14.12.2016

14 dec. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Weet ge wat ge eens moet doen?

Ge moet eens, als ge vanavond laat gaat slapen, en als ge in uw bed ligt, plat op uw rug in die donkere kamer –

dan moet ge eens denken aan de zee.

Die grote plas vol water, ergens ginder buiten in het donker.

Ziet ge ze voor u, die zee? ’t Is een mooie zee, zo eentje om naartoe op vakantie te gaan. ’t Is, laat ons zeggen, de Middellandse Zee.

Van ergens in de lucht kijkt ge neer op de Middellandse Zee. Een enorme watermassa. Een zwarte, glanzende plas, zo ver als ge kunt kijken. De kusten kunt ge niet zien. Veel kunt ge sowieso niet zien, want ’t is een donkere nacht en de maan is maar half. Maar goed, zoals ik zei: alleen maar water.

En kom nu eens langzaam naar beneden. Laat u voorzichtig zakken... Rustig...

Zijt ge daar?

Ge zit nu in een bootje. Een houten sloep. Met vooraan en achteraan een dwarse plank om op te zitten. Met twee roeispanen en een kleine benzinemotor. Een kleine boot. Laat ons zeggen: voor een man of tien, twaalf max.

Ziet ge dat bootje? Zit ge d’r in?

Het drijft langzaam voort. Heel langzaam.

(Tja, ik wou dat het anders was, maar de benzine is al een tijdje op. En de roeispanen zijt ge kwijtgespeeld. Eerst de ene. Dan, vanmorgen in een te grote golf, de andere.)

Uw bootje drijft langzaam voort.

Weet ge waarom ge hier zit?

Ge zit hier omdat ge moet. Ge hadt geen keuze. Ge hebt alles achtergelaten en ge weet in feite bij god niet naar waar ge nu op weg zijt. Het is allemaal veel te ingewikkeld om op één-twee-drie uit te leggen, maar geloof mij, ge hadt geen keuze. Het was dat of doodgaan.

Ge vraagt u af hoe diep de zee is. En wat ge gaat doen als ge erin valt.

Ge vraagt u ook af hoe ver het nog is, want zo ver als ge kunt kijken, ziet ge alleen maar dat zwarte, koude water. Nergens een vuurtoren of ander licht dat op een kustlijn wijst.

Het is misschien een magere troost, maar ge zit hier niet alleen. Bij lange niet. Ge zit hier met minstens vijfendertig, veertig man. In een bootje voor tien. Een mens voelt zich altijd een beetje sterker als hij zijn miserie met anderen kan delen, toch? Al blijft het natuurlijk miserie.

Ge zijt bang. En ’t bootje begint alweer serieus te schommelen. Ge zit op de rand en er is niet veel om u aan vast te houden.

Voelt ge het bootje schommelen? Voelt ge het? En gij die dacht van rustig te gaan slapen...

Eigenlijk is dat geen ding om mee op volle zee te gaan. Veel te gevaarlijk. Ge moet zot zijn om zoiets te doen. Of ge moet zijn zoals gij en al die anderen hier met u: zonder keuze.

Gelukkig weet ge dat er een eind aan komt. Enfin, als het bootje niet zinkt en zo, maar aan zulke dingen probeert ge niet te denken. Ge weet dat er een eind aan komt, want ge hebt op een kaart de vorm van de zee gezien, en als ge altijd rechtdoor blijft varen, dan komt ge vanzelf aan de overkant uit.

Waar dat precies gaat zijn, weet ge niet. Zo een bootje vaart natuurlijk nooit helemaal rechtdoor. Maar ergens aan de overkant, daar kunt ge redelijk zeker van zijn.

Ergens waar ge nog kunt leven. Ergens waar ge weer veilig aan land kunt gaan. En ge hoopt dat daar iemand zal zijn die u een beetje kan helpen.

Maar dat zal wel, zeker?

Ja, toch?

En stel nu… Stel nu dat daar niemand is die u kan helpen … Dan kunt ge het altijd nog anders proberen…

Stel nu dat daar niemand is die kan helpen, dan moet ge eens, als ge dan toch gaat slapen, vanavond laat, en als ge dan toch in uw bed ligt, plat op uw rug in die donkere kamer – dan moet ge u eens voorstellen dat gij zelf zo iemand zijt die kan helpen. Zo iemand die misschien op de kade heeft staan wachten, omdat hij heeft gehoord dat er een bootje op komst is. In elk geval, iemand die kan helpen.

Voor ge 't weet bekijkt ge de dingen van de overkant. Serieus. Ge moet dat eens doen.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

14 dec. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket