want Klaas is een reiziger
hij reist
al meer dan dertig jaar
zonder naam.
nog nooit zei hij
zijn naam
hij kent zijn naam
niet, maar ik denk
dat hij Klaas heet
of toch iets met twee a’s
een naam die klinkt
een naam die spreekt
zoals zijn oog.
hij heeft maar een oog
een lief oog
maar dat is genoeg
om te reizen.
ja, hij reist
maar wel alleen
en als hij reist
kijkt hij enkel
naar het puntje van zijn neus.
hij volgt gewoon
het puntje
het is al wat hij ziet
want zijn neus is lang
en zijn puntje bestaat uit drie.
hij heeft een huppeltje
dat gaat vlot
het gaat van links naar rechts
links, rechts
en zo een tijdje door.
hij fluit erbij
maar zelf heeft hij geen oren
dat hoeft ook niet
reizen kan je zonder oren.
een mond heeft hij wel
die rondt hij tot ‘o’
en soms tot ‘a’
zo reist hij
zo reist hij
ook met een blok aan zijn been
want hij heeft een blok
aan zijn been
een blok
aan zijn voet
nu ja, aan zijn hiel.
dat doet hem af en toe
eens naar achter leunen
maar dat mag
reizen kan je vooruit
maar ook achteruit.
het puntje zal wel volgen.
volgen en gevolgd worden
het is zijn levensloop.
hij reist met een blok
en een stok.
zo is hij in evenwicht.
hij is evenwicht
en eenvoud
en onbeschreven wit,
maar niet meer voor lang
hij is vastbesloten
vastbesloten
en daarom reist hij
en blijft hij
reizen
hij blijft reizen
tot ze over hem schrijven
tot ze hem
Klaas gaan noemen,
een man
met een oog
geen oren
een lange neus
een o- of a-vormige mond
en een huppeltje
een huppeltje eenvoud
en evenwicht
maar alles
behalve onbeschreven
want Klaas
is een reiziger.