Simen

Gebruikersnaam Simen

Teksten

Tip

Treintrip

‘Zet dat mislukte plooifietsje toch eens godverdomme niet in het gangpad! ’, snauwt de Antwerpse blondine de studente toe. De studente zet een geschokt gezicht op en kijkt radeloos de coupé rond op zoek naar hulp van haar medereizigers. Ik sluit me aan bij de anderen in de coupé en besluit rustig verder in mijn notitieboekje te kribbelen. Vanbinnen hebben we allemaal wat schrik gekregen voor het rare type vrouw, dat plots een sigaret en een blik cola (godzijdank, geen drank…) uit haar handtas tevoorschijn tovert. Ze lijkt me iemand om Shanaia te noemen, dan krijgt ze van mij ook meteen een sociale klasse opgestempeld. Het lijkt alsof ze de douchecabine al een paar weken niet meer is tegengekomen en ook haar kleren geven een vuile indruk. Niets positiefs over de vrouw te zeggen? Tuurlijk wel! Ze draagt een zeer mooi horloge! (maar zou het ook echt zijn… en misschien is het wel gestolen…) Een symbolische zucht van opluchting volgt wanneer de studente haar onhandig plooifietsje aan de kant zet en een plaatsje zoekt in de coupé. De rust keert volledig terug wanneer ook het Shanaia-type aanstalten maakt om een plaats in te nemen. Het luidkeelse dispuutje is voorbij. Plots gaat het pijlsnel: de vrouw besluit het lege plekje naast me te gebruiken, ook al had ik met het plaatsen van mijn boekentas op de stoel toch proberen duidelijk te maken niet echt nood te hebben aan een zetelgenoot. Ik heb handen tekort om haar plaats zitklaar te maken; de gsm smijt ik snel in mijn rugzak, het notitieboekje valt ongelukkig op de grond en mijn trui leg ik snel over mijn benen. Net op tijd is de zetel klaar en ploft de vrouw naast me neer. Ondanks dat ik al tegen het raam geplakt zit, maakt de vrouw toch nog duidelijk door met haar benen tegen mij aan te wrijven dat ze nog meer plaats nodig heeft. Na wat schuifelen hebben we beiden ons territorium afgebakend en is er terug sprake van wat rust. Ik kan er even niets beters op vinden dan gewoon wat uit het raam te kijken en mijn zonnebril op te zetten. Geen haar op mijn hoofd denkt eraan mijn notitieboekje op te rapen. Ik wil mijn licht-ontvlambare buurvrouw niet nog eens in colère laten schieten. Ik schrijf dit later wel op. Na talloze voorbijflitsende bomen en weilanden besluit ik terug wat in de coupé rond te kijken. Handig is dat bord op de nieuwste treinen waarop je exact kunt zien wanneerje in het volgende station aankomt. Ik heb meteen een nieuwe vorm van tijdverdrijf gevonden en begin heel precies uit te rekenen hoelang ik nog in deze benarde situatie moet blijven. Na alles uitgerekend te hebben, is het enige waar ik geen vat op krijg de tijd zelf. ik confronteer mezelf met het feit dat ik nog minstens drie kwartier met het Shanaia-type zal moeten doorbrengen. Ik wentel mezelf – mentaal – even in wat zelfmedelijden en ga terug naar mijn eerste tijdverdrijf; het raam. Mijn buurvrouw gedraagt zich netjes en houdt het bij het drinken van haar cola. Ik kan gerust even indompelen… Plots schiet ik wakker. Uren lijken verstreken. Ik kijk op het bord en haal opgelucht adem: slechts twee haltes ‘gemist’. Ik zet mijn zonnebril af en kijk in mijn ooghoek naar wat mijn buurvrouw aan het doen is. ‘Ik denk dat je gsm daarnet afging.’, zegt ze me plots. Ze lacht en kijkt me vriendelijk aan. Ze deed zelfs de moeite om haar overdreven Antwerpse accent voor mij op zij te zetten. Even denk ik goed na wat ik nu moet doen, maar uiteindelijk neemt mijn instinct het over: ‘Oh, oké. Ik kijk wel even.’, antwoord ik haar volgens de regels van dekunst. Ik haal mijn gsm uit mijn rugzak en zie dat ik effectief ‘één nieuw bericht’ heb. Ik laathet haar door middel van een glimlach weten, waarna het weer haar beurt is om terug te lachen. Ze gaat daarna weer snel verder met haar veel te grote en onhandige smartphone. Ik lees het sms’je en geef er een gepast antwoord op, waarna ik het vriendelijke Shanaia-type nog eens bedank. De drang om deze vreemde wending neer te pennen wordt nu wel zeer groot, maar ik neem wijs het besluit me in te houden en weer verder te gaan met uit het raam te staren.   De tijd lijkt me plots toe te lachen en ik kom sneller dan verwacht aan op mijn eindbestemming. Als ik achter en voor me kijk, merk ik op dat de helft van mijnmedereizigers al in vorige stations is afgestapt. De resterende groep mensen – waaronder ik en mijn buurvrouw – maakt zich klaar om af te stappen. Mijn buurvrouw is sneller klaar en loopt plots terug op de studente met het plooifietsje af. Deze totaal onverwachte actie zorgt opnieuw voor een enorme stressboost en alle mensen binnen de coupé lijken even te verstijven. ‘Zo’n fiets is toch echt niet handig. Koop je een echte fiets! En als je met de trein komt, moet je sowieso niet ook je fiets meenemen’, begint mijn Shanaia-achtige buurvrouw weer. De studente kiest er deze keer niet voor om geschrokken over te komen en draait enkele keren met haar ogen, terwijl ze vermoeiend zucht. De twee vrouwen stappen op een beschaafde manier allebei de trein af en gaan elk hun richting uit. Ik neem mijn rugzak op mijn rug en kijk nog eens braaf achter me of ik niets vergeten ben.   Op weg naar mijn fiets blijft het hele gebeuren door mijn hoofd spoken. Ik haal vlug mijn oortjes uit mijn rugzak en laat loeihard Florence door mijn oren suizen tijdens het fietsen.‘Doeme toch’, bedenk ik me, ‘Die vrouw was zo goed op weg om haar eigen typetje en stereotypen te doorprikken en komaf te maken met mijn vele vooroordelen. Maar in plaats daarvan heeft ze door haar dwaze actie(s) mijn beeld enkel en alleen nog maar versterkt.’ Maar wat maakt het die vrouw uit? Ze is mij toch al vergeten. Er zijn mensen die het zich enorm aantrekken hoe de rest van de wereld over hen denkt en er zijn mensen voor wie dat allemaal niets uitmaakt. Iets tussen deze twee uitersten lijkt me het gezondst en oprechtst vertoeven, maar ik vrees dat deze vrouw bij de ‘wat maakt het mij uit’-groep behoort. Het maakt haar niet uit hoe ik over haar denk… Ik gok dat ze nu alweer door het station slentert met een blik bier in haar ene hand en in haar andere, trillende hand een sigaretje. Of zou ze ook spuiten?15/04/2015

Simen
0 0

Over soep en God

Met dank aan de pastorale werkgroep van de school, stappen we – meestal de dag voor de paasvakantie -met een grote groep jongeren zo’n twaalf kilometer door bos en heide. Het doel van waarschijnlijk de helft van deze groep is de Alma, waar een matig kopje koude soep op elk van ons staat te wachten (al kregen we ook broodjes, waardoor ik na enkele happen dacht dat mijn blokjes spontaan van mijn tanden vielen). Zoek me alsjeblieft iemand die nog tijdens het stappen door tijd heeft om zich te bezinnen en zich eens wat diepzinnige levensvragen te stellen… Het christelijke karakter van zulke activiteiten is vaak ver zoek. Het gesprekniveau tijdens zo’n wandeling bevindt zich ook steeds verdacht laag. Het was vorig jaar, na dat voormiddagje stappen, dat de godsdienstleerkracht opeens angstaanjagend zeker op me af kwam. Ik had mijn verdiend kopje soep nog niet gekregen en voelde me dus al snel wat ongemakkelijk. Hij nam me even apart en vertelde me dat hij op zoek was naar leerlingen die graag eens op de radio zouden komen, waarna hij me trakteerde op talloze complimenten. Het moet dat kleine, resterende stukje christen in mij geweest zijn dat toen voor het ja-antwoord zorgde. Er werd nog snel wat praktische informatie doorgegeven, waarna ik me met een glimlach op mijn gezicht naar de broodjes wendde. Het was de tweede week van de paasvakantie toen ik het mailtje van meneer Godsdienst in mijn inbox zag. Er werd van mij verwacht dat ik op de radio even wat uitleg kwam geven over ‘geloof op school’. Daarbij kwam ook nog eens dat het radiostation net hèt ultra-katholieke radiostation ‘Radio Maria’ bleek te zijn. Vanaf dan ben ik teksten beginnen schrijven, waardoor ik na enkele dagen dacht een nieuwe bijbel te hebben uitgevonden. Zinnen werden op elk moment van de dag – als er mij maar een idee te binnen sprong – opgeschreven op post-its of in notitieboekjes. Ik was, geloof me zeer, perfect voorbereid op wat mijn eerste radiodebat zou worden. Vader en ik namen onze fiets uit het fietsenkot en vertrokken richting het radiostation. Uiteraard ging mijn vader mee. De man is zelf al talloze keren op de radio geweest en was zeer geïnteresseerd in mijn visie op geloof.Het zal waarschijnlijk de stress zijn geweest en niet de fysieke inspanning, die maakten dat ik buiten adem aankwam op de plaats van bestemming. Het leek alsof even alles een complot was. Het dorpje had een veel te katholiek uitzicht, en de weinige voorbijgangers telden al zeker meer dan zestig levensjaren. Daarbij deed mijn reisgenoot/vader er nog een prachtig schepje bovenop door nog eens voor de zekerheid te vragen of ik wel gelovig ben. Ik ben zeer getalenteerd in het weglopen uit lastige situaties, maar ik had het gevoel hier niet meer weg te kunnen. De ademhaling versnelde nog wat en de zweetproductie kreeg een extra boost. Met alle respect voor mijn vader, maar de vraag ‘je bent toch niet nerveus hé’ had echt niet gehoeven... Na wat stappen met de fiets in de hand door het pittoreske dorpje, kwamen we aan bij het radiostation. Het bleek dat men er niets beter had op gevonden dan de radiostudio in een kerk onder te brengen. Het moment van totale wanhoop kwam er uiteindelijk toen een brave zuster de deur voor mij opende en vriendelijk goedendag zei. Ze keek me zo vriendelijk aan waardoor ik dacht dat ze me meteen een kruisje rond de nek ging laten dragen. Zelfs al was het moment van totale wanhoop al bereikt, het lot kent geen grenzen: meneer Godsdienst was er nog niet. Ik keek met bange blik naar mijn vader die op zijn horloge keek en met een knik duidelijk maakte dat we wel degelijk op tijd waren. Er zat niets anders op dan met de zuster aan een tafeltje te gaan zitten. Gelukkig lieten de radiopresentatoren nietlang op zich wachten. Ik luister heel graag naar mensen die het allemaal goed en mooi kunnen uitleggen en ik heb zeer veel respect voor het vak van radiopresentator, maar deze twee types waren in mijn ogen amper achttien jaar en werden meteen slecht bevonden. Ik ben geen mensenhater, dus om iets positiefs over de twee amateurradiomakers te zeggen: ze waren (gespeeld?) vriendelijk! Ze gaven me een plaatsje aan hun tafeltje en boden me wat te drinken aan. Ik dronk iets te snel, wat een hoestbui tot gevolg had. Maar ach, op dat moment kon het moeilijk nog fouter gaan. Na wat drinken en een o-zo pijnlijke stilte, vragen ze (het waren trouwens een jongen en een meisje) me mijn naam, mijn school en of ik al eens op de radio was geweest. Ik beantwoordde netjes en correct alle vragen maar vroeg me toch af of het niet aan hen was om dat al allemaal te weten… Van voorbereiding leek er dus totaal geen sprake, wat mijn mening over hen niet verbeterde en mij alleen maar nog meer stress gaf. Na een kwartiertje zorgden de andere radiogasten voor de verlossing. Een tweede leerlinge van onze school kwam eerst toe. Ik kreeg het idee even bij haar uit te huilen, wanneer ook meneer Godsdienst toekwam. Ook de technische staf, die bij dit radiostation uit één persoon bleek te bestaan kwam wat later toe. Het leek ook de gewoonte dat verschillende medewerkers hun veel te kleine kinderen ook meenemen, waardoor ik even niet meer goed wist of ik nu gevraagd was om te komen babysitten of iets zinnigs te komen zeggen… Alleszins, ik was al iets meer op mijn gemak in het bijzijn van de anderen, maar was ondertussen wel al volledig vast aan mijn stoel geplakt van het zweet. Ik ben er nog steeds heilig van overtuigd dat het de zuster van bij de ontvangst was die uit afkeer de verwarming op het hoogste niveau had opengedraaid. Zoals dat bij elk deftig radiostation gaat, volgde er voor het live-debat een korte briefing. Stomverbaasd dat men toch ietwat professioneel was, kreeg ik een blad met tekst in mijn handen gestopt. Ik las een tiental vragen en voelde in mijn zak waar mijn perfecte voorbereiding in zat. Ik keek boos en radeloos om me heen. Dit was niet afgesproken! Mijn vader was al druk aan het praten met meneer Godsdienst en zag me bijgevolg al lang niet meer zitten. Tien minuten. Slechts tien minuten kreeg ik van de amateurpresentatoren om een zinnig antwoord te formuleren (en zelfs niet eens te noteren) op een dertigtal diepzinnige levensvragen. Het toeval wou dat ze de vragen dan ook nog eens half in een taaltje hadden geschreven dat ik niet beheers, waardoor ik bijna een woordenboek moest vragen. En dan brak het moment bijna aan, de muziek speelde en de technische éénpersoonsstaf met wenend kind op haar arm gaf ons het signaal dat er nog vijf minuten restten. We begaven ons naar het geluidsdichte studiootje waar het zo mogelijk nog warmer was en zetten ons elk aan een microfoon. Het lot bleef me maar plagen, want er bleek geen hoofdtelefoon meer over te zijn voor mij. Dan maar zonder ten onder gaan… Omdat er op het blad zowel vragen voor een ‘ongelovige’ leerling als een ‘ongelovige’ leerling stonden, vroeg ik – me van niets bewust – wie die gelovige persoon dan wel mocht zijn. De collega-leerlinge van de school keek me aan en antwoordde stil ‘ik’. Alle ogen aan tafel waren op mij gericht en ik voelde me langzaam door de grond zakken van schaamte. De laatste seconden van het veel te katholieke orgelnummer kwamen zacht uit de boxen en we maakten ons klaar om te beginnen. De eerste minuten van het debat waren al niet te moeilijk voor mij. Ik moest enkel wanneer mijn naam werd genoemd, even kort goedendag zeggen. (waarschijnlijk zodat de luisteraars – overwegend propvolle rusthuizen – wisten dat ik er wel degelijk zat.) Na wat vragen aan mijn collega-leerlinge leek ik er niet meer onderuit te komen en begon depresentator mijn deel van de vragen (letterlijk) voor te lezen. Net voor ik antwoordde voelde ik een venijnige hoest opkomen en vervloekte ik mezelf voor het niet mee naar binnen nemen van dat glaasje water. In een waas antwoordde ik de meest belachelijke antwoorden met een stem die volgens mij een paar octaven te hoog gestemd stond. Dit kon ik uiteraard niet nagaan, ik had geen hoofdtelefoon… Het noodlot sloeg opnieuw toe wanneer ik even in debat moest gaan met meneerGodsdienst. De presentator stelde hem eerst een vraag. De logica wou dus dat ik mij niet moest bezig houden met het verzinnen van een antwoord, de vraag was tenslotte niet aan mij gesteld. Wanneer ik wat dromerig zat te kijken naar het Mariakaarsje met gebedskralen in het midden van de tafel, schoof meneer Godsdienst de vraag plots door naar mij. Moest het een gezelschapsspel geweest zijn, dan had ik sowieso een extra kaart moeten bijnemen. Het enige antwoord dat ik kon verzinnen was vragend naar meneer Godsdienst kijken en een ‘euhm’ aanhouden. Het debat kwam gelukkig snel aan een eind (waarschijnlijk door de vele klachttelefoontjes over de studiogasten van die dag…) en we verlieten gestaag het studiootje. Ik had zoveel zin om gewoon op de fiets te springen, door de velden te rijden en mijn ogen even toe te doen. Maar de vrolijke zuster van bij het onthaal kwam nog met een grote slagroomtaart binnen, die helemaal op moest worden gegeten (‘we gaan dat nu toch niet laten liggen hé’). Na enkele happen voelde ik – zoals ik al verwacht had – een migraineaanval opkomen. Ik pakte mijn jas, gaf meerdere tekens aan mijn vader, gaf iedereen nog vriendelijk een hand en haastte me naar buiten. In complete stilte ben ik met de wind door de haren naar huis gereden. Het enige wat ik tijdens het fietsen kon doen, was lachen. Thuis kreeg ik een kop degelijke soep en een teleurgestelde moeder. Ze had de juiste frequentie niet gevonden en het hele debat gemist. ‘Heb ik iets gemist?’ (*) De werkelijke namen worden niet vermeld, omdat deze er gewoonweg niet toe doen. Simen, 2015

Simen
0 0

Opleiding

Publicaties

Redacteur bij mijnLeuven magazine

Prijzen