De winkel

8 jul. 2014 · 0 keer gelezen · 2 keer geliket

Ik had geen werk. Maar mijn vriendin had wel werk. Ze was al op kantoor toen ik wakker werd. Ik keek naar de klok en knipperde met mijn ogen. Het daglicht verblindde me. Het drong door het laken dat diende als een gordijn. We moeten dringend gordijnen hangen, zei ik in mezelf, en ik kwam uit bed.
Op het aanrecht stond een kan koude koffie. Ik schonk een kop in en zette de kop in de microgolf. Boven de keukentafel vlogen vliegen. Er waren altijd vliegen in de tuin, en nu ook in de keuken, want mijn vriendin had de deur naar de tuin niet gesloten. De katten van de buren kakten soms in de tuin en dan zag ik vleesvliegen samentroepen op de kattenstront. En misschien trokken sommige planten in de tuin vliegen aan. Ik had geen verstand van vliegen of planten. Ik stak een sigaret op. Toen ging de bel van de microgolf. Ik nam de opgewarmde kop en ging naar de kamer aan de straatkant.
De vorige eigenaars van het huis hadden in de kamer aan de straatkant een tabakswinkel uitgebaat. Nu was alles oud in de kamer. De toonbank en de rekken van bewerkt hout, de bakelieten stopcontacten en lichtschakelaars, de draai- en schuifsloten op de deur, de beveiligingscamera, die nooit had geregistreerd. Toch was mijn vriendin gecharmeerd van de kamer. Ze wou er een nieuwe winkel beginnen. Tijdens het avondeten praatte ze over de mogelijkheden en vroeg ze me mee te denken. En dat deed ik. Ik had alleen geen goede ideeën. Er moet eerst nieuwe elektriciteit worden aangelegd, zei ik dan. En dan zei zij dat de toonbank en de rekken sowieso konden blijven. Voorlopig gaf ze de voorkeur aan een snoepwinkel. Ik vond een snoepwinkel een slecht idee. Maar dat zei ik niet.
In de kamer was het rolluik voor het raam gesloten. Mijn vriendin had het niet geopend. Ik deed het licht aan en zag dat de postbode brieven had gebracht. Ik nam de brieven en legde ze op een verhuisdoos die we nog niet hadden uitgepakt. Ik trok van mijn sigaret. Ik hoorde mensen op het trottoir. Voetstappen en stemmen klonken luider en verwijderden zich. Ik zag de verhuisdozen, de camera, de rekken en de toonbank en ik dacht dat een dag hier een andere tijdsorde had. Dat de duur van een seconde in een kantoorgebouw vergrootte om ruimte te maken voor meer handelingen. Die onzin dacht ik. Ik dronk mijn kop leeg, duwde mijn sigaret uit en opende het rolluik.
Ik ging terug naar de keuken, want daar stond mijn laptop.
Ik had mijn werk verloren en nu zocht ik nieuw werk. Een antwoord van een bedrijf kon elke dag komen. Maar dat antwoord kwam niet vandaag. Ik opende mijn mailbox en er zaten alleen ongelezen mails van Groupon in. Ik nam mijn laptop en ging zitten in de tuin. Ik las het sportnieuws op de website van een krant. Op mijn rug en borst lag warm zweet. Na enkele minuten in de zon ging ik zitten op een stoel in de schaduw.
Toen werd ik gebeld door een vriend.
‘Jan hier,’ zei hij.
‘Jan,’ zei ik. ‘Alles ok? Wat doe je?’
‘Niets,’ zei Jan. ‘En jij?’
‘Niets,’ zei ik. ‘Ik lees het sportnieuws.’
‘En later op de middag?’ vroeg Jan. ‘Wat doe je later op de middag?’
‘Verhuisdozen uitpakken,’ zei ik. ‘Of gordijnen hangen. We zien wel.’
‘Wedstrijd gezien gisteren?’ vroeg Jan.
‘Nee,’ zei ik. ‘Valerie wou iets anders kijken.’
Valerie was mijn vriendin. Ze keek geen voetbal. Sport interesseerde haar niet. Ze ging graag naar tentoonstellingen en het theater. Ze had kunstgeschiedenis gestudeerd. Ze werkte op een kantoor omdat de lonen in de culturele sector te laag waren. Ik keek wel voetbal.
‘Goeie wedstrijd?’ vroeg ik.
‘Slechte wedstrijd,’ zei Jan. ‘Bijna in slaap gevallen.’
‘Niets gemist dus,’ zei ik.
‘Nee,’ zei Jan. ‘Niets gemist.’
Ik keek naar de vliegen die rond mijn hoofd dansten.
‘Ik ga vanmiddag wat drinken,’ zei Jan. ‘Bel me als je wil langskomen.'
‘Doe ik,’ zei ik. ‘Tot later.’
‘Tot later,’ zei Jan, en hij haakte in.
Een uur later belde ik Jan. Hij zat op het terras van een bar waar ik vaak pool speelde. Ik ging te voet naar de bar. Het was maar een klein kwartier wandelen.
Jan zat aan een tafel in de schaduw. We bestelden bier en praatten over voetbal. We hadden het ook kort over onze vriendinnen. We keken naar de mensen die voorbijwandelden. De tijd verstreek. Rond half vijf ging ik terug naar huis. Onder het lopen dacht ik aan gordijnen hangen en verhuisdozen uitpakken. Ik dacht ook na over de winkel.

Ik was in de tuin toen Valerie thuiskwam. Ik raapte kattenstront op, met een plastic zak rond mijn hand.
‘Leuke dag gehad?’ vroeg ze.
‘Ja hoor,’ zei ik. ‘En jij?’
‘Ging wel,’ zei ze.
Ik gooide de plastic zak met kattenstront in een zak voor huisvuil.
‘Wat gaan we hieraan doen?’ vroeg ze.
‘Waaraan?’ vroeg ik.
‘Aan die kattenstront,’ zei ze.
‘Geen idee,’ zei ik.
Ik stak een sigaret op.
‘Ik heb eens nagedacht,’ zei ik.
‘Waarover?’ vroeg Valerie.
‘Over de winkel,’ zei ik.
‘En?’ vroeg Valerie.
Ik sloeg naar een vlieg die op mijn arm kwam zitten.
‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Ik weet het echt niet.’

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

8 jul. 2014 · 0 keer gelezen · 2 keer geliket