Shelly Wagemans

Gebruikersnaam Shelly Wagemans

Teksten

De wolkendame

Haar naam klinkt als de naam van een lieflijke vrouw. Als een engel die te mooi is voor de aarde. Zo één met lange, blonde haren en een porseleinen gezichtje. Zo één met een lang, wolkenwit kleedje en een gouden harp waar goddelijke klanken uit komen. De wolkendame, een prachtige verschijning voor een prachtige naam. Alleen was ze alles behalve een prachtige verschijning. De wolkendame dankt haar naam aan haar omvangrijke lichaam. Haar buik golft onder haar bebloemde kleed en doet me altijd denken aan wolkjes. Ik stel me voor dat de wolkjes net als springkastelen zijn en ik van de ene naar de andere kan springen en zo meters hoog in de lucht kan vliegen. Ik denk dat als ik op de buik van de wolkendame land, ik hoger vlieg dan de huizen in onze straat. Jammer genoeg mag ik het niet proberen van mama. Op het bolle lijf van de vrouw zit een even bol hoofd dat ik met moeite kan zien als ik te dicht bij haar sta. Aan haar bol zitten grijze krullen en snorharen vastgeplakt. Op de punt van haar neus staat er een brilletje dat veel te klein is voor haar grote hoofd. Haar wangen zijn naar beneden getrokken, al weet ik niet door wie. Het moet wel fijn zijn om eens aan haar wangen te hangen. Jammer genoeg mag ik dat ook niet van mama. Ik mag ook niets. In plaats van handen heeft ze ronde aanhangsels met dikke worstjes aan. Vreemd dat de hond zich nooit vergist, hij eet graag worstjes. Haar achterwerk heeft wat weg van het Himalaya-gebergte waar ik op school over heb geleerd, alleen mag je die niet beklimmen. Enkele keren per jaar komt ze op bezoek, dan neemt ze een hele doos ranzige koekjes mee die ze één voor één in mijn mond propt. Dat ik vel over been ben, zegt ze dan, en of ik wel genoeg te eten krijg? Jongens moeten tenslotte heel hard groeien, in lengte en breedte! Geen enkele vrouw verkiest een mager ventje boven een echte, stevige man. Dat zijn niet de grootste zorgen voor een vijfjarige, zegt mama dan. Pas maar op, anders wordt die jongen van jou maar een schraal mannetje, preekt ze met haar vinger dreigend naar mama. Met grote ogen bekijk ik het tafereel dat zich voor mij afspeelt, zouden ze vergeten zijn dat ik hier zit? Misschien moet ik eens op en neer wippen op mijn stoeltje, of eens wuiven met mijn hand, of heel hard roepen: ‘Hallo, ik ben hier!’ maar ik besluit geen van allen te doen. Hoe het met de buurvrouw ging, want ze ging toch bijna bevallen van haar derde kind? Goed, zei mama, en dat ze al een heel mooi buikje had! Ja oma, bijna net zo dik als jouw buik, draag ik er vrolijk aan bij. Oei, een donderwolk.

Shelly Wagemans
15 0

De onzichtbare rugzak

“Met de jongen met de sproeten mag je nooit verkering hebben. Ooit had ik verkering met hem en hij gaf mij een lelijke tekening met roze pony’s en regenbogen. Je kan beter zorgen dat die grote daar je vriendje wordt, hij geeft schattige knuffelberen aan zijn vriendinnetjes. Je moet vriendin worden met dat blonde meisje daar, op haar verjaardagsfeestje zijn er wel drie verschillende springkastelen! En zie je die dikke jongen daar? Ga nooit naast hem zitten in de klas, hij stinkt erger dan zweetvoeten!” Het is vandaag mijn eerste dag op deze school. Het is altijd wennen, al die nieuwe gezichten. Een groep meisjes heeft zich reeds over mij ontfermd. Ze hebben mij al veel geleerd vandaag. Zoveel regels om te onthouden. Mijn ogen vallen op een meisje met een bolle rug, ze staat alleen aan de rand van de speelplaats. Wat vreemd, ik heb oma’s en opa’s gezien met zo een gekromde rug, maar nog nooit een jong meisje. Het moet erg zijn om zo rond te lopen. Het meisje naast me, ik geloof dat ze Bianca heet, geeft me een stomp in mijn zij. “Kijk niet te lang naar haar, zo meteen valt ze je aan!” Ze kijkt naar het meisje vanuit haar ooghoek en bukt zich dan over mij. “Niemand heeft haar ooit een woord horen zeggen. Ik heb gehoord dat ze als kind haar tong afgebeten heeft. Niemand praat met haar. Je kan maar best uit haar buurt blijven.” De andere meisjes knikken instemmend. “Wat een geluk dat je ons hebt, wie weet was je er anders heen gegaan!” Ik draai mijn hoofd naar het eenzame meisje. Wat moet ze zich alleen voelen. Mijn groepje vriendinnen proest het uit als een knappe jongen onze richting uitkijkt. Ik keer me terug naar de groep en meng me in het gegiechel en gefluister.   “De plateaus plaats je hier op de kar, daarna ga je met de vod over de lege tafel en droog je hem af met een handdoek. Als je klaar bent, zet je de kar maar in de keuken, goed?” Zonder te wachten op een antwoord geeft meester Tom een schouderklopje en stapt hij van me weg. Verward kijk ik naar de plateaus op de tafel. Wat met de kannen water en kartonnen melk die erop staan? Moeten die ook op de kar? Ik krab met mijn vingers in mijn haar terwijl ik naar de tafels staar. Ik hoor de deur openklappen en een geslenter mijn richting uitkomen. Het meisje met de bolle rug neemt de kannen en de melk en zet ze zwijgend onderaan de kar. Ik besef dat ik het meisje aanstaar en wend mijn blik snel af. Ze schuift een vod en een handdoek naar me toe op de tafel voor ons. Ondertussen zit ik al enkele weken op deze school, deze week is het mijn beurt om de refter op te ruimen. Ik kom tot het besef dat ik na die eerste dag school het meisje compleet uit het oog ben verloren. Ik voel mijn wangen branden, ik hoop dat ze het niet merkt. Het meisje zet alles in dezelfde volgorde op de kar. Kan water, karton melk, tassen, bestek en plateaus. Daarna gaat ze naar de volgende tafel en doet ze hetzelfde, ze lijkt wel een machine. Zwijgend begin ik de tafels af te vegen. De volgende dag staan we weer stilzwijgend naast elkaar. Zij zet alles op de kar. Kan water, karton melk, tassen, bestek en plateaus. Ik veeg de tafels schoon. De stilte geeft me een knagend gevoel in mijn buik, alsof ik hem moet verbreken. Ik schraap mijn keel. “Wat is je naam?” breng ik met een kleine stem uit. Het meisje blijft stilstaan voor enkele seconden en zet dan haar taak verder. Kan water, karton melk, tassen, bestek en plateaus. Ik zucht en ga met een handdoek over een tafel. “Het is dus waar dat je niet kan praten,” ik heb al meteen spijt van mijn woorden. Het meisje kijkt met een vragende blik naar mij, ik voel mijn wangen weer branden. Ze slaat haar ogen naar beneden en mompelt: “Laura.” Mijn maag keert zich helemaal om. Wat stom van me, ik had beter niets gezegd. We ontwijken elkaars blik voor de rest van de tijd. Als alles klaar is gaat zij naar haar eenzame eiland en ik naar mijn giechelende meisjeswereld.   “Luna,” zeg ik terwijl we op donderdag de refter weer opruimen, “dat is mijn naam. Sorry voor gisteren.” Laura haalt kort haar schouders op. Het lijkt alsof de volgende minuten wel uren duren. De conciërge zwaait de deur van de refter open en komt met een grote kar binnen. Hij knikt rustig naar ons en zet zijn weg verder naar de keuken.  Als hij aan de bar komt valt in de stilte een oorverdovend geluid. Het hoofd van de conciërge blaast helemaal op en slaat rood uit. Hij haast zich met snelle, korte stapjes weg naar de klapdeur van de keuken. Laura en ik kijken elkaar aan en barsten in lachen uit. “Oh, wat een stank!” schater ik uit terwijl ik met mijn hand de geur probeer weg te zwaaien. “Zeg dat wel,” grinnikt Laura. “Een vuurtje erachter en je had nogal een spektakel gezien!”   Het ijs is eindelijk gebroken. Ik vertel haar over de vele verhuizen van mijn ouders waardoor ik steeds van school moet veranderen, dat ik dat niet fijn vind en dat ik elke keer weer afscheid moet nemen van mijn vrienden. Zij vertelt mij dat ze niet mag  veranderen van school, dat ze graag een nieuwe start zou willen nemen met nieuwe mensen maar dat ze hier vast zit. Dat ik niet liever zou willen dan op dezelfde school te blijven, zeg ik dan. “Mag ik iets vragen?” vraag ik twijfelachtig. “Ik bedoel het niet slecht, maar waarom loop je zo gebogen?” Ze schudt haar hoofd. “Het komt door die gigantische rugzak,” zucht ze. “Welke rugzak?” ik kijk fronsend naar haar maar zie niets dat op een rugzak wijst, enkel haar gekromde rug. “De meeste mensen zien het niet, je moet het willen zien. Kijk maar eens heel goed.” Ik vraag me af of ik haar gek moet verklaren of niet. Ik knijp mijn ogen samen en staar Laura aan. Ja, ze is absoluut gek. Natuurlijk geen rugzak te zien. Dan zie ik de omtrekken van een meterhoge rugzak scherper worden totdat uiteindelijk een gigantische, bruine rugzak te zien is. Ik leun met grote ogen naar achter. Laura trekt haar mondhoeken voorzichtig omhoog. “Je ziet hem nu wel, hé? Iedereen heeft een rugzak, kijk maar bij jou.” Ik ga met mijn handen naar mijn schouders en voel twee riemen. Hoe kan dat? Ik voel een klein gewicht aan mijn rug, de mijne is veel lichter als die van haar. “Wat zit er dan in?” “Dingen die je altijd meedraagt. Erge dingen die zijn gebeurd en die je nooit meer los kunt laten. Die draag je dan heel je leven mee, je hebt geen andere keuze.” Ze kijkt met vochtige ogen naar de vloer. “Ik heb hem al proberen af te doen, heel de rugzak in de vuilbak te gooien, te verbranden zelfs, maar niets helpt.” “Wat erg,” breng ik uit met een zachte stem, “ik wou dat ik iets kon doen voor je, dat moet verschrikkelijk zijn.” Laura glimlacht naar me, haar blik bedankt me. Na een korte stilte vraag ik: “Kan je laten zien wat erin zit?” “Ja, dat gaat wel,” ze neemt haar rugzak van haar rug, haar gebogen rug verdwijnt meteen als ze hem af doet. Als eerste neemt ze er een versleten teddybeer uit. “Als mama en papa riepen naar elkaar, huilde ik altijd uit bij hem,” fluistert ze met een trillende stem. Daarna een kleine, leren koffer. “Toen mijn mama en papa gingen scheiden, moest ik elke week heen en weer met deze koffer.” Dan neemt ze er een leren riem uit. “Hier sloeg papa mijn mama mee, en later ook mij,” Laura haar ogen worden doffer bij elk voorwerp dat ze eruit haalt. Ik wrijf met mijn hand over haar arm, niet goed wetend wat ik anders kan doen. Ik kijk naar de rugzak en dan naar het meisje. “Zal ik het volgende eruit nemen?” Ze blijft voor zich uit staren. Ik reik voorzichtig met mijn hand naar de rugzak en grabbel erin. Ik voel iets duns, maar ontzettend zwaars. Met al mijn kracht trek ik het eruit en vind ik een brief. Hij moet enkele kilo’s zwaar zijn. Ze neemt de brief van me en kijkt hem met lege ogen aan. “Dit is het laatste dat mijn moeder heeft achter gelaten, daarna heb ik haar nooit meer gezien.” Hulpeloos kijk ik haar aan. Kon ik maar iets doen, zeg ik duizend keer in mijn hoofd. Ik kijk naar de gigantische rugzak. Mijn gezicht klaart op, ik doe mijn eigen rugzak af en trek hem open. Dan sta ik op en ga naar de spullen die Laura heeft neergelegd. “Wat ga je doen?” vraagt ze met ogen vol vraagtekens. Zonder te antwoorden stop ik Laura’s spullen één voor één in mijn rugzak. De teddybeer, de koffer, de leren riem en de brief. Ik sluit mijn rugzak en gesp hem op mijn rug. “Zo.” Ze kijkt me net aan alsof ze een spook heeft gezien. “Wat doe je nu?!” “Als we het samen dragen, is het toch minder zwaar. Mijn rugzak is dan misschien iets zwaarder, maar die van jou is lichter. Probeer maar eens.” Laura neemt haar zak op haar rug. Na een paar seconden beseft ze dat ze gewoon recht staat, zonder gebogen rug. Ze loopt enkele meters en weer terug. Geen bejaardenloopje meer. Ze ziet er abnormaal normaal uit zo, met die brede glimlach op haar gezicht.   Sinds die dag dragen Laura en ik samen onze rugzak.

Shelly Wagemans
17 1