I LOVE YOU KAMIKASI

24 okt. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Ik heb slecht nieuws, zei haar vader. Hij zit in de gevangenis. Slik. Haar oudste broer was gearresteerd. Pas. Het moest er ooit van komen. Diefstal, drugs, inbraak, foute vriendjes. Hm. Waar zit hij, papa? En wanneer gaan we naar hem toe? Ik ga er niet heen, antwoordt hij. No way. Ik heb hem genoeg gewaarschuwd. Maar papa, hij heeft iemand nodig nu. Hij zal zich vast eenzaam voelen. En verward. En bang misschien, ook al is hij stoer. Stiekem geeft ze haar ouders voor een stuk- een behoorlijk groot stuk trouwens- de schuld, maar dat hoeven zij niet te weten natuurlijk. Een vogelvrije opvoeding moet zich wreken, vroeg of laat. In dit geval nog redelijk laat. Papa, ik denk dat hij je nodig heeft, ons nodig heeft, gaan we, alsjeblieft?

De volgende dag neemt ze de trein. Ze slaat de Begijnenstraat in. Ruikt de geur van verse marihuana. Belt aan. Een kille monotone bel. Zo’n scherp geluid dat door merg en been gaat. En dan wachten. En wachten. Ze verliest haar geduld en belt nog eens. Ze hoort een klik en duwt. Voor haar bevindt zich een glazen loket. Identiteitskaart? Wat is uw relatie tot de gedetineerde? En of ze even in de camera wil kijken. Verward gaat ze tegen de muur staan en kijkt naar een punt waarvan ze gokt dat het de camera is. Fraaie foto, haar ogen zijn dicht. Al goed, misschien, ze verbergen haar verdriet. U mag uw spullen in een locker steken. Geen flesjes, gsm, sleutel, portefeuille… Wel iets om te roken, en kleingeld voor de automaat.

Ze bergt haar spulletjes op in een locker en keert terug, blij, en hoopvol, want dadelijk ziet ze haar broer. Goh, sorry mevrouw, nu is hij net weggeroepen. Het zal voor een andere keer zijn. Wat?, mompelt ze. Komt u morgen nog maar eens terug. Maar ik kom van de Limburg mevrouw. Ik heb er twee uur over gedaan, met de trein mevrouw. Tja, sorry ‘mevrouw’. Zo gaat dat hier mevrouw. Volgende?

De dag nadien komt ze terug, vastberaden hem nu wel te zien. Ze meldt zich aan, en krijgt te horen dat hij verhoord wordt. Hoelang dat zal duren, mevrouwtje? Goh, ten laatste om 16u worden de gedetineerden teruggebracht. Komt u dan maar eens terug. Ik terras een hele middag en kom terug. Er hangt een blad aan het loket: “Volzet”.

Nog een dag later. Nu moet ze hem zien. Dat kan niet anders. Ze meldt zich aan, en spreekt zijn naam krachtig uit. 11u, goed voor u? Voor het eerst mag ze door de elektronische detector. Jas op de band. Pieppiep. Of ze iets van metaal aan heeft? Ze legt de muntstukken opzij. Een riem? Iets in uw hakken? Half ontkleed blijft ze piepen. De haarspeldjes misschien? Ze ontdoet haar speciaal opgestoken kapsel van de schuivertjes, en mag door. Ze wou zich alleen maar mooi maken voor haar broer meneer.

Op de binnenplaats wacht ze een half uur. Het signaal. Een man of tien- in feite zijn het bijna allemaal vrouwen, valt me op- drumt naar binnen. Een niet-blanke meerderheid. Ze bekijkt het papier van haar reservatie, verfrommeld van de spanning. Tafelnummer alstublieft. Mevrouw, u mag dat papier niet beschadigen. Anders is het niet meer geldig. Ze gaat zitten en neemt een beker koffie. 50 cent. Het ding blijft hangen. Kan er niets goed gaan vandaag? De cipier zit op een verhoog, lichtjes ineengezakt op een stoel. Of ze er eens tegen wil duwen. Zenuwachtig zit ze aan tafel. Dan komt hij binnen. Grijze overall en een brede glimlach. Zuster! Even barst ze uit in tranen. Niet huilen, jij, dat willen we niet. Ik heb het hier goed, en hij neemt haar stevig vast. Eindelijk. Hij praat en praat en praat. Hoe komt het dat we geen glasbezoek hebben?, vraagt ze. Je kent mij hé zuster, ik heb iets kunnen regelen. Connecties. Ze kijkt hem aan met een blik van bewondering. Hij blijft stralen, ook zonder zonlicht. 45 minuten vliegen voorbij. De bel. Allee, is het al tijd of wat!, roept hij uit, zichtbaar teleurgesteld. Want hij heeft niet veel. Haar. Maar ze gaat nu weg. Ze moet. “Ik kom snel terug, broer, met papa, en ik zal schrijven, elke week minstens een keer. En ik hou van je”, roept ze hem na terwijl hij al op de gang staat.

De volgende dag belt ze haar moeder. Dat ze geweest is, vertelt ze, en dat hij zo blij was. Wie zijn gat verbrandt, moet op de blaren zitten, antwoordt ze droog, maar doe hem de groeten. Vervolgens belt ze haar vader. Dat ze een afspraak heeft gemaakt voor zaterdag (de enige dag waarop dat kan), en of hij niet meegaat. Oké, zegt hij, maar ik moet je wat vertellen. Er zit er één bij. Wat?, antwoordt ze, onthutst, toch niet… Toch wel, zegt hij. Je twee broers zitten in de cel. Maar wel samen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

24 okt. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket