De tijd kijkt op de klok,
rekt zich uit, draait zich nog eens om.
De tijd neemt zijn tijd.
Voorlopig, voor korte tijd,
wil hij nog niet lopen,
maar even blijven liggen.
De seconden tikken op zijn hielen,
ze worden ongeduldig, hun tijd raakt op,
te laat voor hun tel.
Ze weten niet wat eerst is,
of ze hun volgorde volgen
wanneer die niet wordt beslist.
Onbepaalde tijd later (ver)strijken
de langzamere minuten neer
en begint het aftellen naar het
onbestaande tijdsbesef weer.