Gosiris

Gebruikersnaam Gosiris

Teksten

Spoorwissel

Mijn naam was Dirk Vertongen. Ik had een vrouw en een dood kind.   De trein waarmee ik op weg was om de moeder van het dode kind te verlaten, waarin ik mezelf bij elke bocht nog wat laffer, nog wat verraderlijker vond, een waardeloze kapitein die als eerste zijn zinkend schip verlaat in plaats van er samen mee ten onder te gaan, de trein waarin ik bodemloos mezelf verachtte omdat ik niet eens het fatsoen had gehad om afscheid te nemen van mijn voor altijd rouwende vrouw, die ratelende mompelende trein botste net op tijd met de trein naar Antwerpen van 6 uur 40.   Ik herinner me een hoofdsplijtende knal en een licht zo fel en heet alsof de zon zelf onze trein had geramd. Toen werd alles doodstil en troostend zwart. Onbepaalde tijd later opende ik mijn ogen, de trein lag enkele meters van mij vandaan met zijn dak naar me toe, ik dacht “Shit, ik leef.”   Naast mij lag een dame met een lelieblanke huid gehuld in een lange witte wollen jas mij met grote lege ogen aan te staren vanuit een grote plas helrood bloed. Ik strekte in een reflex mijn hand uit naar haar witte Delvauxtas en draaide mij - luidop kreunend om het gejammer rondom mij te verdrijven - op mijn rug. Een geniaal plan begon te rijpen in mijn bonkende hoofd. Een jonge vrouw strompelde op me af met haar schoenen in de hand en stamelde schor “Meneer, heeft u mijn Joachim soms gezien, hij is ongeveer zo groot en heeft blonde engelenkrullen.” Ik schudde met de grootste inspanning mijn hoofd terwijl haar hele lichaam smeekte en de lucht zo mogelijk nog zwaarder werd van moederlijke wanhoop, een stemmetje in mij fluisterde “Help haar Dirk, ga mee op zoek naar Joachim.” maar het fluisterde te zacht. Ik richtte me voorzichtig een beetje op, recht tegenover me zat een man, nog op de donkergroene nepleren bank uit de trein; eersteklassewagon, strak in het pak met een bruinleren aktentas op zijn schoot, zijn gespierde handen beschermend eroverheen, en zijn hoofd netjes aan zijn voeten. Een vuurbol kwam pijlsnel op me af gestormd, ik herkende Fifike, het mormel dat minstens 5 keer geprobeerd had of mijn been toch niet voor teefje wou doorgaan, de geur van kots en bloed werd verdreven door een meer vertrouwde geur van barbecue. In andere omstandigheden had ik allicht leedvermaak gevoeld maar bovenop de pijn en de wanhoop die me langs alle kanten insloten en verstikten was een brandend Fifike er teveel aan, tranen begonnen over mijn wangen te stromen, ik krabbelde half overeind en bleef staan hoesten, rochelen en de longen uit mijn lijf hijgen als de laatste marathonloper aan de finish.   Uiteindelijk rechtte ik mijn rug, klopte aarde en as van mijn kleren, veegde de tranen van mijn wangen zonder ze te stoppen, zette mijn zwarte zonnebril op die ongebroken naast mijn voet lag, en wandelde weg van de sirenes, de treinwrakken, de doden, de gewonden, de achterblijvers en de helden, met de witte Delvauxtas van de vrouw in het bloed en het bruinleren koffertje van de man zonder hoofd.   Het 27ste slachtoffer van de treinramp in Laken is nooit gevonden. Zijn naam was Bruno Vertongen.

Gosiris
14 0