Iris van der Putten

Gebruikersnaam Iris van der Putten

Teksten

Bloedverwanten

Mijn behandelaar heeft een kaart van Turkije hangen aan de muur in zijn werkkamer. Links en rechts van de landenposter zijn ansichtkaarten opgeprikt met een naald. In het oosten van Turkije bevindt zich een met stift aangebracht rood kruis.   ‘Heb je nog vragen?’, zegt hij. ‘Als wij elkaar niet liggen, kan ik dan een andere psychiater krijgen?’, vraag ik. ‘Liever niet’, zegt hij. ‘Het laatste jaar heb ik al te veel patiënten verloren door opnames, remigratie en zelfmoord, dus mijn praktijk is behoorlijk uitgedund’. ‘Dan zullen we er maar het beste van maken’, zeg ik en knik hem bemoedigend toe. ‘Dank je’, zegt hij. ‘En dat kruis, wat is daarmee?’ Hij schrikt en kijkt in zijn kruis. ‘Dat kruis’, ik gebaar richting de kaart. ‘Oh, dat is het dorp waar de meeste van mijn patiënten oorspronkelijk vandaan komen. Drie generaties schizofrenen. Veel wonen hier in de wijk’. Hij wijst uit het raam richting de flats langs de Europalaan. ‘Lekker dichtbij’, zeg ik. ‘Is dat normaal, zoveel waanzin uit een streek?’, vraag ik. ‘Wel als je ouders hun genen delen’, antwoordt hij. ‘Ze zijn blij met je, zie ik. ‘Hoezo?’ ‘De kaarten’, zeg ik. ‘Ja, ze zijn nogal op me gesteld’, zegt hij niet zonder trots.   ‘Wil je dat ik bij onze volgende afspraak een plattegrond van Nederland meebreng, dan kun je de herkomst van je Hollandse clientèle in kaart brengen?’ ‘Dat lijkt me heel vreemd om te doen’, lacht hij. Ik doe mijn jas aan. ‘Tot volgende week dan maar’, zeg ik en loop Zuiderpoort uit richting de bushalte op de Europalaan.

Iris van der Putten
11 0

De geur

Hij duwt mijn achterhoofd tegen de kapstok, een plank met dubbele haken op kleuterhoogte. Door de hitte walmt de pislucht, diep doorgedrongen in het cement van de tegels in de wc, door de deuren de hal in. Ik roep dat hij moet ophouden. Het is mijn eerste schooldag en vechten moet ik nog leren. Hij is al vijf en zijn haren zijn te kort om aan te trekken. Huilen dan maar. Heel hard huilen. Ik kijk opzij. De juf zit achter haar tafel in het lokaal. Ik huil stevig door. Zij kijkt niet op van haar boek als zij met een armzwaai en gebalde vuist gebaart dat ik erop moet slaan. Mijn jurk plakt tegen mijn rug. Mijn staartjes wiebelen bij elke beweging. Buiten gillen klasgenoten van plezier. Op het bouwrijpe terrein worden verhitte koppies geblust. De noodlokalen in de nieuwbouwijk hebben nog geen schoolborden, maar wel een brandslang. Marko duwt harder en grijnst. De metalen haken drukken in mijn hoofdhuid. Ik schreeuw en worstel me los. Eindelijk kijkt de juf naar ons. Ze staat op en pakt in het loopje een appel uit haar tas. Haar rok blijft haken aan de punt van haar bureau. Ze zucht, neemt een hap en loopt door. Marko sluit zich op in de wc.   Ik snik. Ze hurkt en pakt mijn handen vast, de appel tussen haar tanden. Ze draait me om en strijkt wat haren opzij. Ze draait me terug en knikt. Haar ogen staan zacht. Het sap van haar appel loopt langs haar kin. Ze pakt een kruk en trekt me op schoot. In haar linkerhand haar appel, haar rechterhand aait mijn hoofd. ‘Geen bloed’, fluistert ze. Met de palm van haar hand veegt ze het sap van haar kin. Ze ruikt naar bloemen en fruit. Naar crème, zeep en parfum tegelijk. De geur van juf. Mijn neus begraaf ik in haar blouse. Ik stop met huilen en haal diep adem. Mijn leven op school is begonnen. Ik krijg een kus en glijd van haar schoot. Buiten gooi ik mijn jurk op de stapel met kleren bij de deur. In mijn onderbroek huppel ik naar de groep. Halverwege raakt een koele straal mijn brandende achterhoofd. Ik gooi mijn armen in de lucht en gil.

Iris van der Putten
5 0
Tip

MH17

Het is haar geur die hij vergeten is. De herinnering waar hij het meest naar verlangt, is gewist. In de nacht zijn het de details die hem uit zijn slaap houden. Overdag sukkelt hij op de bank in slaap met haar vingers, die spelen met zijn krullen. Haar koortslip in de winter. Haar niet uit te roeien gewoonte een mes af te likken. Haar geklaag over te kleine schoenen, die zij toch zelf heeft gekocht. Haar bevestigende gehum aan de telefoon met haar moeder en haar gescheld na het gesprek. Haar blik tijdens de woordeloze seks vroeg in de ochtend. Hij droomt over een toevallige ontmoeting en hoe hij weer als een blok voor haar zou vallen. Hij heeft nachtmerries over haar vrije val.   Hij loopt naar het raam en ziet de vuilniswagen vertrekken zonder zijn vuilniszakken. Nu zij er geen ruzie meer over kunnen maken, vergeet hij ze bijna elke week. Hij was boos als zij kleding voor hem kocht. Hij was geen jongen en zij niet zijn moeder. Nu loopt hij al weken in een broek met een scheur in zijn kruis. Geen nacht sliep hij zonder haar, zijn neus in haar haren begraven, zijn wijsvinger tussen het elastiek van haar slip. Haar glimlach in de ochtend als hij knorrig om een vijfde keer snoozen vroeg en zij hem zachtjes duwtjes gaf. Ze hadden veel gemeen en verschilden genoeg om van elkaar te houden. Zij was de denker, hij was de kijker. Hij had werk, zij had plannen. Ze hoorden bij elkaar vanaf die eerste ontmoeting in Kuala Lumpur vijf jaar geleden.   Al zijn herinneringen wil hij inruilen voor een vleug van haar geur. Dan kan hij door met zijn leven, dat nu vastgedraaid lijkt. Dagen beginnen en eindigen met haar en hij schrijft zonder scrupules verzonnen reportages tussendoor. Haar notitieboekjes liggen open op zijn bureau. Haar regelmatige handschrift nodigt uit iets te doen met de inhoud. Hij gebruikt haar aantekeningen van reizen, die hij zelf nooit maakte. Zijn boodschappen worden bezorgd en de redactie en zijn vrienden denken dat hij op Cuba zit. Schrijnend hoe verdriet en leugens samen gaan. Hij draait zijn hoofd af van zijn weerspiegeling in het raam. Van de man waar zij verliefd op was, is niets over. Vliegtuigen trekken strepen in de lucht.   Hij sluit de gordijnen en gaat op de bank liggen.

Iris van der Putten
11 2

Opleiding

Publicaties

Prijzen