als het brandt voel ik de naaktheid om me heen
zweven, want jij bent degene die het
woord voor mij gaat spellen
en de gedachte alleen al aan die ontzettende eenzaamheid
doet me de andere kant op kijken
alsof daar de schijn van het ongezegde
beter, ongenoemd, zal zijn
de meander die in me woedde, en of die daar
ooit echt ook was, zet het op een lopen
en ik hol hem achterna, met de angst je nooit meer
terug te zien
wanneer de doorbraak zo verblindend is,
dat de bril en de broek geen kans meer maken
komen de letters over mijn lippen
en fluister ik heel zacht
sorry
jij verdient me niet
(nog niet)
(misschien)
als het brandt zet ik het op een lopen
want dit wil ik niet
niet nog een keer