch, ik ga vaak naar musea en ik snap ook lang niet alles. Ik denk eigenijk ook niet dat dat hoeft. Het belangrijkste is dat je iets voelt als je naar een werk kijkt, niet of je het snapt of mooi vindt. Ik denk dat dat de essentie van kunst is, dat het je op de één op andere manier raakt.’ ‘De essentie van kunst.’ Simon laat moedeloos zijn schouders hangen. ‘Ik denk toch dat het weer even zal duren eer ik nog eens naar een museum ga. Ik kan het beter op andere vrijetijdsbestedingen houden.’ ‘Je bent niet dom, maak je geen zorgen. Ik hou ook best van Star wars,’ glimlacht Mia lief. Simon zucht en leunt met zijn zij tegen de vensterbank. De zon tekent de lijn van zijn gezicht af. Hij heeft best een grote neus, denkt Mia, dat was haar nog nooit opgevallen. Net als zijn onzekerheid, die had ze ook nog nooit eerder gezien. Ze schrikt er een beetje van. Simon is meestal net erg zelfzeker, op het arrogante af. Nu staat hij daar als een schooljongetje dat net voor de eerste keer is gezakt voor wiskunde. Vreemd, ze had zich hun eerste echte afspraakje met twee helemaal anders voorgesteld. Mia wordt ineens overvallen door een soort angstgevoel. Straks gaat hij naar huis met het gevoel dat hij zijn tijd beter had kunnen besteden dan hier samen met haar in een museum. Ze had hem misschien beter gewoon meegenomen naar de bioscoop. Of misschien vindt hij haar nu wel een cultuursnob. Iemand die enkel naar films en tentoonstellingen gaat omdat die hoog aangeschreven staan, niet omdat ze die echt wil zien. Ze doet nochtans haar best om Simon op zijn gemak te stellen. ‘Ik moet gaan,’ zegt Simon opeens. Mia schrikt wakker uit haar stroom van gedachten. ‘Oh, nu al?’ ‘Ja sorry, ik had nog met vrienden afgesproken. Als ik op tijd wil zijn, dan moet ik de trein van acht voor vijf halen halen.’ Mia kijkt op haar horloge. ‘Het is al half vijf en het is toch zeker nog twintig minuten stappen naar het station, dus dan moet je inderdaad nu vertrekken.’ ‘Klopt. Zullen we dan maar?’ Simon zet geheid de tocht naar de uitgang in. Voor ze het weet staat Mia samen met hem in de grote inkomhal van het museum. ‘Ik moet nu rennen. Sorry hoor, maar ik had dit echt al lang geleden afgesproken met die vrienden,’ zegt Simon terwijl hij gehaast zijn jas aantrekt. Mia knikt begrijpend. ‘Geen probleem. Ik hoop dat je het toch een beetje een fijne middag vond?’ ‘Ja hoor, heel fijn,’ zegt Simon zonder haar aan te kijken. Hij ritst zijn jas dicht en zwaait met een soepele beweging zijn rugzak op zijn rug. ‘Goed, tot de volgende? We bellen nog. Doei!’ Simon geeft Mia vluchtig een kus op de wang en weg is hij. Mia blijft beteuterd achter. Ze trekt langzaam haar jas aan en slentert naar de uitgang van het museum. Dit was vast de eerste en meteen ook de laatste keer dat hij met mij op stap wil, denkt ze. Ze voelt zich opeens erg onzeker worden. Waarom is het toch zo moeilijk om iemand te vinden waarmee je dingen kan delen? Ze doet nochtans erg haar best om zich open te stellen en nieuwe mensen te leren kennen. Het is allemaal zo vermoeiend. Mia zucht. Misschien heeft Simon wel gelijk, denkt ze dan, misschien is dit niets voor hem. Misschien snapt hij het echt gewoon niet. Ze bekijkt zichzelf in de weerspiegeling van het glas van de museumdeur. Naast haar land een stadsmus die zorgeloos kwettert. Ach ja, denk Mia dan, misschien snapt Simon haar ook gewoon niet. Dit verhaal won de derde prijs in de Ward Ruyslinck Prijs voor Kortverhalen 2018.Artwork: www.shellacdesign.com

Ans DB
0 0

Decemberlucht

De lucht kleurt al donker wanneer ik die avond mijn huis verlaat.Ik trek de voordeur achter me dicht en wandel naar de bar waar ik met mijn twee broers en zus heb afgesproken. Op de hoek van de straat waar ik moet zijn, hou ik even halt. Ik neem mijn pakje sigaretten uit mijn broekzak en neem er één uit. Verdorie, het is de laatste. Ik steek de sigaret op en blaas kleine wolkjes in de koude decemberlucht.Door het raam van de bar zie ik ze zitten. John en Eléonore naast elkaar met elk een kop koffie voor zich. Ze praten met Jacques, de barman. De man staat hier al jaren achter de toog. Al zeker sinds we deze jaarlijkse traditie startten, dat moet nu zo ongeveer vijfentwintig jaar geleden zijn.Stephen zit niet bij hen. Hij zit wat verder aan de bar met zijn rug naar mij toe, afwezig in een tijdschrift de bladeren. Ik neem een laatste trek. Daarna gooi ik de peuk argeloos met duim en wijsvinger de nacht in. Ik steek de straat over en ga de bar binnen. ‘Je bent laat,’ zegt Stephen zonder op te kijken van het tijdschrift.‘Ja sorry, het is druk op de zaak en ik moest de kinderen nog te slapen leggen’ zeg ik terwijl ik hem een schouderklopje geef.‘Geen probleem hoor Dennis, let maar niet op hem,’ zegt Eléonore. Ik begroet haar met een kus en geef ook John een schouderklop.‘Whisky?’ vraagt barman Jacques al met een glas in zijn hand.‘Neen Jacques, voor mij geen alcohol op een weekavond. Doe mij ook maar gewoon een kop koffie,’ zeg ik en neem plaats op de kruk naast John. Stephen tikt met zijn nagels tegen de asbak op het ritme van de grote klok die boven de bar hangt.‘Hier zitten we weer,’ zeg ik.‘Inderdaad,’ zegt Eléonore terwijl ze langzaam in haar drankje roert. ‘Hier zitten we weer, alweer een jaar verder.’‘Eén koffie voor meneer!’ Jacques zet de kop voor me neer en begint daarna zijn koffieapparaat schoon te maken.John kijkt in het rond en zucht. ‘Er komt hier steeds minder volk. Toen we hier vorig jaar zaten, was het hier ook al niet bepaald druk.’‘Het zal vast door het slechte weer zijn,’ zegt Eléonore. Ze schuifelt ongemakkelijk heen en weer op haar kruk.‘Ja het is ineens erg koud de laatste dagen,’ beaam ik. ‘Volgens mij was het vorig jaar niet zo koud toen we hier zaten.’Eléonore schud met haar hoofd. ‘Toch wel hoor, ik had ik toen ook een dikke winterjas aan we toen we hier de vorige keer afspraken. Je weet wel, die bontjas in nerts die ik van mama heb geërfd.’John en ik knikken. Stephen zucht diep en slaat geërgerd een pagina van zijn tijdschrift om.‘Gisteren was het zelfs zo koud dat ik de kinderen twee truien moest aantrekken,’ gaat Eléonore verder. ‘Dat is toch niet normaal meer? Volgende week zou het gaan sneeuwen. Daar heb ik echt een grondige hekel aan.’‘Menen jullie dit nu?’ Stephen slaat met zijn vlakke hand op de bar. Hij kijkt ons met wijde ogen aan. ‘Gaan jullie nu echt over het weer praten?’‘Stephen…’ begint Eléonore.‘Neen Noor, ik wil dat dit stopt. Ik kan het niet meer verdragen dat er door iedereen wordt gedaan alsof er niets gebeurd is.’ Stephen’s stem beeft alsof hij elk moment de boel kort en klein zou kunnen slaan.‘Rustig Stephen,’ sist John . ‘Wat wil je dan dat we doen? Wil je dat we hier allemaal zitten huilen? Dat lost toch ook niets op man.’‘Ik kan er gewoon niet tegen dat iedereen, de hele familie, ons lijkt te mijden. Ze willen er gewoon niet over praten. Neen, geef hen maar hun rustig leven waar vooral niets in vraag wordt gesteld. Niemand vraagt ons hoe wij ons voelen. Niemand vraagt ons of we het wel redden. Als jullie nu ook al beginnen te doen alsof pa hier moment kan komen binnengewandeld, dan hoeft dit hele circus voor mij niet meer.’‘Dat doen we toch niet. Het is gewoon moeilijk om over te praten,’ zegt Eléonore zacht. ‘Dennis zeg jij ook eens wat.’Ik slik. ‘We hebben allemaal even tijd nodig Stephen. Niemand kan vatten wat er is gebeurd en iedereen gaat daar op een andere manier mee om.’‘Bullshit!’ snauwt Stephen. ‘Ik kan niet leven met al die raadsels. Waarom we bijvoorbeeld elk jaar opnieuw de tweede donderdag van december naar deze bar moesten komen van pa. Waarom mama nooit mee wilde. Ik wil praten en snappen waarom er is gebeurd wat er is gebeurd. Ik had gehoopt dat jullie aan mijn kant zouden staan, maar als jullie er zo over denken, dan bekijken jullie het maar.’ Hij grist zijn jas van de stoel, gooit wat kleingeld voor zijn koffie op de toog en stormt de bar uit.Geschrokken bijven we met zijn drieën achter.‘Waarom doet hij nu zo? We zitten toch allemaal in hetzelfde schuitje? Niemand weet het fijne van wat er zich in het verleden heeft afgespeeld in de familie?’ Eléonore begint zachtjes te huilen.‘Rustig nou Noor.’ John wrijft haar over de rug. ‘Trek het je niet aan. Natuurlijk weet niemand dat, hé Dennis?’‘Neen inderdaad,’ mompel ik.‘Wat had die ineens?’ vraagt Jacques die alles van aan de andere kant van de toog heeft zien gebeuren. Hij neemt Stephens kleingeld van de toog en kijkt me dan lang en onderzoekend aan.‘Geen idee. Slechte dag misschien?’ glimlach ik vaag en richt mijn blik snel op mijn kop koffie.‘Ja, zo’n dingen gebeuren wel eens.’ zegt Jacques en verdwijnt naar de ruimte achter de toog.Eléonore snuit haar neus. ‘Stephen heeft wel een punt. Ik zit ook nog steeds met veel vragen. Soms lig ik er ‘s nachts uren over te piekeren. Ze laten me niet los.’‘Noor toch, soms blijft het verleden beter in het verleden. Misschien is het wel goed dat we niet alles weten, het zou onze mooie herinneringen aan pa alleen maar schade toe brengen.’ John neemt Eléonore’s hand vast en knijpt er even in.‘Ik wil naar huis,’ zegt Eléonore snikkend. Ze staat op en trekt haar jas aan.‘Ik loop wel even met je mee, ik moet toch dezelfde kant uit,’ zegt John.‘Ik blijf nog even zitten,’ zeg ik ‘mijn kop koffie is nog niet leeg.’‘Vind je dat niet erg?’ vraagt John terwijl hij zijn portefeuille bovenhaalt.‘Neen hoor. Ik heb het tijdschrift dat Stephen achterliet hier nog. Maak je maar geen zorgen over mij. Laat trouwens maar zitten, ik betaal de drankjes wel.’Eléonore en John verlaten de bar. Ik blader in het tijdschrift en drink rustig mijn kop leeg. In mijn hoofd blijven Stephens woorden malen. Hij heeft gelijk. Het is inderdaad vreemd dat we elk jaar op de tweede donderdag van december hier naartoe kwamen en dat onze moeder nooit mee wilde. Het is ook vreemd dat er in onze familie nooit over vaders jeugd wordt gesproken. Langzaam giet ik de laatste slok koffie naar binnen. Ik geef een teken aan Jacques die ondertussen met wat andere bargasten aan het praten is dat ik wil betalen. Hij knikt en loopt naar zijn kassa.‘Tien Euro tachtig, alsjeblief’ zegt hij wanneer hij bij mij staat.‘Nou, jij bent er ook niet goedkoper op geworden,’ lach ik terwijl ik hem een briefje van twintig toeschuif.‘Het is voor iedereen crisis, ik moet ook zien te overleven,’ antwoord hij kort en loopt weer naar de kassa voor het wisselgeld.Ik trek ondertussen mijn jas aan en kijk even naar buiten. Het is licht gaan regenen.Jacques legt het wisselgeld en het bonnetje op de toog. ‘Alsjeblief, fijne avond nog en alvast prettige feesten.’‘Tot een volgende Jacques.’ Ik graai het bonnetje en het kleingeld van de toog en vertrek. Wanneer ik thuiskom, zit mijn vrouw op de bank televisie te kijken.‘Was het gezellig?’ vraagt ze als ik de woonkamer binnenkom.‘Viel wel mee. Stephen deed wat moeilijk,’ antwoord ik en plof naast haar op de bank neer.‘Ach, geef hem wat tijd. Hij heeft het vast erg moeilijk om alles wat er het voorbije jaar gebeurd is te verwerken.’ Ze streelt mijn arm en nestelt zich tegen me aan.‘Hm, dat kan wel,’ mompel ik.‘Ik ga slapen denk ik, Catherine, ik ben echt kapot.’ Ik sta op en maak aanstalte om naar de badkamer te gaan.‘Oh schat, heb jij misschien nog wat kleingeld?’ vraagt mijn vrouw nog net voor ik de woonkamer verlaat. ‘De kinderen gaan morgen naar de Kerstmarkt met school en ik wil ze graag wat zakgeld meegeven.’‘Natuurlijk liefje.’ Ik vis het wisselgeld en het bonnetje van vanavond in de bar uit mijn broekzak en leg het op de salontafel.Catherine neemt het bonnetje dat Jacques me gaf en ontvouwt het. ‘Wat is dit Dennis?’ vraagt ze verbaasd. ‘Er staat wat opgeschreven.’ Mijn vrouw geeft het bonnetje aan mij.‘Meer info over je vader, morgen 19u30, Steenstraat 13. Zeker komen. Groeten, Jacques.’‘Wel heb je ooit…Jacques…’ zucht ik. ‘Decemberlucht’ haalde de top tien in de Ward Ruyslinck Prijs voor Kortverhalen 2018

Ans DB
10 0

2017, een jaar van knallen en opstaan

Het was zondag tien september 2017 ergens in een Grimbergs rusthuis. ‘Hou gij u ook goed hé, Anske!’ Ik knik en verlaat opgelucht de kamer. Het gaat beter met mijn grootmoeder. Ze weet mijn naam nog en ze is rustiger dan de laatste weken. Ze blijft nog wel even bij ons.Drie dagen later is ze dood. Op dertien september, nota bene de 43ste huwelijksverjaardag van mijn ouders, is ze eindelijk naar haar grote liefde, mijn grootvader, vertrokken. 2017, je sloeg en zalfde met dezelfde hand. In tegenstelling tot 2016, begon 2017 erg kalm. Het zou een jaar van rustpunten worden. Mijn ouders zouden met pensioen gaan en eindelijk van het leven kunnen genieten. Iedereen was gezond en ikzelf was net met een nieuwe job gestart. Ik zag het helemaal zitten en had erg hoge verwachtingen van dit nieuw begin. Eindelijk zat ik op de plek waar ik de voorbije tien jaar hard voor had gewerkt. Ik ging er volledig voor. Dagen van tien uur en meer op kantoor en elke dag naar huis al denkend aan de avonturen van de volgende dag. Ik had het gevoel dat ik leefde en niemand zou mij dat nog afpakken. In mei kwam de eerste kleine barst in het jaar dat zo aangenaam begonnen was. Ik ging te hard op in mijn job en ik moest een versnelling lager schakelen. Geen probleem, dacht ik, dit is niet de eerste keer dat ik me vergaloppeer in mijn perfectionisme. Ik ken mezelf onderhand al wel en weet hoe ik in zo’n situaties moet handelen. Ik stond weer op, haalde een paar keer diep adem, rechtte mijn rug en liep verder. Maar 2017 ging een stap verder in het stellen van beproevingen. In mei belandde mijn grootvader in het ziekenhuis en ook andere familieleden werden medisch voor voldongen feiten gesteld. Pijnlijk en vooral erg oneerlijk. Ik zag mensen rond mij breken en dat brak dan weer mijn hart. Tegen juni ging op het werk van kwaad naar erger. Stress werd te hoog, deadlines te kort en ik begon te wankelen. Ik voelde mij verloren in een gang zonder ramen waar dromen langzaam in nachtmerries waren veranderd. Hoewel ik kon rekenen op een aantal erg fijne collega’s, woekerde de stress tot hoog boven mijn hoofd. Ik verloor mijn geduld, mijn humeur, mijn goesting en ik werd ziek. Eerst voor twee dagen, dan voor een week. Ik stelde mezelf dagelijks de vraag wat ik dan wél wilde gaan doen, maar voor het eerste sinds jaren kon ik geen antwoord meer bedenken op die vraag. Gelukkig waren juli en augustus lichtpunten. Mijn schrijfwerk liep vlot en er diende zich een aantal theaterprojecten aan die mij de tweede helft van het jaar 2017 een reden zouden geven om te blijven doorgaan. Ik leerde mensen kennen die mij inspireerden en had een paar goede vrienden die mij eraan herinnerden dat ik meer was dan enkel een postproducer.En toen gebeurde er iets wat ik nooit had durven dromen: mijn eerste boek werd gepubliceerd. Ik heb geen kinderen, maar ik durf te geloven dat een boek op de wereld zetten een soortgelijk gevoel geeft. Je laat iets wat uit jou is gekomen los op de wereld niet wetend wat ermee zal gebeuren, maar waarvan je zeker weet dat zelfs al is het niet perfect, je er moeilijk een kwaad woord over verdraagt. September gaf de laatste mokerslag van 2017. Mijn oma stierf en hoewel ik goed afscheid heb kunnen nemen, deed dat toch veel pijn. De vrouw die vierendertig jaar lang één van mijn grootste voorbeelden was, zou nu alleen nog in mijn herinneringen leven.Rond mij zag ik dat andere mensen op hun beurt geliefden moesten afgeven. Ik zag sterke en mooie mensen huilen om oneerlijk verlies. Verlies dat veel te vroeg of onverwacht kwam, maar ook om verlies dat misschien meer te voorzien was, maar daarom niet minder inhakte.Na elke begrafenis of rotte werkdag kwam ik alleen thuis en voor het eerst sinds jaren besefte ik echt hoe eenzaam het bestaan zonder lief kan zijn. Letterlijk alles in mijn lijf deed pijn. Ik verloor gewicht, mijn gezondheid, en als laatste mezelf. Dit moest stoppen. En gelukkig deed het dat. Eind september kreeg ik een verlossende telefoon. De job waar ik al een aantal maanden voor aan het solliciteren was, was van mij. Voor het eerst sinds maanden huilde ik niet uit wanhoop maar uit hoop. Ik kreeg de kans om een switch te maken en na tien jaar afscheid te nemen van een job waarvan ik door de jaren heen misschien wel ongezond veel was gaan verwachten. De laatste twee maanden van 2017 waren er van loslaten en opnieuw beginnen. Van in de spiegel durven kijken en nadenken over hoe het nu verder moet. Van mijn gezondheid onder handen nemen en mijn goesting in het leven terugvinden.Ik ben er nog niet, maar ik ben er mee bezig en dat voelt eindelijk weer goed. Gelukkig is er vanaf nu een 2018 en dat is voorlopig even het enige wat ik nodig heb.

Ans DB
0 1

Time Management

‘Vierentwintig uren in een dag vind ik toch écht te weinig. Ik kom er alleszins niet mee toe.’ Ze kijkt me aan alsof ik de minuten-fee ben die haar tekort aan tijd voorgoed uit de wereld kan helpen. Anastasia, ik ken ze al van toen ze nog Staasje was. ‘Dàt is lang geleden,’ kirde ze toen ik net de koffiebar binnenwandelde. De tijd waar zij steeds te weinig van heeft, heeft weinig vat op haar gehad, want ze is nog niets veranderd. ‘Waarmee ben jij tegenwoordig allemaal bezig?’ Staasje kijkt me oprecht geïnteresseerd aan met haar grote, zwart omlijnde ogen.‘Ik werk in de media en in mijn vrije tijd schrijf ik zo een beetje.’ zeg ik met enige fierheid.‘Wat leuk! Ik ben zelf ook echt een creatieve duizendpoot. Organiseren, filosoferen, acteren en creëren: ik combineer het het liefst allemaal.’ kraait ze net iets te luid.Normaal heb ik een hekel aan dit soort immer opgewekte mensen, maar om de één of andere reden intrigeert dit exemplaar me. Ik ben zelfs een beetje jaloers op haar tomeloze energie. Ze geeft me het vreemde gevoel dat het licht iets feller gaat schijnen wanneer ze praat. ‘Sinds drie jaar heb ik een blog,’ ratelt ze ongestoord verder. ‘Het loopt goed hoor! Al twijfel ik tegenwoordig of ik nog wel op het juiste spoor zit. Een blog is dat nu niet echt iets uit 2013? Misschien moet ik wel iets met tutorials gaan doen? Of vloggen? Maar ja, daar kruipt allemaal ook weer zo veel tijd in.’ Er valt een stilte, iets wat ongewoon is in haar aanwezigheid. Ze bijt op haar lip en begint nonchalant door het trendy magazine dat voor haar ligt te bladeren. ‘Ja, dat ga ik doen!’ zegt ze dan ineens beslist. ‘Ik start een vlog en dan interview ik elke week een inspirerend iemand. Dat is toch een goed idee?’Staasje verwacht geen antwoord op die laatste vraag. In haar hoofd maakt ze al een lijst van BV’s die ze wil strikken voor haar nieuwe plan. Ze tokkelt genadeloos met haar gelnagels tegen haar koffiemok en tuit haar lippen even. Ik zit haar gebiologeerd aan te staren, overweldigd door haar aanstekelijk enthousiasme. ‘Heb je al eens iets gelezen op mijn pagina?’ vraagt ze dan ineens. Helaas wacht ze deze keer wel op mijn antwoord.‘Nog niet, maar ik ben het zeker wel van plan.’‘Het is wel iets voor jou denk ik! Ik richt me vooral op jonge, hippe vogels die het graag op hun manier doen. Zoals ik in feite. Ik bewandel ook nooit de platgetreden paden. Een ordinair geschenk uit de winkel dat is bij mij uit den boze! Neen, ik geef altijd iets zelfgemaakt en origineel.’‘Klinkt leuk allemaal!’ glimlach ik schaapachtig. ‘Als ik straks thuis ben, ga ik zeker eens snuisteren op die blog van jou.’ Dat laatste lieg ik. Ik heb wel degelijk de intentie om haar blog te lezen, maar helaas zijn mijn dagen met hun vierentwintig uur soms ook gewoon te kort.

Ans DB
0 0

Vogelverhaal

Beduusd staren we met zijn twee naar het natgeregende terras.‘Zielig hé,’ zegt mijn vriendin. Ze laat haar vingers pathetisch langs het raam naar beneden glijden. Ik tuur meewarig naar de dode witte duif op de donkerblauwe tegels voor ons. Ze ligt er vredig bij, met haar oogjes dicht en haar beide pootjes in de lucht. ‘Hoe is ze daar terechtgekomen?’ vraag ik.Mijn vriendin trekt haar schouders op en loopt naar de bank waar ze neerploft.‘Tegen het raam gevlogen denk ik. Ze lag er al toen we vanmiddag van het boodschappen doen thuiskwamen.’‘Een tragische dood,’ zeg ik en duw mijn neus tegen het raam.‘Sht!’ sist mijn vriendin en wijst naar haar twee peuters die ongestoord op de mat aan het spelen zijn. ‘Ik heb hen verteld dat ze vast een vredesduif is, die moe is van al het vrede brengen in de wereld. Dat ze gewoon even een dutje doet en morgen wel weer vertrokken zal zijn om haar zware taak verder te zetten.’Ik kijk mijn vriendin met grote ogen aan. Fascinerend hoe ze steeds weer de meest van de pot gerukte verhalen aan haar kinderen wijsmaakt om hen het leed des levens te besparen. ‘Tegen morgenochtend moet ik dat ding dus op de één of andere manier weg zien te krijgen.’ fluistert ze samenzweerderig in mijn richting. ‘Zo lang het er ligt, mogen de kinderen niet buiten. Stel je voor dat ze het vieze ding zouden aaien, ik moet er niet aan denken.’Ik knik begrijpend. Wat doe je in godsnaam met een dode duif die je terras bezoedeld? ‘Misschien kan je ze in de tuin begraven?’ probeer ik.‘Ben je gek? Ik kom daar niet aan hoor! Dat beest zit vast vol met enge bacteriën.’Mijn vriendin zwijgt even en zegt dan beslist: ‘Ik weet wat ik ga doen! Ik ga ze met een schop over de haag gooien bij de buren, dan kunnen zij er maar een oplossing voor vinden.’‘Ga je daar geen last mee krijgen?’ frons ik mijn wenkbrauwen.Mijn vriendin grijnst. ‘De tuin van die marginalen hiernaast is sowieso een stort, een dode vogel meer of minder zal heus het verschil niet maken.’ Tevreden met haar plan staat mijn vriendin op en loopt naar het aanrecht.‘Koffie?’ vraagt ze vrolijk.‘Ja graag,’ knik ik. Ik denk even na over het net gesmede plan, mijn blik nog steeds op de dode vogel gericht. ‘Misschien is het nog zo geen gek idee,’ zeg ik dan en trek kort mijn schouders op. Ik draai me om en ga aan de keukentafel zitten, klaar voor mijn kop koffie. Mijn vriendin leunt glunderend tegen het aanrecht en zet tevreden haar handen in haar zij. ‘Vanavond, als het donker is, dan ga ik de tuin in en dan sodemieter ik dat dooie ding met een schop over de haag. Dan ben ik er vanaf en de kinderen kunnen weer buiten. Probleem opgelost!’‘Ideaal!’ beaam ik met een glimlach.‘Er is wel één probleem,’ zegt mijn vriendin dan ineens zacht, ‘we hebben geen schop.’

Ans DB
0 0
Tip

Over te grote pillen en internet

Jacoba knijpt zacht in het wit plastic medicijndoosje dat ze in haar hand klemt en tuurt door de ronde opening. De pillen zijn veel te groot, dat ziet ze zo. Die krijgt ze nooit doorgeslikt. Ze huivert bij de gedachte dat er eentje in haar keel zou blijven steken. De kans dat de kanker haar binnen een aantal maanden fataal zal worden is reëel, het hoeft nu ook niet per se sneller dan het al zal gaan.Ze schudt een pastille uit het potje en stopt die in haar mond. De pil voelt tussen haar tong en gehemelte nog groter aan dan hij er uitzag. Poging één. Kin naar beneden en met veel water naar binnen, had de dokter gezegd. Jacoba schenkt zichzelf een groot glas in en neemt een serieuze slok. Niet nadenken, gewoon slikken. Als bij wonder lukt het haar om de pil in keer naar binnen te spelen. Ze glimlacht tevreden. Deze eerste horde van de dag heeft ze al met glans genomen. Straks nog naar het ziekenhuis voor een bespreking met dokter Boyens, daarna lunch met ongemakkelijke gesprekken bij haar ouders en vanavond doen alsof er niets aan de hand is bij haar vriendinnen van de oud-scouts. Vandaag wordt een makkie in vergelijking met de eerste chemotherapie die haar volgende week te wachten staat. Jacoba zucht. Ze wordt zenuwachtig bij de gedachte dat niemand haar met zekerheid kan zeggen hoe haar toekomst er uitziet. Niemand kan voorspellen hoe ze op de behandeling zal reageren.Ze gaat aan haar bureau zitten en klapt haar laptop open. Ze twijfelt even, maar surft dan toch naar Google. Tegen beter weten in typt ze ‘bijwerkingen van chemotherapie bij leukemie’ in het zoekvenster. Iedereen weet dat je beter nooit zo’n zaken op internet opzoekt, maar Jacoba kan het toch niet laten. Als ze voorbereid is op het ergste, dan kan het alleen maar meevallen. Misselijkheid, haaruitval, verlies van je vruchtbaarheid. Rillingen lopen over haar rug bij wat ze allemaal leest. Ze heeft altijd getwijfeld of ze kinderen wilde, maar nu de kans bestaat dat ze zelfs de keuze niet meer zou hebben, ontstaat er toch opstandigheid in haar hoofd. Ze klapt de laptop dicht. Genoeg zelfkwelling. Jacoba staat op en gaat aan het raam staan. Vogels zingen een laatste herfstdeuntje alvorens ze naar betere zuiderse oorden vertrekken. Een beter leven tegemoet. Jacoba staart naar hun guitige gele snavels. Misschien gaat zij ook wel een beter leven tegemoet. Misschien bestaat de hemel waar ze vroeger op school over leerde wel en kan ze daar heerlijk hele dagen in de zon liggen en fijne dingen doen waar ze nu nooit tijd voor heeft. Eindelijk genieten van het leven zoals ze dat op deze aarde misschien nooit echt genoeg heeft gedaan. Ze tikt met haar nagels tegen het raam. De vogels in de tuin schrikken en vliegen op.Over de dood heeft ze hiervoor eigenlijk nog nooit nagedacht. Een hemel zou mooi zijn, maar wat als er niets meer was na dit leven. Haar vader zegt altijd dat een mens gewoon een soort chemische reactie van cellen was en dat eens die chemische reacties stopten, je lichaam gewoon een kapot omhulsel was. Misschien is dat wel zo. Jacoba krijgt een vreemd gevoel van spijt. Spijt om de dingen die ze uit angst nooit heeft gedaan. Reizen naar Australië bijvoorbeeld of zeggen tegen Frank hoe graag ze hem zag op het moment dat Nel en Lilo er nog niet waren. Jacoba slentert naar de bank en ploft daar neer. Haar ademhaling wordt zwaar en voor ze het goed en wel beseft barst ze in hevig snikken uit. Heel haar leven heeft ze geprobeerd om iets te betekenen op deze aarde. Ze heeft willen het verschil maken, al was het maar voor één iemand. Ze heeft hard gewerkt en altijd geprobeerd om goed en eerlijk te zijn. Toch lijkt haar grootste angst nu waarheid te worden: ze zal sterven zonder ooit iets te hebben betekent. Ze zal nooit de Nobelprijs hebben gewonnen en ze zal nooit een medaille hebben gekregen. Ze kreeg geen onderscheiding voor bewezen diensten of werd nooit benoemd tot werknemer van de maand. Ze zal nooit iemands grote liefde of vrouw zijn geweest en nooit iemands moeder. Haar leven zal een verwaarloosbare passage in de de geweldige geschiedenis van de mensheid zijn. Jacoba probeert haar tranen tevergeefs te drogen. Ze moet naar het ziekenhuis vetrekken. Langzaam hijst ze zichzelf van de bank en loopt ze naar de badkamer om haar make-up te fatsoeneren. Ze forceert een glimlach in de spiegel om zichzelf bij elkaar te rapen voor vandaag. De hordes van die dag zijn dan misschien niet zo hoog bedenkt ze zich, maar ze nemen wordt door haar ziekte dag na dag toch net iets moeilijker.

Ans DB
0 0

16 April

16 April 2002 was voor velen niet veel meer dan de dag na 15 april 2002. Als je iemand vraagt wat voor weer het die dag was, dan zal bijna niemand je daar een antwoord op kunnen geven. Als je aan mensen vraagt wat zij die dag deden, dan zullen de meesten je het antwoord verschuldigd blijven. Ik hoor in dit geval, jammer, genoeg niet bij de meesten. 16 april 2002 was het typisch Belgisch weer. Er was geen zon en ook geen regen. De hemel zat wel dicht met grijze wolken en ik bevond mij op mijn piepklein kot in het centrum van Antwerpen.  Het was die dag mijn moeders vijftigste verjaardag, maar in tegenstelling tot wat je zou verwachten, was ik het die op een telefoontje van haar zat te wachten.  Ik weet nog precies weet hoe mijn gsm rinkelde en hetgeen ik angstig verwachtte, werd bevestigd.  Hij was gestorven. De jongste broer van mijn vader. Zelf vader en veel te vroeg  weggehaald  uit het  levendig jonge bestaan van zijn gezin.  Mijn hart brak voor de eerste keer op een manier die ik nooit eerder had gekend.  Zelfs vandaag heb ik nog steeds geen woorden gevonden om het gevoel van dat soort verlies te beschrijven. Laat staan dat ik ooit al de juiste woorden van troost  in dergelijke situaties tegenkwam. Het is iets raars. Negeren lijkt het gemakkelijkst, maar de herinnering slaat uiteindelijk sowieso dubbel zo hard terug. Het is vreemd hoe ik die dag mijn moeder aan de andere kant van de lijn nooit een gelukkige vijftigste verjaardag wenste. Hoe ik nog exact weet dat ik  een paar minuten aan de grond genageld stond en daarna op automatische piloot de trein naar mijn toenmalig lief in Leuven nam, zonder mij een treinrit te herinneren.  Het is vreemd hoe ik de rest van die dag  alleen maar wilde wegrennen van iedereen die erover wilde praten, omdat erover praten niemand terugbrengt. Het is vreemd hoe ik nog precies weet wat ik aan had op de begrafenis en hoe ik die kleren daarna nooit meer aan zou doen. Alsof ze doordrongen waren van verdriet en dingen die ik nooit meer wilde voelen. Ijdele hoop natuurlijk, want bij het leven hoort nu eenmaal de dood. Vreemd ook hoe ik die kleren nog steeds in mijn kast heb, terwijl ze al lang niet meer passen. Ik laat ze hangen, omdat ik niet wil vergeten. Omdat ik nooit wil vergeten dat elke gezonde dag die je in dit leven krijgt, dient om ervan te genieten. Gisteren waren we 16 april 2017. Vijftien jaar later is deze dag nog steeds niet zoals ze was voor 2002. Mijn moeder blies vijfenzestig kaarsjes uit en dacht daarbij zoals elk jaar nog steeds aan de dag dat ze door verdriet nooit écht vijftig werd. We vierden Pasen bij mijn grootouders, maar er bleven ondertussen al twee stoelen leeg.  Op een verrijzenis kunnen we enkel maar tevergeefs hopen, maar misschien moeten we net daarom de levenden vandaag een beetje meer vieren. 

Ans DB
0 0

Kampvuur en avondrood

De laatste avond aan het kampvuur op scoutskamp was altijd de leukste. Leen porde me aan: ‘Wie vind jij de knapste?’‘Ward,’ loog ik. Ik had daar eigenlijk nog niet over nagedacht, maar dan zou ik er vast en zeker niet bijhoren. Ik was niet zo met jongens bezig in die tijd. Of neen, ik vertel het verkeerd: ik was niet zo serieus bezig met jongens in die tijd. Ik was zeventien en op dat vlak nogal een laatbloeier.‘Oké Ward!’ zei Leen enthousiast ‘Ga er dan maar snel bij staan, want Ina is hem al aan het inpakken.’Ik trok mijn schouders op. ‘Jaja, straks.’‘Ha hier, Leen en Fran.’ Ik keek opzij, recht in de ogen van een blonde jongen. Ik had hem vaagweg wel eens zien rondhangen op het kampterrein bij de andere jongens, maar had nooit echt aandacht aan hem geschonken.‘Ha Bram!’ zei Leen met een hoog stemmetje, zoals alleen jonge meisjes dat kunnen. ‘Ben je aan het genieten van de laatste avond?’‘Ik heb biertjes meegenomen,’ negeerde Bram Leen en hij duwde de flesjes in onze handen.‘Dank je’, zei ik en keek hem arrogant aan. Wie dacht hij wel dat hij was, ik kon mijn bier best wel zelf halen. Bram grijnsde, alsof hij mijn gedachten kon lezen. ‘Ik heb je vorige week gezien,’ zei hij geheimzinnig.‘Oh ja, waar dan?’ vroeg ik.‘In de supermarkt vorige vrijdag, met je moeder.’Verrek, dacht ik, dat klopt. ‘Oh, ja dat kan,’ zei ik en probeerde daarbij zo nonchalant mogelijk te klinken.Leen, die had opgemerkt dat ze overbodig werd in deze scène, zei fijntjes ‘Ik ga dan maar eens daar staan,’ en verdween. ‘Drink van je biertje, straks is het lauw. Niets viezer dan lauw bier,’ zei Bram en wees naar het flesje in mijn hand.Ik nam snel een slok. Bram leunde op zijn linker been en trok zijn ogen tot spleetjes. ‘Ik heb je niet veel gezien dit kamp, heb je het naar je zin gehad?’Ik knikte: ‘Ja hoor, het was heel plezant. Jammer wel van het weer. Veel regen hé?’ zei ik schaapachtig. Typisch, dacht ik, terwijl iedereen vanavond een kampliefje probeert scoren, ben ik over het weer aan het praten.Gelukkig had hij meer zin voor sfeer en romantiek. ‘Je hebt eigenlijk best mooie ogen,’ zei hij.Ik kuchte ongemakkelijk. ‘Vreemd toch dat ik jou niet heb gezien in het warenhuis dan.’‘Ja,’ zei hij schalks. ‘Ik stond nochtans niet zo ver van je vandaan en keek duidelijk in je richting.’Oh jeetje, mijn maag trok samen. Hij glimlachte geruststellend. Er zat een fonkeling in zijn ogen, zo eentje die je niet zo heel vaak in je leven in jongensogen tegenkomt.‘Rook je?’ vroeg hij plots.‘Soms,’ zei ik stoer.Hij greep mijn arm en trok me mee, weg van het kampvuur. Aan de slaaptenten bleven we staan. Hij bood me aan sigaret aan. Onwennig stak ik het ding aan en nam een trek. Er viel een stilte, tot we werden opgeschrikt door gegiechel uit een tent.‘Kijken?’ fluisterde hij.Ik giechelde en knikte hevig. We doofden onze peuken en slopen naar de tent waaruit het geluid kwam. Bram en ik staken onze hoofden naar binnen. Daar zaten Rik en Lena in een innige omhelzing te zoenen. Toen ze ons opmerkte schrokken ze zich rot.‘Oprotten, jullie storen!’ bulderde Rik, terwijl Lena zenuwachtig begon te lachen. Rik gooide vervolgens een kussen naar onze hoofden, die we tijdig konden ontwijken door gierend van het lachen weg te rennen.‘Eindelijk,’ hijgde ik toen we weer bij het kampvuur aankwamen. ‘Lena loopt al maanden gek van Rik. De volle maan heeft de vonk dan toch doen overspringen.’‘Het gevolg van kampvuur en avondrood.’ grijnsde Bram. ‘Ach ja, Rik, knappe jongen en super charmant met meisjes. Wie loopt er niet gek van?’‘Ik niet hoor,’ zei ik.‘Oh neen en van wie loop jij dan gek?’ vroeg hij. Hij zette een stap dichter naar me toe. Ik schrok. Zo dicht had ik me nog niet vaak gevoeld bij iemand, figuurlijk dan. Ik had heus wel al eens met een jongen gekust, maar nog nooit had iemand uit zichzelf zo veel interesse in mij getoond.‘Ik moet naar de toilet,’ flapte ik er uit.‘Oh, dan moet je gaan,’ antwoordde hij. De teleurstelling was van zijn gezicht af te lezen.‘Ja sorry,’ stamelde ik, draaide me om en rende weg.In de toiletten moest ik even op adem komen. Daarna raapte ik al mijn moed bij elkaar en liep terug naar het kampvuur. Bram stond niet meer op de plek van daarnet. Ik plofte neer naast Leen.‘Was het plezant met Bram?’ gniffelde ze.Ik zuchtte. ‘Er is niks speciaals gebeurd hoor.’‘Jammer,’ zei Leen en sloeg haar arm half plagend, half troostend om me heen.‘Ach ja,’ mompelde ik. Op dat moment zag ik Bram aan de overkant van het vuur, in een donkere hoek, zitten. Hij was met een paar andere jongens aan het grappen. Hij leek zich te amuseren. Misschien vond hij het dan toch niet zo erg dat ik was weggelopen. De avond liep ten einde. Onze leiders spoorden ons aan naar onze tenten te gaan en een laatste keer in onze klamme slaapzakken te kruipen. Rik en Lena, die ons ondertussen weer aan het kampvuur hadden vervoegd, gaven elkaar een laatste kus voor deze avond. Ina die knus tegen Ward aanlag, zette zich met veel tegenzin recht. Leen was het druk tegen mij aan het uitleggen, maar wat ze zei, hoorde ik niet. Ik tuurde in het donker, in de hoop nog een laatste glimp van Bram op te vangen. Helaas, hij was nergens meer te zien. Ik draaide me om en liep richting Ina, Lena en de andere scoutsmeisjes.‘Wat een avond,’ zei Ina.‘Ja, wat een avond,’ lachte Leen. ‘Lena, heeft eindelijk met Rik gekust. Wie had dat nog durven dromen,’ zei ze terwijl ze Lena een vette knipoog gaf.‘Ik ben zo gelukkig,’ glimlachte die gelukzalig.‘Het is al goed,’ zei Leen, ‘kom we gaan slapen. Hoe sneller we slapen, hoe sneller je weer bij hem kan zijn.’De meisjes maakten aanstalten om richting tenten te lopen. Ik treuzelde.‘Komaan Fran,’ zei Leen en trok aan mijn mouw.Teleurgesteld draaide ik me nog een laatste keer om naar het kampvuur. Niks. Alleen maar een uitdovend vuur en opkomende ochtendmist. Zo jammer, dacht ik.Ineens schoot er een schim uit de duisternis naar me toe. Het was Bram. Hij liep recht op me af en kuste me vol op de mond. Ik stond als aan de grond genageld.‘Dat was ik nog vergeten,’ zei hij.Ik keek naar hem zoals ook ik dat daarna niet zo heel vaak meer naar een jongen zou doen.‘Tot morgen?’ vroeg hij.‘Tot morgen,’ fluisterde ik.Tevreden draaide hij zich om en liep richting jongenstenten.Leen, die het hele tafereel had zien gebeuren, stond met open mond naar mij te kijken.‘Dat was pas echte liefde,’ zei ze en begon te lachen.‘Neen Leen,’ zei ik ‘dat was gewoon kampvuur en avondrood.’

Ans DB
0 0

Valentijn niet van toepassing

‘Heb jij een vriendje?’ vraagt ze en flipt haar ellenlange blonde haren elegant naar achter.‘Neen, die heb ik niet.’ zucht ik een beetje wanhopig.Ik ben al een hele poos single en toch breekt mijn hart elke keer die vraag mij wordt gesteld.‘Zou je je dan niet haasten? Je bent al voorbij de dertig hoor,’ zegt ze met een volstrekt serieuze blik.Wie denkt dat ze een grapje maakt, heeft het mis. Dat maakt ze namelijk helemaal niet. Ze kijkt me onderzoekend aan alsof ze speurt naar de reden waarom ik gedoemd ben als single door het leven te gaan.‘Ach een man, dat is toch alleen maar miserie,’ zeg ik stoer, terwijl ik vanbinnen een beetje sterf. ‘Ik heb daar allemaal geen tijd voor.’‘Dat zal wel ja,’ antwoordt ze op een gemene toon en draait zich ostentatief om. Jammer genoeg is de net genoemde blondine niet de enige die mij bedenkelijk aanstaart nadat ik vertel dat ik alleen op deze wereld rondloop. Sinds ik de dertig gepasseerd ben, bevind ik me steeds vaker in dergelijke penibele situaties. Alsof je vanaf je dertigste als vrouw totaal abnormaal bent wanneer je geen man en kinderen in je huis hebt wonen. De blik van ‘jij zal wel een heel moeilijke zijn’ of ‘jij kiest er zeker voor om alleen te zijn’ zijn mij sinds een jaar of drie zeer vertrouwd. Het aller-pijnlijkst moment was misschien wel mijn laatste verjaardag. Goed geluimd trok ik ’s ochtends naar de kapper. Als je jarig bent, dan mag je jezelf wel eens trakteren op een nieuwe coupe, vond ik. Zoals dat gaat bij kappers, begon de coiffeuse een goedbedoeld praatje tegen me. Eerst over het weer, dan over de drukte in hun zaak, dan over de geplande vakantie om zo bij hun dochter Tasha uit te komen. Tasha ging dit jaar met hen mee op vakantie, want het was net uit met haar vriend. Dat was toch wel erg jammer, zo stelde de kapster, want nu was ze weer alleen en als je vierentwintig bent dan is het niet meer zo simpel om nog iemand te vinden.Ik zakte een beetje dieper weg in de kappersstoel, want ik voelde dat de gemeenste vraag der vragen weer in aantocht was.‘Heb jij een vriend?’ vroeg  de kapster terwijl ze een klodder anti-krulgel in mijn haar smeerde.‘Neen, ik ben alleen,’ glimlachte ik schaapachtig.‘Ach gut.’  Ze trok een pijnlijk gezicht. ‘En hoe oud ben jij?’’Drieëndertig jaar,’ zei ik alsof dat een zonde was.‘Oei’ siste ze en trok een gezicht alsof ze net een hele citroenboom had leeg gegeten.‘Het zal er wel een keer van komen zeker. Zoiets kan je niet forceren,’ probeerde ik een positieve noot in de situatie te brengen.‘Ja, ik weet niet hoor, als je zo oud bent. Het wordt er toch ook niet gemakkelijker op.’ schudde ze met haar hoofd. ‘Gewoon stijl zoals altijd?’‘Huh?’‘Je haar? Gewoon stijl gebrusht?’ vroeg ze met de haardroger al in de aanslag.‘Perfect’ knikte ik en beet een beetje sip op mijn onderlip.Het heugelijke feit dat ik die dag jarig was, durfde ik niet meer te vertellen.

Ans DB
0 0

Begijnen 2.17

Het is zo ver! Eindelijk weet ik  wat ik wil worden: begijn. Hoe ik tot dat besef ben gekomen? Wel, ik zat met een vriendin met een kledingstandje op een tweedehands verkoop. We verveelden ons stierlijk, want zoals dat regelmatig gaat op zo’n evenementen, waren er meer verkopers dan kopers. Gelukkig had mijn vriendin, die van het spirituele type is, de ‘Hapyness’ meegebracht. Dit magazine belooft je de weg naar balans en innerlijk rust in je leven te vinden.  We bladerden  door de pagina’s innerlijke balans en kwamen zo voorbij een artikel over vrouwen en vriendschap. Zo zouden vrouwen al eeuwen, al dan niet gedwongen, de neiging hebben om ‘clubjes’ te vormen. Het rode avondlicht, boekenclubs,  naailessen, Pussy Riot,  The Spice Girls: allemaal verdoken of minder verdoken vormen van feministische bendevorming. Zo ook: de begijnen. Begijnen duiken voor het eerst op rond de middeleeuwen. Het waren alleenstaande vrouwen die binnen de Rooms-Katholieke Kerk deel uitmaakten van een soort van vrije lekengemeenschap. Het verschil tussen begijnen en de beter bekende nonnen, is dat begijnen geen eeuwige geloften aflegden. De enige gelofte die ze aflegden was die van kuisheid. Ook anders is dat begijnen hun geld en onroerende bezittingen mochten behouden.‘Dat is het!’ porde ik mijn vriendin aan.‘Ga jij een gelofte van kuisheid afleggen?’ vroeg ze met opgetrokken wenkbrauwen.‘Kuisheid da’s een ruim begrip,’ antwoordde ik kordaat.Verder in het artikel lazen we dat de laatste begijn ter wereld zou zijn overleden in Kortrijk in 2013.‘Een uitgestorven ras!’ kirde ik opgetogen tegen mij vriendin. ‘Als we snel zijn, dan kunnen we de eerste zijn in een nieuwe generatie van begijnen.’Mijn vriendin gniffelde en schudde met haar hoofd. Later die avond zat ik er toch nog verder over na te denken. Hoe kon het zijn dat in deze tijd waar in de media steeds vaker wordt verteld over het stijgend aantal alleenstaanden, een groepering als de begijnen was uitgestorven?  Was het enkel dat Rooms-Katholieke dat vrouwen tegenhield?  Konden we dat niet gewoon een beetje naar de achtergrond duwen, zodat ook dames met andere geloofsovertuiging zich konden aansluiten? Misschien kon ik wel een nieuw soort van begijnenbeweging stichten? Ik ben ook alleenstaand, verdien ook mijn eigen geld en toch voel ik nu ook niet meteen een roeping om bij een kloosterorde in te treden.  Het lijkt me best gezellig om met een bende dames samen te hokken. Ik zag mezelf ineens al lopen langs de kleine gezellige huisjes die je in een begijnhof vaak ziet. Ik zou stoppen met werken en enkel nog groenten kweken in mijn tuin. De rest van de dag zou ik schrijven en lezen. Wat een geweldig leven! Ik nam mijn computer en zocht op google naar meer info over begijnen om nog meer te weten te komen over mijn nieuwe groep toekomstige vriendinnen. Aan mijn enthousiasme kwam echter abrupt een einde. Mijn oog viel namelijk op de foto’s van deze vrije vrouwengemeenschap. Zwarte gewaden en witte kappen alom. Ze zagen eruit als karakterloze pinguïns. Dit kon niet waar zijn. Ik sloeg mijn laptop teleurgesteld dicht en aaide snel liefkozend met mijn hand over mijn designer outfit. My precious, dacht ik. Geen enkele zelfstandige vrouw zou haar lievelingsoutfit willen missen. Dat en slechts dat, besloot ik, was dus de hele reden van het uitsterven van begijnen.

Ans DB
0 0

So you think you can art?

Een snuifje arty farty kan ik best wel pruimen. Soms is kunst op het eerste zicht misschien niet meteen toegankelijk en moet je een beetje moeite doen om het te appreciëren. Regelmatig zelfs doe ik een poging om mijn beide voeten van de grond te krijgen om mee te gaan in de gedachtengang van een artiest. Maar soms gaan dingen gewoon te ver. Zoals vorige vrijdag bijvoorbeeld. Ik ben een fervente danser. Al van kindsbeen af trippel ik rond van de ene danszaal naar de andere. Ik kijk ook graag naar dansprogramma’s op televisie à la ‘So you think you can dance’. Dus dacht ik: waarom niet nog eens naar een live dansvoorstelling gaan kijken? De sensatie van een groep dansers op een paar meter van jou te zien zwoegen, is vaak onbeschrijflijk mooi.Zo gedacht, zo gedaan. Vrijdagavond trok ik vol verwachting naar de plek waar het zou gebeuren. Ik was lichtjes gestrest, want de afwezigheid van parkeergelegenheid had ervoor gezorgd dat ik tien minuten te laat aankwam. Hijgend strompelde ik de zaal binnen. ‘Eindelijk,’ dacht ik ‘eindelijk kan ik mijn weekend beginnen met een ontspannende dansvoorstelling.’ Al snel had ik echter door dat dit geen gewone dansvoorstelling was. Neen, waar ik in terecht was gekomen was wat men tegenwoordig een ‘perfomance’ noemt. Als toeschouwers bevonden we ons rechtstaand in een expositieruimte waarin twee, laat ons ze voor de gemakkelijkheid ‘danseressen’ noemen, hun ding stonden te doen. Ze waren gehuld in vleeskleurige strapless body’s die de illusie van naaktheid moesten creëren. In het begin deed ik nog mijn best om me in te leven. De twee danseressen vormden beelden aan de hand van bepaalde poses die ze elkaar aanmaten. Ze maakten daarbij gebruik van gewaden vervaardigd uit lange stukken stof. Met mijn brein probeerde ik de poëzie in dit staaltje weinig dansante kunst te zien. Helaas begon het getoonde tafereel na twintig minuten danig te vervelen. Soms verwisselde ze van plaats in de ruimte en dan kreeg ik steeds weer een opstoot van ijdele hoop op beters. Helaas, wat we als publiek te zien kregen was meer van hetzelfde. De twee danseressen gingen om de beurt in een soort standbeeld-houding staan wat de bedoeling had om bepaalde gevoelens op te wekken bij ons toeschouwers. Het enige wat bij mij werd opgewekt was de zin om naar huis te gaan. Een beetje actie of een klein danspasje had ik op zijn plaats gevonden zo op een vrijdagavond.En toen kwam het enige wat nog miste in deze experimentele uitspatting: de eerste blote borst. Ik weet niet wat het is in de hedendaagse podiumkunsten, maar zonder naakte spelers lijkt de performance niet geslaagd. Voor je het weet zit je als onschuldige en nietsvermoedende kijker naar het schaamhaar van een onappetijtelijke acteur van middelbare leeftijd te kijken. Maar goed, gelukkig was hier geen schaamhaar te zien, noch een acteur van middelbare leeftijd. Wel vier blote tieten, die ik eigenlijk ook niet per se had hoeven zien. Na goed anderhalf uur was de performance ten einde. Beleefd klapte ik mee met mijn mede toeschouwers. Bij het buitengaan wisselde ik nog een veelbetekenende blik met de dame naast mij. We dachten beiden hetzelfde: ‘Doe ons toch maar So you think you can dance.’

Ans DB
0 0

Allemaal een beetje Hillary

Er bestond geen twijfel over: ze zou winnen. Ik ging dus met een gerust gemoed slapen op dinsdag acht november. Hillary Clinton zou samen met haar Bill weer naar het Witte Huis trekken. De ochtend nadien werd ik wakker in een andere wereld. Ik die dacht dat ik in het breeddenkende Westen leefde, werd ineens geconfronteerd met het feit dat mijn buurman daar wel eens anders over zou durven denken. Aan de reacties op Trumps overwinning op sociale media te zien, was ik niet de enige die een wake up call van jewelste kreeg. De in mij langzaam ingedommelde voor ruimdenkendheid strevende mens, schoot bruusk wakker. Eerlijk is eerlijk, als blanke hetero heb ik relatief weinig last van discriminatie. Wat ik dan wél weer ben, is een vrouw. Erger nog: ik ben een zelfstandige vrouw. Zo eentje die opkomt voor haarzelf. Grab me by the pussy and your balls will be just a good memory. Jawel dames en heren, ik behoor tot de feministen van mijn tijd. Een groep waar Trump en, helaas zo blijkt, heel wat andere mannen het nog steeds moeilijk mee hebben. Soms zijn ze er erg openlijk over, maar nog vaker zit hun seksisme onderhuids. Zo gebeurt het vaak dat een vrouw die zichzelf in eerste instantie niet als feministe beschouwde, er uiteindelijk toch één wordt. Ik ben best een kritische ziel. Als vrouw in deze maatschappij, is dat niet altijd een pluspunt. Begin jaren tachtig werd ik geboren. In die tijd leerde Madonna meisjes ‘to express yourself’. Madge was meteen mijn idool. De impact van de pracht en praal van tutu’s en schitterende oorbellen op de kleine Ans waren groot. Bijgevolg stond ik op als kind in een veel te groot onderhemdje met de paternoster van mijn tante nonneke van ‘Like a prayer’ te doen. De toon was gezet. In de jaren ’90 werd werd er nog een schep bovenop gedaan. De muziekwereld vuurde een fenomeen genaamd ‘The Spice Girls’ op ons meisjes af. Dit was ook meteen het startschot van de ‘Girlpower’. Na het rebelse feminisme dat ik al van Madonna had meegekregen, werd nu de boodschap van onafhankelijkheid voor de tweede keer door mijn puberale strot geramd. Slikken deed ik het maar al te graag. Ik kleurde mijn haar rood zoals Ginger Spice en liep rond in kledij waar Gwen Stefani alleen maar met een goedkeurende blik naar had gekeken mocht ze mij ooit in het echte leven zijn tegengekomen.Dat ik op mijn achttiende met een scriptie over ‘feminisme’ afstudeerde aan het middelbaar, is dan ook geen al te grote verrassing. Maar wat is dat nu net, dat feminisme? Wel eigenlijk is het heel simpel:  “Feminism is the radical notion that women are people” (red. Cheris Kramarae – Paula Treichler)Vrouwen zijn dus mensen, net zoals ook mannen dat zijn. Natuurlijk zijn er verschillen en heeft deze soort mens haar sterke en zwakke punten. Dat hoeft niet per se te betekenen dat het ene geslacht de meerdere is van het andere. En dan ben je een dertiger en staat de grootste staat ter wereld op het punt een vrouw aan het hoofd te krijgen. Eindelijk.Toch gebeurt het dan nét niet en word je wakker in een maatschappij waar het glazen plafond van gewapend glas blijkt te zijn. Het wordt je ineens duidelijk dat het niet voor iedereen normaal is dat Peter en Rik gaan trouwen. Je beseft dat Sumaya elke dag met de vraag worstelt of ze nu wel of niet een hoofddoek mag of in andere gevallen moet dragen. Je komt tot de constatatie dat niet iedereen denkt zoals jij denkt en dat die ‘iedereen’ dichter bij je staat dan dan je had gedacht.Laat ons dus alsjeblief niet op onze lauweren rusten en denken dat de strijd voor verdraagzaamheid reeds gestreden is. Het recht voor iedereen om gewoon te mogen ‘zijn’ moet je blijven verdedigen, elke dag opnieuw.

Ans DB
0 0

Hop 'till you drop

‘Jobhoppen’: vele trekken er hun neus voor op, maar ik heb het tot mijn specialiteit verheven. Toegegeven, het ‘hoppen’ gaat als dertiger niet meer zo gezwind als toen ik een twintiger was. Ik neem mij ook steeds vaker voor dat dit écht de laatste keer is geweest dat ik van betrekking ben veranderd.Desalniettemin, heb ik door de jaren heen wel wat tips vergaard over hoe je je eerste dag op nieuw werk het beste overleeft. Bij deze dus, mijn handleiding tot succesvol starten op je job. STAP1: Voorbereiding is allesOntbijten is belangrijk, maar vraagt tijd. Je ontbijtmok, de koffie en het brood zet je dus de avond van tevoren klaar op het aanrecht. Zo verlies je ‘s ochtends geen minuut van je kostbare tijd.Ook je outfit kies je best de avond voordien. Niemand wil te laat komen, maar ook niemand wil een foute indruk maken op dag één door een complete mismatch aan te trekken. Er zou zo maar eens een Jani in je team kunnen zitten. STAP2: Op tijd in bedHet spreekt voor zich dat je goed uitgeslapen op het appel dient te verschijnen. Wallen onder je ogen of een ochtendhumeur zijn uit den boze. Neem je lievelingsprogramma dat net dat tikje te laat begint op en kruip op tijd in je nest. STAP3: Vertrek op tijdStressen onderweg naar je eerste werkdag leidt enkel tot migraine. Vertrek op tijd, zodat je je onderweg niet hoeft te ergeren aan elk rood licht of elke trein die vertraging heeft. STAP4: Muziek doet wonderenEr is geen betere remedie tegen beginners stress dan het meekwelen met populaire meezingers. Gooi al je gène dus overboord en zing schaamteloos mee met Clouseau of Milk Inc. Ben je meer van het ruige type dan kunnen Metallica of Dr. Dre ook soelaas bieden. STAP5: Trek je goede humeur aanFake it ‘till you make it. Ook al ben je met totaal het verkeerde been uit bed gestapt, op jouw eerste werkdag ben jij het zonnetje in huis. Speel even de beste versie van jezelf en lach die tanden bloot. Een vriendelijke blik en een ‘goedemorgen’ doen wonderen.  STAP6: Praten helptTrek je mond open en praat met je collega’s. Zo leer je snel de do’s en don’t binnen een bedrijf. Je medewerkers zullen je ook aangenaam en toegankelijk vinden, wat de werksfeer enkel ten goede kan komen. STAP7: Sla de lunch nooit overEerste werkdagen kunnen erg druk zijn, maar sla nooit je lunchbreak over. Ga mee eten met je collega’s en kruip niet met je boterhammen alleen in een hoekje.In het begin zal je nog niet veel kunnen inbrengen in de tafelgesprekken. Je zal misschien sommige oud-collega’s missen en er kan zelfs een gevoel van eenzaamheid de kop opsteken. Vergeet echter nooit dat dit een fase is. Voor je het weet, praat je mee over weekendplannen en het koffiemachine dat alweer stuk is. STAP8: Blijf jezelfAkkoord: de eerste dagen moet je jezelf soms wat forceren tot vriendelijk gedrag, maar het heeft ook geen zin om je grenzen met de voeten te treden omdat je nieuw bent. Uiteindelijk zal je op lange termijn toch in stresssituaties belanden, waar je ware aard naar boven komt. Blijf dus steeds trouw aan jezelf en wat je gevoel je ingeeft. STAP9: Op tijd naar huisHet menselijk brein kan maar een bepaald aantal informatie verwerken op één dag. Het heeft dus geen enkel nut tot laat ‘s avond nog verder te werken in de hoop dat je de dag nadien al geheel weet waar de klepel hangt in je nieuwe werkomgeving. Ga op tijd naar huis, ontspan en begin dag twee met een fris hoofd.STAP10: Verwacht niet te veelWanneer je je bij thuiskomst de eerste avond een beetje down voelt, dan is dat te begrijpen. Ook het gevoel dat je je nieuwe job nooit zal kunnen en dat je alle namen van je collega’s alweer bent vergeten, is volstrekt normaal. Je bent gewoon moe. Laat het los, want het zal nog een paar weken duren eer je in het nieuwe ritme zit. Eens je weer helemaal mee bent, zal je zoals van ouds weer niet meer te stoppen zijn.

Ans DB
0 0

De 48 Inch Huismus

Zijn ellebogen rusten op de tafel terwijl hij zijn handen in elkaar vouwt. Ik kijk hem onderzoekend aan. Bruine haren en groene ogen. De persoonsbeschrijving die ik via mijn vriendin heb gekregen, klopt wel.Hij is niet meteen mijn type, maar echt een absolute no go is hij ook niet. Beetje gewoontjes misschien. Duf hemd en bruine broek, maar ik heb mezelf voorgenomen om positief te blijven en niet meteen iedere man aan wie ik word voorgesteld met mijn kieskeurige karakter neer te sabelen. Ik ben er al 33, het moet nu wel eens gaan gebeuren, dat tegenkomen van die ware. Daarover moet ik nu ook weer niet te moeilijk gaan doen.‘Ik ben zo wel een beetje wat je noemt een huismus.’ Hij kijkt me aan, bijna alsof hij er trots op is.God neen hé, denk ik, een huismus. Ik glimlach beleefd en drink van mijn drankje.Hij gniffelt zenuwachtig en gaat met zijn hand door zijn vormeloze coupe haar.‘Zo zo, ik las toch dat je zaalvoetbal speelde? Ga je dan nooit eens op stap met je ploegmaten?’ probeer ik.‘Soms tijdens het seizoen, maar dat is nu voorbij dus ligt dat even stil’.‘Dat ligt even stil,’ herhaal ik traag. Deze 38-jarige single man heeft een stilliggend sociaal leven. Vreemd doch intrigerend. Ik drink nog eens van mijn glas frisdrank. ‘Wat doe je dan buiten het seizoen op pakweg een zaterdagavond?’‘Ik hou heel erg veel van film kijken’, zegt hij enthousiast.Eureka, denk ik, een raakvlak en stel hem meteen de vraag die ik altijd aan mijn cinefiele medemens stel: ‘Welke recente film moet ik zeker nog in de bioscoop gaan bekijken?’‘Forrest Gump vind ik wel goed’, antwoordt hij met een uitgestreken gezicht.‘Forrest Gump?’ Ik frons mijn wenkbrauwen.Hij knikt vol overtuiging.‘Die is toch bezwaarlijk recent te noemen,’ zeg ik voorzichtig. ‘Of heb ik een iets gemist en is die film om de één of andere reden weer te bekijken in de bioscoop?’Hij kijkt me betrapt aan. ‘En jij werkt in de media ofzo?’ vraagt hij snel.‘Eh ja’, stamel ik verbaasd door zijn abrupte switch van gespreksonderwerp. ‘Ik verzorg de beeldafwerking van series en films. Het plannen en coördineren van de technische kant van de zaak.’Hij glundert gefascineerd. ‘Ik heb een Samsung 48 inch. 4K, 50 hertz, 11, 4 cm dik. Het ding kan wel geen 3D weergeven. Ik zou liever een 55inch hebben, maar ik weet niet goed of de kleuren daarbij nu effectief beter tot hun recht zouden komen. Wat denk jij als expert?’Ik kuch zenuwachtig en er valt een korte stilte. Tussen de beeldafwerking van tv-series en de mogelijkheden van tv-toestellen ligt er ook voor mij nog een hele wereld aan onbekende techniciteiten. Met een serieuze blik ga ik met mijn vinger langs de rand van mijn glas. ‘Dat denk ik niet,’ zeg ik dan. ‘In België zijn de tv stations nog niet in staat om uit te zenden in die resolutie.’ Ik kijk hem snel aan om te kijken of hij doorheeft dat ik de boel bij elkaar bluf.Hij lijkt mijn uitleg te slikken en knikt instemmend. ‘Goed dat ik daar mijn geld niet aan heb uitgegeven dan.’‘Inderdaad, gelukkig maar’, zeg ik ongemerkt opgelucht. ‘Wil je me even excuseren, ik moet even naar het toilet.’ In de wc steek ik mijn polsen onder koud water en staar naar mezelf in de spiegel: dit is echt de stroefste date die ik ooit onderging. Mocht het kunnen, ik zou stante pede langs het wc-raampje willen ontsnappen. Helaas is er in dit etablissement geen raampje in de wc-ruimtes. Het lot staat vandaag helaas niet aan mijn kant. Ik adem diep in en uit en keer terug naar ons tafeltje.‘Dus geen 3D op jouw televisie?’ glimlach ik gespeeld geïnteresseerd. Nog een uurtje, neem ik mezelf voor, en dan veins ik een dinerafspraak met vriendinnen.Gelukkig schijnt de zon vandaag.

Ans DB
1 0

De Heilige Reiziger

Een rustige, luilekkere zondagochtend. Buiten miezert het een beetje, maar ik zit lekker warm binnen en slurp van een zalige kop koffie. Het intense aroma van Arabica en een lekker stuk chocolade, beter kan de laatste dag van de week niet beginnen. God wist wat hij deed toen hij deze dag en Arabica schiep.  Ik ben net voor de vijfde keer de eksters in mijn tuin aan het tellen, wanneer ik word opgeschrikt door mijn telefoon.‘Hallo met Ans.’‘Ja hallo Ans, het is hier met God.’‘God? Als je van de duivel… Euh…Nou ja, ik was net aan je aan het denken.’God kucht en zegt fijntjes: ‘Jaja dat zal wel, je was zeker aan het denken dat het weer lang geleden was dat je bent langs geweest. Waar was je net trouwens tijdens de zondagsmis?’‘Ik euh…’ stamel ik.‘Zeker weer feministisch getinte verhalen aan het neerpennen over je menselijke tegenhanger: de man?’‘Ik? Neen nooit, ik schrijf enkel over de sociologische aspecten van de maatschappij en heel soms over de fauna en flora.’God slaakt een gelukkige zucht: ‘Ha ja, de fauna en de flora, juist. Ik was echt op dreef op dag 5 en 6 van de schepping. Echt fabuleuze dingen gemaakt toen. Top prestatie.’‘Ja echt heel mooi gedaan hoor, God. Dat deed niemand je ooit na’, beaam ik gemeend.‘Goed ter zaken!’ zegt God ineens kordaat, maar dan aarzelt hij even. ‘Nou ja, goed’, gaat hij op een kalmere toon verder. ‘Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: ik bel je eigenlijk om je een gunst te vragen.’‘Oh’, zeg ik en leun verwonderd achterover in mijn schommelstoel.‘En met welke gunst kan ik U dan van dienst zijn?’‘Wel, je kent toch de Heilige Christoffel?’‘Die met de baard? Patroonheilige van de reizigers toch?’ gok ik in de hoop Gods toorn niet aan te wakkeren.‘Ja die, nu wil die dus zelf ook eens op reis’, zucht God. ‘Ik hoorde dat jij naar Frankrijk ging en ik dacht: Christoffel is dan wel geen God, maar leven als een patroonheilige in Frankrijk, dat kan toch ook lang niet slecht zijn. Zou jij hem niet willen meenemen voor een paar dagen?’Ik draai met mijn ogen, want je moet weten, patroonheiligen zijn geen gewone heiligen. Ze willen steeds vers fruit, volstrekt veganistische maaltijden en als het even kan, elke dag chocolade van Neuhaus.‘Goh God, eigenlijk zit mijn wagen al helemaal vol. Zo een patroonheilige met zo’n mijter en een lang gewaad, dat gaat echt niet meer lukken.’‘Stop toch met liegen!’ buldert God door de hoorn. ‘Ik heb je wel met je ogen zien draaien! Ik ben wel God en God ziet alles! Mocht je nu eens wat meer naar de mis komen, dan zou je dat niet vergeten.’Ik schrik en stoot per ongeluk mijn kopje hete koffie over mijn benen. God straft onmiddellijk, weet je wel. Ik hoor hem gniffelen aan de andere kant van de lijn.‘Verdomme!’ keel ik.‘Hela, jongedame, hier vloekt men niet! Het tweede gebod! Je zou beter wat meer in de Bijbel lezen in plaats van de Humo.’Ik blaas over mijn pijnlijk verbrande benen.‘Bon, dat is dus geregeld: bemin uw naasten zoals uzelf en jij neemt Christoffel mee naar Frankrijk. ’‘Oké, oké’, gehoorzaam ik gedwee.‘Dat is mooi’, zegt God tevreden. ‘Ga dan nu in vrede en neem jezelf misschien ook een nieuw kopje Arabica’.

Ans DB
0 0

Gebaseerd op herkenbare feiten

‘Uw hand in de mijne.’ Het klinkt zo ongelooflijk onnozel normaal. Een evidentie, die zo evident is geworden dat de schoonheid ervan vaak vergeten wordt. De aanraking verloren en de essentie van ‘graag zien’ voorbij. Hij is vertrokken. Na al die maanden, eindelijk met heel zijn hebben en houden mijn hoofd uitgestapt. Ik zou moeten huilen maar ik voel niets.Of neen, ik voel niet niets, maar het voelt niet zoals ik dacht dat het zou voelen. Ik ga niet dood ofzo. Het is eerder een soort teleurstelling, maar dan zo eentje van de ergste soort. Misschien was dood wel minder erg geweest, want dan had ik effectief niets gevoeld. Nu is er enkel een zeurderige leegte. Eén die vreemd genoeg verschrikkelijk vol aanvoelt. Kent ge dat? Dat uw lichaam niets meer wil voelen, maar dat uw hoofd dat niet toelaat? Ge zoekt de uitknop van uw brein, maar die zijn ze bij fabricage vergeten aan te sluiten. Tot dan ineens toch alles donker wordt. En stil. En dan zijn ze daar ineens aan de horizon: die wolken. Het zijn geen kwade, grijze wolken. Neen, ze zijn zacht en roze. Er komt geen regen uit, wel fijne en warme zonnestralen die mijn ziel opwarmen.Een nieuw begin. Nog een beetje wankel op mijn benen, maar ik sta er wel. Er vliegen vogels om mijn hoofd in alle kleuren. In’t begin wilt ik ze wegjagen met al hun storend getjilp. Maar als ik dan begint te luisteren, dan hoor ik ineens dat ze een gevoelig liedje zingen. Een liedje alleen voor mij. Een liedje dat klinkt als het frisse jonge meisje dat ik ooit was. Ik zou zo graag nog eens echt verliefd zijn, in de positieve zin van het woord. Op wie maakt op zich niet uit. Gewoon dat gevoel hebben alsof ik voor de eerste keer de zon zie. Ik kijk er recht in en mijn ogen zijn verblind, maar ik kan er niet mee stoppen. Zo schoon is het. De mooiste verslaving der verslavingen. Mijn benen worden week en ik kan niet meer stappen, terwijl ik in mijn hoofd vlieg. Totaal verloren en toch de weg kennend. Intuïtief op het onbekende doel af.Iemand zijn hand vasthouden, gewoon omdat het kan. Omdat dat niet doen, een gemiste kans zou zijn. Een fout die ik mezelf nooit vergeef als ik er naast zou grijpen. Naast die hand. Ik vind het verschrikkelijk moeilijk om verliefd te zijn. Het is eigenlijk de grootste ramp die mij kan overkomen. Het neemt mijn hele ‘zijn’ over.Onzekerheid wordt een evidentie, zelfzekerheid slechts een vage herinnering.Als ik mezelf niet te dik vind, dan voel ik me zeker wel oninteressant. En als het de twee voorgaande zaken niet zijn, dan is er vast en zeker wel iets anders wat er mis is met mij. Niet goed genoeg, een tweede handsje. Een tweede Ansje. Het is de angst. Het maakt alles kapot en een leven vlak. Angst dat mijn langzaam net opgebouwde ego weer ineen zal stuiken als een kaartenhuis. Angst om op mijn bek te gaan. Mijn gezicht, maar ook mijn zicht te verliezen, verblind door liefde.Angst voor wat gaat komen, voor het onbekende. Xenofobie voor liefde zeg maar. Ze verteert alle positivisme die verliefdheid normaal met zich meebrengt. En dan staat gij daar, totaal overwacht. Onwetend, maar toch wetend. Drie dagen krijgt ge. Drie dagen moogt ge mijn hart vasthouden. Daarna moet ge het teruggeven. Meer dagen kan ik niet zonder, want zonder kan ik niet leven. Zonder kan ik niemand nog graag zien. En eerlijk, wat is een leven zonder graag zien? Wat is een mens zonder een hart om graag te zien?Drie dagen moogt ge er naar kijken en het koesteren.Tenzij ge er goed voor zorgt natuurlijk, dan moogt ge het misschien wat langer vasthouden. Mijn hart.Meer durf ik u voorlopig niet beloven.

Ans DB
0 0

Kalverliefde

'It's good to be important, but it's more important to be nice.' Hij grijnsde en schreef het op een stukje papier neer dat hij uit een schrift had gescheurd. Ik heb nooit echt begrepen wat hij er eigenlijk mee wou vertellen. Hij gaf me het papieren vodje en ik nam met een verliefde blik aan. Hij was mooi: lichtbruin haar en blauwe ogen waarin ik nog steeds zou verdrinken mocht ik ze nu ergens tegenkomen. 'Dat komt uit een liedje van Scooter,' zei hij half betweterig, half lachend. Voor de muziekleken onder jullie: Scooter was een Duitse danceformatie die vooral eind vorige eeuw furore maakte. Zestien jaar waren we allebei, maar hij was ouder, want hij was van januari en ik van mei. Op die leeftijd was een maand een zee van tijd en bijgevolg dacht ik dus dat hij een stuk volwassener was dan ikzelf. In mijn hoofd weerklonk de hele tijd: 'Wat ben je geweldig Bob, jij bent de ware. Laten we trouwen en elkaar nooit meer loslaten.' 
Bob, dat was zijn naam. Genoemd naar Bob Dylan, of dat maakte hij me toch wijs. Ik kende hem al vanaf de lagere school. Ik had hem altijd gezien als een maatje, nooit echt als iemand waar ik verliefd op kon worden. Toen ik als puber hoorde dat hij interesse in mij had, was ik eigenlijk teleurgesteld. Bob had namelijk een klasgenoot met dezelfde naam waar ik al maanden een boon voor had. Toen mijn vriendinnen mij vertelden dat 'Bob' speciaal voor mij naar het jeugdhuis kwam, had ik dus die andere Bob verwacht. Helaas bleek die laatste op blonde meisjes te vallen en kwam ik met mijn lange kastanjebruine haren dus niet meteen in aanmerking. 
Maar goed, ik was zestien en een amoureuze teleurstelling kon ik toen nog mits een waardige vervanger makkelijk verwerken. Ik switchte dus van 'Bob' en begon steeds meer in dit exemplaar zijn buurt rond te hangen. Stel je dit even voor: een scoutsfuif in de parochiezaal van een landelijke gemeente. Aan de ingang af- en aanlopende pubers, de één al wat meer beschonken dan de andere. Ik was in mijn sas, want Bob zou er ook zijn. Vanavond zouden we vast en zeker voor de eerste keer zoenen. Het was al bijna middernacht: de obligatoire slows zouden dadelijk hun intreden maken. Gelukkig maar, want om één uur kwam mijn moeder mij oppikken om naar huis te gaan. Ik ging strategisch in de buurt van Bob staan. Om klokslag twaalf uur draaide de diskjockey de eerste slow. 'Afscheid' van Volumia, een kleffe muzikale misser uit de jaren '90. 'Neen hé' dacht ik bij mezelf, 'moet ik echt aan mijn kleinkinderen gaan vertellen dat ik op deze draak van een lied mijn eerste kus kreeg?' Meer tijd om daarover na te denken kreeg ik niet, want Bob kwam naar me toe en sloot me in zijn sterke armen. Er gingen duizend gedachten door mijn hoofd. Mijn vriendinnen die hun eerste kus reeds achter de rug hadden, hadden mij verteld dat het voelde alsof er een naaktslak in je mond kroop. Mijn angst was dus erg hoog, mijn verwachting erg laag. Het einde van de song naderde en er was nog niets gebeurd. 'Komaan gast!' dacht ik 'Maak er korte metten mee.' Ik weet niet meer hoe we er dan uiteindelijk aan zijn begonnen, maar ineens waren we in volle actie. We zoenden zelfs door tot een stuk in de volgende slow. Het had een mijlpaal moeten zijn in mijn jonge leven. Een romantich moment om nooit te vergeten, maar het enige wat ik de hele tijd kon denken was: 'Ze hadden gelijk: dit voelt als een slak.'   De relatie met Bob heeft welgeteld vier weken geduurd. We zagen elkaar één keer per week, maar echt romantisch ging het er dan niet aan toe. Hij wou om de één of andere rede op een vreemde manier indruk op me maken door overal zijn kritische mening over te geven. Ik snapte niet waar hij naartoe wou daarmee en voelde me al snel te dom voor hem. Achteraf gezien wisten we volgens mij beiden niet waar we mee bezig waren. Bij verliefdheid hoor je je goed te voelen. De enige gevoelens die ik me kan herinneren uit die tijd zijn onzekerheid en onwennigheid. Ik maakte een einde aan onze prille relatie in dezelfde parochiezaal dan waar ze begonnen was, onder het mom dat ik me te jong voelde om me te binden. Ik zei hem dat als het echt 'meant to be’ was, we elkaar wel in een latere fase van ons leven zouden terugvinden. Ik had dat in de 'Joepie' gelezen en dat klonk goed vond ik. Ergens hoopte ik ook vurig dat het écht zo zou lopen, dat we ooit zouden trouwen en elkaar nooit meer zouden loslaten. Helaas is de liefde nooit teruggekeerd. Zo werd Bob dus naast mijn eerste kus en mijn eerste vriendje, ook mijn eerste liefdesverdriet. Dat laatste, heb ik hem helaas nooit meer durven vertellen.    

Ans DB
0 0

Jade

Inleiding: Volwassen worden doe je door te groeien. Niet enkel met je lichaam, ook je geest moet mee. Maar hoe makkelijk is dat groeien wanneer liefde je totaal heeft verblind? Is het kiezen van je eigen weg dan nog een evidentie? Jade heeft alles op het moment dat ze Justin ontmoet. Ze kiest voor hem en het leven dat daarop volgt. Groeien is vanaf dat moment onmogelijk. Na een aantal verschrikkelijke gebeurtenissen, begint Jade te twijfelen aan de weg die ze is ingeslagen. Moet ze kiezen voor het bekende afgeknotte leven of moet ze in het onbekende groeien? ‘Jade’ is een hedendaagse bewerking van het alom bekende ‘Medea’-verhaal. Waar Medea in haar tijdsgeest weinig keuzes had, liggen voor Jade in onze moderne tijd alle opties open. Maar hoeveel opties hebt je wanneer niet enkel rede maar ook emotie meespeelt? Synopsis: Jade is een zondagskind. Als knappe dochter van wereldberoemde rockzanger Mick, ligt de wereld aan haar voeten. Ze bouwt een carrière uit als topmodel en is ongelooflijk succesvol. Op relationeel vlak is Jade een beetje een laatbloeier. Ze is al begin de 30 wanneer ze op het verjaardagsfeestje van Madonna de veel jongere Justin tegenkomt. Hij is een aantrekkelijk jeugdidool die net zijn zangcarière heeft gestart. Jade valt voor hem als een blok. Het duurt dan ook niet lang of ze vormen een veel besproken celebrity koppel. Na een jaartje gelukkig samen zijn, trouwen ze en volgt de geboorte van hun tweeling. Jade leeft op een roze wolk. Dan gebeurt er iets wat niemand had kunnen voorspellen: niet veel nadat ze getrouwd zijn, begint Justin langzaam maar zeker Jade’s leven de te domineren. Ze mag niets meer. Justin dwingt haar te stoppen als topmodel en haar sociaal leven legt hij drastisch aan banden. Financieel maakt hij zijn vrouw totaal afhankelijk van hem. Psychologisch boort hij haar helemaal de grond in en ook een mep hier en daar schuuwt hij niet. Jade laat zich doen, nog steeds verblind door liefde. Het gaat van kwaad naar erger. Justin laat Jade’s vader Mick tegen wil en dank opnemen in een luxe resort voor oudjes. Daarna zorgt hij ervoor dat de arme maar ietwat excentrieke man ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard. Jade is als enig kind beheerder van zijn fortuin, maar aangezien ze met Justin in gemeenschap van goederen is getrouwd, is alles wat zij bezit ook van hem. Micks fans zorgen er echter voor de Jade en Justin niet van hun luxe leven in LA kunnen genieten. Al snel volgt er dus een verhuis. Het koppel trekt naar New York. Justin heeft daar zijn zinnen gezet op de post van CEO van een grote platenmaatschappij. Via een list zorgt hij ervoor dat de baas van die maatschappij, Jay-Q, van fraude wordt beschuldigd. Jay-Q wordt daarop door de raad van bestuur aan de kant geschoven, waarna Justin zichzelf al snel een weg naar de top van het bedrijf baant. Justins imperium is nu groot en veel bevallige dames werpen zich aan zijn voeten. Jade die al haar zelfvertrouwen is verloren, ziet het oogluikend aan. Ze vlucht in jet-set feestjes, drank en drugs. Op een dag komt Justin Tiger-Lily tegen. Zij is de veel jongeren vrouw van Jay-Q. Deze laatste is ondertussen door alle vernedering in een depressive gesukkeld. Jay-Q verwaarloost daardoor zijn bevallige vrouw. Tiger-Lily is een jong opkomend top model. Ze is fris, knap en ongelooflijk sexy. Dat ontgaat ook Justin niet. Al snel zet hij zijn zinnen op Tiger-Lily en zoals altijd krijgt hij wat hij wil. Jade komt er achter de affaire van Justin. Eerst verdringt ze het gegeven en blijft ze naïef geloven dat het wel goedkomt. Ze verliest zich in het afschuimen van feestjes en geraakt zichzelf steeds meer kwijt. Wanneer Justin op een bepaald moment de kinderen meeneemt op een weekendje naar Florida met zijn nieuwe vlam, is dat de spreekwoordelijke druppel voor Jade. Ze stelt Justin voor de keuze: zij en de kinderen of Tiger-Lily. Wanneer Justin voor Tiger-Lily kiest, slaan bij Jade de stoppen door. Ze stuurt haar twee kinderen naar een kostschool in Europa en zegt tegen Justin dat ze gestorven zijn in een verkeersongeluk. Jade staat nu op een keerpunt. Ze moet kiezen: alles proberen te vergeten en blijven doorfeesten of volwassen worden, de juiste beslissingen maken en haar leven weer opbouwen.    Scène01 regie/scenografie: Het stuk start op het moment dat Jade op een keerpunt staat: blijven feesten of volwassen worden. Deze monoloog is de openingsscène van het stuk. Ze wordt gespeeld door Jade’s geweten: engel en duivel. Ze zitten beiden op een soort schommel die helemaal links en rechts van het podium hangen. De ene is versierd met frisse bloemen en veren in lichte kleuren, de andere met pakjes sigaretten, flessen drank en zwart leer / plastic. Beide personages geven hun visie op de situatie aan Jade. De engel en de duivel zijn geslachtsloos, maar hebben wel uitgesproken kostuums aan. Jade zit ook op scène, pal in het midden op een stoel. Ze staart enkel voor zich uit en reageert niet.   Engel: (licht schommelend) Ik zie u daar nog zo staan. Mooie Jade. Het gebeurde op die zwoele zomeravond. Weet ge nog, het verjaardagsfeest van Madonna? Heaven must have been missing an angel. Ge paste er niet. (schuddend met hoofd) Een parel voor de zwijnen. Ge waard…(korte pauze)… anders. Waard ge daar maar nooit heen gegaan. Ik had u nog zo gezegd weg te blijven uit The Valley. Maar ge ging toch, the Hills naar beneden, like a Rolling Stone.   Ik ben u altijd en overal gevolgd. Ook die bewuste avond bij Madonna, toen ge Justin leerde kennen. Hij zong de sterren van de hemel. Ja ja, hij was ook een soort van ster, jong en knap. Misschien wel té jong en knap. Maar ja, liefde overwint alles zeggen ze, Ook een te groot leeftijdsverschil. Ik ben er nooit gerust in geweest. Die jongen was slecht nieuws. Een wolf in schaapsvacht. Hij wist wat hij wilde: he saw a red door and he wanted to paint it black   Duivel: (zegt alles nogal spottend) De tragedie begon bij die arme drommel, uw vader Mick. Die stopte Justin tegen wil en dank – hopsa- (maakt sprongetje van schommel en loopt richting Jade) in een luxe resort voor rockers op retour. Highway to hell, je weet wel. (lacht kort duivels) De oude excentrieke sok was er kapot van en vele van zijn fans met hem. Niet veel daarna volgde jullie eerste verhuis. Van LA naar The Big Apple. You made a brand new start of it, New York, New York. (grotesk gezegd) Echt Crazy in Love waarde gelle. Haha…(lacht hard, gaat naast haar staan en spreekt nu recht naar Jade) Ge waard zo naïef Jade, trouwen in gemeenschap van goederen. In deze tijd? Komaan zeg, hoe onnozel kunt ge zijn? En ja, al snel waren ook die twee kleine mormels van kinderen er. Toen kon ge al helemaal niet meer weg hé. (heel uitdagend, gaat ook dicht bij haar staan) Wat ging er eigenlijk door u heen toen ge die eerste mep kreeg? Vond ge dat ge ze verdiende? Of vond ge dat misschien plezant? Jade? Wond het u op? Genoot ge van de vernedering? Komaan Jade, geef het toe. (staat nu met zijn mond bijna naast het oor van Jade verheft zijn stem)Of vond ge het gewoon makkelijker om slachtoffer te zijn dan om voor uzelf op te komen? Zwakke geit. (zegt dit vol afschuw en rochelt erna op de grond vlak naast haar)   (Engel komt van zijn schommel en jaagt Duivel weg, deze laatste gaat terug naar zijn schommel) Engel: Het is niet uw fout lieve Jade. Het is niet uw fout. Ge waard gewoon verliefd. Goedgelovig, naïef misschien… Het was schoon hoe ge hem altijd zijt blijven steunen. Samen met hem zijn dromen achterna. Justin zag het groots daar in die nieuwe stad Hij zou zich opwerken van new kid on the block naar de new king of pop Dat heeft die goedzak van een Jay-Q geweten. Hij knipperde met zijn ogen en voor hij het wist runde Justin zijn bedrijf.   En gij Jade, gij onschuldig schaap. Ge liet u doen. Ge aanvaarde elke klap. Letterlijk en figuurlijk. Terwijl Justin zich verloor aan roem en vrouwen, verloor gij u in de nacht. (gaat naast Jade staan en neemt haar arm vast, Jade blijft voor zich uit staren) Jade, Mijn charmante, sprankelende, ambitieuze Jade. Wat is er toch met u gebeurd? Kijk in de spiegel, Uw ogen stralen niet meer. Waar zijn uw gedachten?(Blijft heel even staan in de hoop op reactie, laat arm los als deze niet komt en gaat weer op schommel zitten) Duivel: (zittend op schommel, zeer neerbuigend gespeeld) Ooit waard ge de ultieme top van de Californische jetset Nu zit ge daar under the bridge. Uit de zevende hemel naar beneden gevallen Pats. (spring tegelijk van schommel en gooit fles tegen de grond en gaat weer naast Jade staan)tegen de grond gesmakt.   Ge hebt het zelf gezocht. Ge moest hem per se hebben. En hij? Wat deed hij nadat gij alles voor hem had gelaten? Hij liet u vallen. Hij liet u vallen voor die jonge poes. Als een groot stuk vuil. Aan de kant geschoven als de eerste de beste oude jas. Begrijpelijk, ziet u daar nu zitten, als een soort opgezette mens. Geen greintje zelfrespect meer over.   Hij nam u alles af Jade. Alles. Uw geld, uw vrienden, uw leven. Wat ga ge nu doen? Waar gaat ge nu heen? En wat met die kleine mormels van u die ge ver weg op kostschool hebt gedumpt? Die kunnen daar toch niet voor eeuwig blijven? Word toch eens volwassen mens. Ge zijt al 34. Leer nu toch eens instaan voor uw eigen beslissingen. Ge moet kiezen Jade. (Engel komt langs de andere kant van Jade staan) Engel: Ge moet kiezen Jade. Pakt uw leven terug in handen. Ge kunt het. Ik weet het. Ge kunt het. Ge waard efkens verloren, heel efkens van uw pad af. Maar diep in u zit het nog, dat vuur, die passie die goesting in het leven. Kies toch voor de vrijheid. Kies voor één keer voor uzelf. Neem uw leven terug in handen, Jade.   Engel en Duivel gaan beiden op hun schommel zitten. Engel en duivel samen: Ge moet beslissen Jade, het moet nu echt. Het licht op de engel en de duivel gaat uit. Er is enkel nog licht op Jade. Jade ontdooit. Jade: (vertelt tegen het publiek) Ik zie mij daar nog zo staan. Het gebeurde op een zwoele zomeravond, Ik weet het nog. Het was op het verjaardagsfeestje van Madonna.   Licht dooft. Scène twee.

Ans DB
0 0

Monoloog: Aloha de hond zaliger

De vrouw/bazin: 17 juni was het. Ik herinner het mij nog goed. Alsof het gisteren was. 17 juni 2013, de dag dat ons Aloha stierf. Ik had ze ooit nog van mijn man zaliger gekregen. Hij had ze meegebracht van een zakenreis in Honolulu. De schoonste pup uit het nest, zei hij. Ja ja, … Ze was schoon, met haar blinkend pelske. Altijd blij. Met twee van die zwarte, glinsterende oogskes. Juist twee parelkes. Ze heeft veel voor mij betekend. Ze heeft mij door veel triestige dagen gesleept.   Ze was al efkens ziek. Kanker in de darmen. Niks meer aan te doen. Ik heb nogal gebleten toen de dokter het mij vertelde. Een week aan een stuk. Zéker. Het beestje voelde het zelf ook. Haar oogskes stonden dof en haar pleske verloor glans. En janken, ne Godgansen dag janken.   Ik moest iets doen. Ik moest haar laatste dagen op dees aarde onvergetelijk maken. Ik was dat aan haar verplicht. Alleen nog het beste voor mijne schat. Ge moet weten, ons Aloha werd geboren in Honolulu. Dus dacht ik, zou dat nu niet schoon zijn, mocht ik ze kunnen begraven waar haar leven ooit begon? Het leven dat is gelijk als ne cirkel. Dat zeggen ze toch? Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Zou het nu niet schoon zijn dat ik Aloha hare cirkel zou rondmaken? Dus wij het vliegtuig op, richting Honolulu.   De laatste avond voor ze stierf, nam ik ze nog mee op restaurant. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde gehad, want ge moogt niet overal binnen met huisdieren. Daar zat ik dan aan een tafel met dat beestje. De mensen keken nogal. Ik had speciaal een nieuw kleedje gekocht. We namen de duurste steak en dronken champagne. Dat is eigenlijk niet goed voor een hond, maar wat maakte het nog uit? Ze zou toch sterven. Ze kon er maar van genieten. ’t Was misschien wel de schoonste diner die ik ooit heb meegemaakt. Den triestigste ook, maar ‘t was schoon triestig, verstaat ge? Dezelfde avond nog stierf ze in mijn armen.   Diene nacht droomde ik van haar. Ze kon ineens spreken. Ze vertelde mij dat het haar laatste wens was om op zee begraven te worden. Ik schoot wakker. Ik zou dat beestje niet teleurstellen. Ik zou haar de begrafenis geven die ze wilde. Ik stopte ons Honolulu in een schoon dozeke en stak die in mijn strandzak. De volgende dag heb ik ons een boottrip geboekt bij de toeristische dienst daar in het hotel. De brave mens achter den balie wist niet wat hij hoorde, maar ik heb het toch gedaan. Het was ne schonen dag. De zon stond hoog aan de hemel. Er was geen enkel zuchtje wind en de zee was dus kalm. Toen we ver genoeg van de kust waren en de haven nog maar een klein puntje meer was, toen heb ik haar nog ne laatste kus gegeven op haar lief koppeke. Ik heb in haar oor gefluisterd ‘het gaat u goed’ en ik heb haar te water gelaten. In’t leven moet ge de ander soms letterlijk loslaten om hen maar ook uzelf gelukkig te maken.

Ans DB
14 0

Monoloog: De Moeder

(REGIE: Moeder en Kind02 (=meisje) zitten in de woonkamer. Moeder staart naar de familiefoto op de schouw. Kind02 speelt met gsm.)Gelle waard zo schoon toen ge klein waard. Zo schattig. Onze Jef met zijn blonde krullekes en gij met uw twee vlechtjes. Zie ulle hier nu staan: de schoonste kinderen die ik ooit in mijn leven heb gezien. Ge waard zo lief alle twee. Zo aanhankelijk. Allebei graag mijn aandacht trekkend. Onze Jef dat was een echte vedette. Hij kon zo goed mensen imiteren. Gelachen dat wij hebben met hem. Ik zie hem nog zo bezig. En maar genieten. Hij stond zo graag in de belangstelling. Het zijn schoon herinneringen. Weet ge nog? Elke zondagochtend? Ik hoor ulle nog zo roepen van uit ulle bedjes als gelle wakker werd. ‘Moeke, moeke!’ Toen was ik nog alles voor ulle. Ik zou ’t zo graag nog één keer meemaken. Nog één keer zo wakker worden op ne zondagmorgen. Maar da’s voorbij, hé. Da’s verleden tijd. Geen tijd meer voor ulle moeder. Nu zijn er ulle vrienden. Ulle lieven. Onze Jef heeft een lief. Wist ge dat? Ik heb het moeten horen van papa. ‘ t Stond op Facebook zei hij. Facebook. ’t Internet weet altijd alles eerst. Zelfs van uw eigen kinderen. Ik vind dat triestig eigenlijk.   Ik heb hem gisteren nog gesmst, onze Jef. Geen antwoord. Zo gaat dat altijd. Ik sms, geen antwoord. Waarom kopen papa en ik ulle eigenlijk ne gsm als ge nooit antwoordt? Is dat hoe wij ulle hebben opgevoed? (REGIE: Moeder neemt gsm) Kijk niks hé. Nog altijd niks. Ik kijk toch niet verkeerd? Zie ne keer.(REGIE: moeder steekt gsm onder neus kind2) Niks toch hé? Onbeleefd vind ik dat. Als iemand u een vraag stelt, dan antwoordt ge toch? Of niet? Of ben ik niet belangrijk genoeg misschien? Quantité négligeable? Ik word daar echt kwaad van. En als ge hier thuis zijt dan doet ge niet anders dan met die gsm bezig zijn. Ge kunt niks tegen ulle vertellen, want ge zit met uw neus op dat scherm. Internetten alsof ulle leven er vanaf hangt. Ge zou zo maar eens iets kunnen missen van wat er in de wereld gebeurt. Dat heeft ne naam hé: FOMO. Fear of missing out. Ja, daar verschiet ge van hé, dat ik dat ken. Marianne van de tekenclub haar kinderen hebben dat ook. Verslaafd aan Facebook. Die hebben zelfs moeten afkicken vorige zomervakantie. Jaja, ge lacht, afkicken, gelijk van den drugs. Een maand zonder hunne gsm. Ambras dat dat daar geweest is. Het heeft wel niet veel geholpen, Een week nadat ze weer op kot zaten was’t toch weer van dat. Het is een vuiligheid, dat internet. Ik vraag me af of gelle nog zonder kunt. Ik vraag me trouwens ook soms af waarom gelle nog naar huis komt in’t weekend. Een ganse week kijk ik daar naar uit, maar als ge hier zijt dan ben ik alleen goed voor de kook en de was. Dat doet zeer zenne. Heel mijn leven heb ik ten diensten gestaan van ulle. Gestopt met werken om voor ulle te kunnen zorgen. Elke woensdagmiddag van hier naar daar. Van hobby één naar hobby twee en terug. Allemaal voor ulle. Niks heb ik gehad aan mijn jong leven. Ik had nog zo veel willen doen. Bijstuderen, een carrière uitbouwen, de wereld zien. Profiteren en kansen grijpen. Maar ‘t was voorbij voor dat ik het wist. En ineens zat gelle op kot en ik hier thuis. Alleen. Voorbijgestreefd en uit de mode.   En ik moest het ook altijd alleen zien te rooien. Ulle vader ja… Ulle vader die was gaan werken hé. Geld gaan verdienen. Vergaderingen en recepties. De zakenman uithangen. Zo ging dat vroeger, dat is niet zoals nu. De moderne tijd met haar emancipatie. Dat bestond toen niet.   Gelijkheid tussen mannen en vrouwen.   Profiteer er maar van gij als jonge vrouw. Het leven lacht u toe. De wereld ligt aan uw voeten. Geniet er maar van, ge hebt alles. Gij kunt alles doen wat ge wilt. Vrijheid blijheid. En slim, een goei stel hersenen. Binnenkort een diploma. Ge zijt jong en schoon.   Ik had ook een goei stel hersenen. De wereld had ook aan mijn voeten kunnen liggen. Ik was ook jong en schoon. En moeder op mijn 20ste.   (REGIE: langere stilte)   Wat zit ge zo te kijken? Ja. Ja, misschien wel. Misschien heb ik wel spijt. Misschien heb ik wel nooit kinderen gewild.      

Ans DB
56 0

Monoloog: Reizen

Verre reizen, ik heb er echt helemaal niks mee. Ze zijn voor mij zoals de artikels uit de roddelboekjes: much ado about nothing. Vroeger was een mens al gelukkig als-ie voor zijn 20ste de zee zag. Tegenwoordig word je aanzien als een kortzichtige cultuurbarbaar als je op diezelfde leeftijd nog geen voet hebt gezet op alle 7 continenten. Reizen is hip en trendy. Nou mij niet gezien. Het begint al bij die verschrikkelijke luchthaven, waar je uren moet wachten. Daarna volgt er een ellelange vlucht die volgens mij ook totale tijdsverspilling is. Doe mij maar een warm bad en een goed boek. Verbeelding brengt je op veel meer plekken dan eender welke reis. En in je verbeelding is het òòk altijd goed weer als je dat zou willen. Als vrouw neem je bovendien altijd te veel mee op reis. Bijvoorbeeld: dat ene witte jurkje waar je toch al een beetje kleur voor moet hebben voor je het kan aantrekken. Het zou toch zonde zijn dat je nét dat jurkje niet in je koffer hebt gestopt, terwijl nu net dé gelegenheid zich aandient om het wel aan te doen. Geef toe: vele dames onder jullie herkennen dergelijke hersenspinsels. Als ik dan al eens op reis ga, twee dagen naar De Panne ofzo, dan kom steevast met een koffer thuis waarvan 10% is gedragen en 90% verfromfraaid gewoon mee op vakantie is geweest. Alleen als wassen en strijken een hobby van je zijn, kan een mens daar gelukkig van worden. Maar goed, ik heb ze natuurlijk ook, de vrienden die elk jaar naar één of ander exotisch oord trekken. Zodra ze thuis zijn nodigen ze je uit voor een soort debriefing van hun reis.. Alsof ze moeten bewijzen dat ze er effectief zijn geweest. Het begint al bij de 1000 foto’s die er in dit digitale tijdperk worden genomen. Niemand weet eigenlijk nog wat er net op de kiekjes te zien was, inclusief de reizigers zelf. Toch blijft iedereen uit beleefdheid ‘oh’ en een geïnteresseerde ’aha’ uitbrengen bij het bekijken ervan. Was dit nu de witte of de blauwe Nijl? Geen hond die het nog weet, maar het leverde wel een mooie plaatjes op. Als gevolg van de foto’s komt het verschrikkelijkste der verschrikkelijkste: de reisanekdotes. Reisanekdotes zijn naar mijn mening zoals kinderen: ze zijn alleen geweldig als het die van jezelf zijn. Iemand anders ermee opzadelen, is volstrekt irritant. Toch doet iedereen alsof de vertellende reiziger echt hét waanzinnigste ooit heeft meegemaakt. ‘Een slang gewoon op jullie terras? Neen! Echt?!’ Nu vraag je je waarschijnlijk af waar het tussen mij en dat reizen is misgelopen. Welke traumatische ervaring mij zo ver dreef dat ik mijn laatste vakanties vooral aan de Noordzee vertoefde. Dat komt , beste mensen, dat komt door mijn grote broer. Toen die 18 werd, vroeg die voor zijn verjaardag een reis naar Amerika. Het zou mijn eerste verre reis worden. Zo gezegd, zo gedaan: wij vertrokken met ons gezin naar de US of A. Nu moet je weten, mijn broer is niet bepaald de aangenaamste reisgezel. Niet alleen heeft hij de verschrikkelijke gewoonte om ons mee te tronen naar enkel zaken die hij wil zien, mijn broer vindt het ook een absolute must om steeds de plaatselijke culinaire specialiteiten te proeven. In het geval van Amerika: steak, hamburgers en ‘All you can eat’-ketens. Steak en hamburgers daarvoor ben ik nog wel te vinden, het was vooral die ‘All you can eat’ die voor mij de deur dicht deed. Ben je er al wel eens geweest? In zo’n vreetschuur? Het concept is simpel: je gaat er binnen, legt een vooraf bepaald bedrag neer en eet vervolgens zo veel je wil. De ruimte zelf is onderverdeeld in 4 eilanden: drank, voorgerechten, hoofdgerechten en desserts. Op zich lijkt het verhaal tot hier toe nog redelijk alledaags, het zijn echter de taferelen die er zich afspelen die het er in mijn ogen tot een oord van gulzigheid en verderf maken. Waar in normale omstandigheden een mens op restaurant van elke gang 1 gerecht kiest, kan je hier volledig losgaan en dienbladen volladen en verorberen in de hoeveelheid en volgorde die u zelf belieft. Er waren mensen die zo dik waren, dat ze twee zitjes nodig hadden om te kunnen tafelen. Als het ene dienblad leeg was, waggelden ze weer naar het buffet om daar een volgende lading eten te scoren. Ik sloeg de situatie gade en likte van mijn gigantisch zelfgemaakte soft ijsje. Overigens enige wat ikzelf die avond door mijn keel kreeg.   De rest van de reis was ook niet bepaald een voltreffer. Hotels met letterlijk 5 sloten op de deur tegen inbrekers in LA, opdringerige bedelaars in San Francisco en de weg kwijtraken in de Grand Canyon. Als klap op de vuurpijl was er dan nog het afgrijselijke Las Vegas of zoals ik het noem ‘De hel op aarde’. Na een veel te lange rit op bus waar de airconditioning op -5 stond, arriveerden we in deze bloedhete duivelse oase. Het was alsof God de vader zelf met de hamer des oordeels op mijn hoofd sloeg, als straf omdat ik er naartoe was gekomen. Overal flikkerede lichtjes en rinkelende belletjes. De hele dag én de hele nacht. Mocht ik de tijger van Sigfried en Roy zijn geweest, ik had al veel sneller in iemands arm gebeten, zo gek werd in ervan. Brussel een ‘hellhole’? Moet u eens naar Las Vegas meneer Trump!   Toen we na 3 weken Amerika weer aankwamen in België had ik het echt gehad met dat verre reizen. Doe mij maar de Noordzee of in een gewaagdere bui Italië. De wereld? Daar zullen mijn vrienden mij wel over vertellen, foto’s genoeg.

Ans DB
131 0

Opleiding

Publicaties

'Vrouwen versieren' - This is how we read (Column Wedstrijd 2016)
'Je mag ook huilen' (Het Punt - 2017)
'Hugo' - De Valei (November 2018)
'Gesprek met een filosoof' - Het Groot Dictee Heruitgevonden 2018
'Vrouwenbladen' - Kort (Maart 2019)

Prijzen

Derde Plaats bij de Ward Ruyslinckprijs voor kortverhalen 2018 - 'Tussen Kunst en liefde'